ECLI:NL:RBNNE:2021:5245

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
18/216071-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in drugs, wapenbezit en mishandeling van een politieambtenaar

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder de handel in hennep, hasjiesj, cocaïne en heroïne, wapenbezit, mishandeling van een politieambtenaar en witwassen. De verdachte heeft samen met een ander in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 in Beilen, gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj verkocht en/of afgeleverd. Daarnaast heeft hij in dezelfde periode een hoeveelheid cocaïne en heroïne verhandeld. Op 11 augustus 2021 werd hij betrapt met ongeveer 210,14 gram cocaïne en 6,08 gram heroïne in Assen. Tevens heeft hij een semi-automatisch vuurwapen voorhanden gehad en een politieambtenaar mishandeld door deze met een stoel te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder opname in een verslavingszorginstelling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, waarbij ook zijn verslaving aan drugs een rol speelde. De rechtbank heeft de in beslag genomen geldbedragen en weegschaal verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/216071-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/
930160-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Veenhuizen (locatie Norgerhaven).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
op of omstreeks 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 0,78 gram hasjiesj en/of 12 gram hennep en/of 9,01 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid hennep en hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
op of omstreeks 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 0,60 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 5,57 gram en/of 0,16 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te Assen, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 210,14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 6,08 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te Assen, althans in Nederland, (van) een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) van ongeveer 1.835 euro en/of 53,35 euro, althans een of meer geldbedragen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te Assen, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van ongeveer 1.835 euro en/of 53,35 euro, althans een of meer geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 te Assen, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, van het merk CZ, model 635, geladen met een kogelpatroon van het merk Sellier & Bellot kaliber 6.35 mm browning, te weten een semi-automatisch centraalvuur pistool, zijnde een vuurwapen, heeft gedragen en/of vervoerd, althans voorhanden heeft gehad,
en/of
- munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4º in verband met artikel 2 lid 2 van de Wet wapens en munitie, te weten 2 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (S&B), kaliber 6.35 mm Browning, type volmantel, en/of
- 2 centraalvuur kogelhulzen van het merk Sellier & Bellot (S&B), kaliber 6.35 Browning,
voorhanden heeft gehad;
6
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te Assen,
een ambtenaar, [verbalisant] (executief politieambtenaar in de rang van hoofd inspecteur),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met een stoel op de arm(en) en/of de hand(en), althans het lichaam, van die [verbalisant] te slaan;
7
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te Assen
opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de politie Eenheid Noord-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde met inachtneming van het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat ten onrechte als pleegperiode in de tenlastelegging de periode van 1 juli 2020 tot en met 21 oktober 2020 is vermeld. Getuige [getuige 2] spreekt over een periode van twee tot drie maanden, terwijl getuige [getuige 3] spreekt over twee maanden en getuige [getuige 1] over enkele maanden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de pleegperiode aldus moet worden beperkt tot de periode van 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden. Gelet op de eigen verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd en gelet op de onderliggende verdenking van drugsdealen wist verdachte dat het genoemde geld afkomstig was uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd ten aanzien van het ten laste gelegde voorhanden hebben van munitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat ten tijde van het voorhanden hebben van het wapen door verdachte, datzelfde wapen was doorgeladen zoals in de tenlastelegging staat vermeld. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte de bijbehorende aangetroffen munitie voorhanden heeft gehad. Om die reden dient verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte alle hem verweten feitelijke gedragingen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de bewezenverklaringen voor zover nodig hieronder van een nadere motivering voorzien.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1 en 2
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2021, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
NN3R020090 (
onderzoek: Star)d.d. 6 april 2021, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 oktober 2020, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 oktober 2020, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 oktober 2020, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 oktober 2020, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 23 november 2020, met bijlage, opgenomen op pagina 270 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 23 november 2020, met bijlagen, opgenomen op pagina 274 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
Ten aanzien van feit 3 en 4
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 11 augustus 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R021025 (
onderzoek: Gepetto)d.d. 10 september 2021, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 18 augustus 2021, met bijlagen, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2021, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Ten aanzien van feit 5
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 10 mei 2021, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Ten aanzien van feit 6
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2021, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] ;
Ten aanzien van feit 7
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2021, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] .
Overwegingen rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen - waaronder de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] - bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode vanaf 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 schuldig heeft gemaakt aan de handel in hennep en/of hasjiesj en aan de handel in cocaïne en heroïne.
Ten aanzien van feit 5:
Verdachte heeft bekend dat hij op enig moment in de periode 1 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 het tenlastegelegde wapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank is echter met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of het wapen was doorgeladen op het moment dat verdachte dit voorhanden had. Ook kan op basis van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte ook, op enig moment in genoemde periode, de tenlastegelegde munitie voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van die gedeelten van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
op 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 0,78 gram hasjiesj en 12 gram hennep en 9,01 gram hennep, zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 21 oktober 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 0,60 gram cocaïne en 5,57 gram en 0,16 gram heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 11 augustus 2021 te Assen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 210,14 gram cocaïne en 6,08 gram heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 11 augustus 2021 te Assen een voorwerp, te weten geldbedragen van 1.835 euro en 53,35 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 te Assen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, van het merk CZ, model 45, te weten een semi-automatisch centraalvuur pistool, zijnde een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 11 augustus 2021 te Assen, een ambtenaar, [verbalisant] (executief politieambtenaar in de rang van hoofd inspecteur), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door meermalen met een stoel op het lichaam van die [verbalisant] te slaan;
7.
hij op 11 augustus 2021 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die aan de politie Eenheid Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4. witwassen;
5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
6. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
7. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de
strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 , 5, 6 en 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat indien er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, deze straf niet langer zal duren dan tot februari 2022. Verdachte is aangemeld bij de Forensische Verslavingskliniek van Tactus, de Piet Roorda Kliniek. Deze kliniek heeft aangegeven dat er uiterlijk in februari 2022 een plek beschikbaar zal zijn. Het is van belang dat verdachte tijdig begint aan zijn klinische behandeling. De raadsvrouw heeft daarom als modaliteit voorgesteld om aan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een langer voorwaardelijk deel te koppelen zodat verdachte niet in detentie zit op het moment dat er een plek beschikbaar komt voor verdachte in de kliniek.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft gehandeld om zijn eigen drugsverslaving te bekostigen. Bovendien droeg verdachte het wapen bij zich omdat hij angstig was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 samen met een ander schuldig gemaakt aan de handel in hennep, hasjiesj, cocaïne en heroïne. Vanuit de woning van de vriendin van verdachte en moeder van zijn kinderen, in welke woning verdachte toen samen met zijn vriendin en hun kinderen verbleef, heeft hij harddrugs en softdrugs gedeald. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in het verkeer brengen van deze drugs, waarvan het gebruik onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid met zich brengt. Het is bovendien algemeen bekend dat het bezit van en de handel in drugs direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit leidt. Dit levert onrust, hinder en schade aan de maatschappij op. Verdachte heeft gehandeld voor zijn eigen gewin, namelijk (mede) ter financiering van zijn eigen gebruik.
Daarnaast heeft verdachte in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 een semi-automatisch vuurwapen voorhanden gehad. Vuurwapenbezit kan leiden tot het plegen van ernstige strafbare feiten. Het bezit van wapens brengt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte zich op 11 augustus 2021 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, het witwassen van drugsgeld en aan de vernieling van een telefoon. Verdachte heeft op 11 augustus 2021 tevens een politieambtenaar mishandeld. Politieambtenaren verdienen, gezien de rol die zij in de samenleving vervullen, respect en zij moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder dat er fysiek geweld tegen hen wordt uitgeoefend.
De rechtbank acht de feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt ernstig en rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 12 november 2021 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de nu bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 18 november 2021, waarin het volgende is opgenomen. De reclassering schrijft dat verdachte al een lange periode verslaafd is aan zowel harddrugs als softdrugs en dat verdachte hiervoor nooit langdurig in behandeling is geweest. In de gevangenis gebruikt verdachte methadon en cannabis. Het recidiverisico wordt – indien verdachte verdovende middelen blijft gebruiken – ingeschat als hoog.
Verdachte en zijn vriendin willen in de toekomst de stap maken om samen te gaan wonen. De reclassering ziet dit als een grote stok achter de deur om zijn middelengebruik in te perken. De verantwoordelijkheid die hij zal moeten dragen richting zijn kinderen en vriendin zal hierin ondersteunend zijn. De reclassering acht het noodzakelijk dat verdachte een klinische behandeling ondergaat om zijn methadon- en cannabisgebruik te staken, alvorens verdachte gaat samenwonen met zijn vriendin. De reclassering schrijft dat eerdere opnames vroegtijdig zijn beëindigd, maar dat zij van mening is dat de gezinshereniging een goede motivator voor verdachte zal zijn om de opname ditmaal wel positief af te ronden.
Naast abstinentie acht de reclassering het van belang dat de financiële situatie van verdachte in kaart wordt gebracht. Het aangaan van werk in combinatie met een leertraject – zoals verdachte heeft aangegeven – zal een goede stap zijn in het eigen levensonderhoud. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een instelling voor verslavingszorg of een soortgelijke zorginstelling, ambulante behandeling, begeleiding door Veilig Thuis, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan controle op het gebruik van middelen, om het middelengebruik te beheersen. Ook adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht.
Straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank legt derhalve een fors deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Nu de rechtbank het van belang acht dat verdachte passende hulpverlening krijgt, verbindt zij aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden uit te spreken. Gelet op de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel en de motivatie die nodig is voor de klinische opname ziet de rechtbank hierin geen meerwaarde, zodat zij hiertoe niet zal beslissen.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het onder verdachte in beslag genomen geld, te weten € 1.835,- en € 53,35,- en de in beslag genomen weegschaal verbeurd te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de in beslag genomen goederen (te weten: € 1.835,-,
€ 53,35 en de weegschaal) beslist de rechtbank als volgt. Nu dit geld betreft dat uit de baten van de strafbare feiten is verkregen, zullen beide geldbedragen verbeurd worden verklaard.
Tevens zal de weegschaal verbeurd worden verklaard.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

