ECLI:NL:RBNNE:2021:5260

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
18/160623-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging doodslag en diefstal

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en diefstal van een telefoon. De zaak werd behandeld in Assen, waar de verdachte aanwezig was met haar advocaat, mr. J.A.M. Kwakman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Senior. De tenlastelegging omvatte geweld tegen een slachtoffer, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken zouden zijn geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, aangezien de bijdrage van de verdachte niet substantieel genoeg was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat zij actief had deelgenomen aan de geweldshandelingen of de diefstal van de telefoon. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. R. Depping als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/160623-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/111802-20 en 18/269680-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Zuid Oost, locatie Evertsoord Ter Peel,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Senior.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging en na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 4 juni 2021 tot en met 5 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] (gedurende de hele nacht)
- meermalen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam heeft/hebben geslagen, en/of
- meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn ribben, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt, en/of
- op het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gestaan, en/of
- de keel dicht heeft/hebben geknepen/gedrukt, althans hem (stevig) bij zijn keel vast heeft/hebben gepakt,
(waardoor die [slachtoffer] meermalen het bewustzijn heeft verloren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 4 juni 2021 tot en met 5 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (gedurende de hele nacht)
- meermalen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan, en/of
- meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn ribben, althans tegen zijn lichaam te schoppen, en/of
- op het hoofd van die [slachtoffer] te staan, en/of
- de keel dicht heeft/hebben geknepen/gedrukt, althans hem (stevig) bij zijn keel vast te pakken;
2.
zij op of omstreeks 5 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er, hoewel verdachte aangever zelf niet heeft geschopt en/of geslagen, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen haar en medeverdachte [medeverdachte] . Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte steeds bij de mishandeling aanwezig is geweest, medeverdachte heeft aangespoord en aangemoedigd om aangever te schoppen en te slaan en dat verdachte en medeverdachte de volgende ochtend samen weg zijn gegaan. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte de telefoon van aangever -van het merk Motorola- samen met medeverdachte heeft weggenomen, nu de simkaart van medeverdachte [medeverdachte] op 5 juni 2021 in de weggenomen telefoon van aangever heeft gezeten en op de telefoon van verdachte op 5 juni 2021 om 09:32 uur is gezocht naar ‘Motorola telefoon resetten’, terwijl de verklaring van verdachte hierover zeer onwaarschijnlijk is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw in de eerste plaats aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer] bij de politie niet betrouwbaar is en dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dan blijft over dat aangever is mishandeld, dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die nacht bij aangever in zijn kamer waren en dat zij beiden, volgens camerabeelden, een kwartier vóór de telefonische melding aan de politie dat aangever was mishandeld, langs de woning van aangever liepen. Dat bewijst niet dat het dus verdachte en [medeverdachte] zijn geweest die aangever (al dan niet samen) hebben mishandeld. Subsidiair is in ieder geval geen sprake van medeplegen nu verdachte geen rol had in de uitvoering van de mishandeling en voor medeplegen onvoldoende is dat iemand zich niet heeft gedistantieerd van de situatie. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de telefoon zelf heeft weggenomen, noch dat – als medeverdachte de telefoon heeft meegenomen – er sprake was van medeplegen omdat zij daar dan enkel bij aanwezig zou zijn geweest.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Wat er ook zij van het betrouwbaarheidsverweer en de overige door de raadsvrouw gevoerde verweren, naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is van medeplegen zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Ook indien – zoals in de onderhavige zaak het geval is – geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn of haar aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het enkele niet-distantiëren is onvoldoende om te spreken van medeplegen.
Of verdachte wel vanaf het begin bij de door aangever beschreven (reeks van) mishandelingen aanwezig was, is onvoldoende duidelijk geworden. Gezien de inhoud van het dossier is niet uit te sluiten dat verdachte bij de eerste geweldsexplosie niet aanwezig was, althans indien ervan wordt uitgegaan dat zij eerst rond 23:00 uur bij de woning van [slachtoffer] aankwam. In elk geval zijn er camerabeelden van haar komst rond 23:00 uur bij de woning van aangever. Anderzijds sluiten de camerabeelden niet uit dat verdachte (met medeverdachte) reeds eerder op de avond bij aangever in zijn kamer was, waarna verdachte de woning van aangever heeft verlaten en nadien (in elk geval rond 23:00 uur) aldaar is teruggekeerd.
Wat hier verder ook van zij: ook indien wordt uitgegaan van de aangifte van [slachtoffer] , is de bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Uitgaande van de verklaring van aangever tegenover de politie heeft verdachte immers zelf geen uitvoeringshandelingen gepleegd, maar was zij enkel aanwezig ten tijde van mishandelingen en zou zij medeverdachte [medeverdachte] hebben aangespoord om aangever te slaan en te schoppen. Hoewel de rechtbank dergelijk gedrag op zich zeer kwalijk acht, kan ook als daarvan in dit geval wordt uitgegaan, niet zonder meer worden gesproken van een substantiële bijdrage van verdachte aan de geweldshandelingen. Ook is niet gebleken dat verdachte op enig ander moment een substantiële bijdrage heeft geleverd waarmee haar geringe rol ten tijde van de uitvoering zou kunnen worden gecompenseerd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.

Feit 2

Vastgesteld kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 4 op 5 juni 2021 bij aangever thuis is geweest en dat aangever er op 8 juni 2021 achter kwam dat hij zijn telefoon (van het merk Motorola) miste, die hij 4 juni 2021 om 17:00 uur nog in zijn bezit had. Voorts kan worden vastgesteld dat de simkaart van medeverdachte [medeverdachte] op 5 juni 2021 omstreeks 11:29 uur in de ontvreemde telefoon van aangever [slachtoffer] heeft gezeten en dat op de telefoon van verdachte op 5 juni 2021 tussen 09:32 uur en 09:39 uur meerdere keren op internet is gezocht op het resetten van een Motorola telefoon terwijl de bij aangever weggenomen telefoon ook een Motorola telefoon betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van bovenstaande niet worden vastgesteld dat verdachte zelf de telefoon van aangever heeft weggenomen. In het geval dat de telefoon door [medeverdachte] is meegenomen, kan niet worden vastgesteld dat verdachte daar kennis van had op het moment dat de telefoon werd ontvreemd, laat staan dat zij daar een substantiële bijdrage aan heeft geleverd. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het wegnemen van de telefoon.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.210,- ter vergoeding van materiële schade, € 455,79 ter vergoeding van tandartskosten opgevoerd als immateriële schade en € 125,- proceskosten bestaande uit kosten voor het gebruik van openbaar vervoer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tandartskosten en de kosten in verband met de aanschaf van een bril, te weten € 200,-, voor vergoeding in aanmerking komen. Aldus kan een bedrag van € 655,79 worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens een gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er verschillende gronden zijn waarop de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair in verband met de door haar bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de haar ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 18/111802-20 en 18/269680-20 afwijzen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/111802-20:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 6 oktober 2020.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/269680-20:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 november 2020.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2021.
Mr. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.