De rechtbank zal, conform de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw, de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18/930160-17 afwijzen. De tenuitvoerlegging van de onder voornoemd parketnummer voorwaardelijk opgelegde taakstraf, zal de aan verdachte op te leggen behandelingen kunnen doorkruisen, terwijl de straf niet in verhouding staat tot de in deze zaak op te leggen straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 304, 350, 420bis, de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- dat veroordeelde zich laat opnemen in een instelling voor verslavingszorg of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Er is een klinische indicatie afgegeven voor FVK Piet Roorda Kliniek.
De opname start in de proeftijd. Vanwege de wachtlijst is een opnamedatum nog niet bekend. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- dat veroordeelde zich laat zich behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in aansluiting op de klinische behandeling of in afwachting van de klinische behandeling, als de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat veroordeelde werkt mee aan de begeleiding door Veilig Thuis of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Met als doel de omgang met en het welzijn van de kinderen. De begeleiding is reeds gestart. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van middelen, om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Beslag

Verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
- geldbedrag € 1.835,- (goednr. eindigend op 1409716)
- geldbedrag € 53,35,- (goednr. eindigend op 1409719)
- weegschaal (goednr. eindigend op 1409726)

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/
930160-17:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 15 mei 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. T.P. Hoekstra, rechters, bijgestaan door mr. L. Ugurlu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.