ECLI:NL:RBNNE:2021:5242

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
18/160501-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel door het helpen van een Birmese man bij zijn reis van België naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van mensensmokkel. De verdachte heeft een Birmese man geholpen om van België naar Nederland te reizen door een treinticket voor hem te kopen en hem vervolgens met de auto van Amsterdam naar Ter Apel te vervoeren, waar de man asiel wilde aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot Nederland wederrechtelijk was. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij alleen maar een kennis heeft geholpen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van mensensmokkel en heeft hem een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, die voorwaardelijk is met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn stabiele leven in Nederland, en heeft besloten om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/160501-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2021.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 27 juli 2020 tot en met 25 augustus 2020, althans in de maanden juli en/of augustus 2020, te België en/of te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde en/of elders in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, een ander, te weten [betrokkene 1] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, in elk geval in Nederland, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
  • door een treinticket voor voornoemde [betrokkene 1] te kopen om vanuit Beveren (België) naarAmsterdam te reizen, en/of
  • met zijn, verdachtes, auto voornoemde [betrokkene 1] vanuit Amsterdam naar het opvangcentrum inTer Apel, althans naar een plek in Nederland, te vervoeren, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij alleen maar een kennis heeft geholpen en zich niet schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 6 december 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Mijn oom, [medeverdachte] , en ik hebben [betrokkene 1] op 25 augustus 2020 in de auto van Amsterdam naar Ter Apel gebracht. Eerder die maand had ik al een treinkaartje voor [betrokkene 1] gekocht voor zijn reis van België naar Nederland. Ik heb niet naar zijn verblijfsstatus of reisdocumenten geïnformeerd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 14 september 2020, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/20-002649, d.d. 23 september 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 19) Op dinsdag 25 augustus 2020 omstreeks 11:50 uur reden wij, verbalisanten, over de Ter Apelervenen te Ter Apel. Ter hoogte van het asielzoekerscentrum zagen wij een voertuig wegrijden in de richting van de Nulweg te Ter Apel. Wij zagen dat het voertuig in een bocht keerde en weer in de richting van het asielzoekerscentrum reed. Wij zagen dat het voertuig afsloeg en in de richting van de penitentiaire inrichting reed. Na ongeveer 500 meter keerde het voertuig wederom en reed weer in de richting van het asielzoekerscentrum. Hierop het voertuig stilgehouden om de inzittenen te controleren.
De bestuurder overhandigde ons een goedgelijkend, geldige Nederlandse verblijfstitel op naam van [verdachte] .
Op dat moment kwam er een voorbijgangster langs die aangaf dat dit voertuig net een tweetal personen had afgezet bij het aanmeldcentrum te Ter Apel. Hierop zijn [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar het aanmeldcentrum gereden en hebben de 2 personen aangetroffen.
Een persoon overhandigde ons een goedgelijkend, geldige Nederlandse verblijfstitel op naam van [medeverdachte] .
De andere persoon had geen documenten bij zich waaruit zijn identiteit, nationaliteit of verblijfrechtelijke positie bleek. Hij had een kopie van een paspoort van Myanmar bij zich op naam van [betrokkene 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 augustus 2020, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 1] :
A: Mijn nationaliteit is Myanmarees.
(p. 32) A: Ik heb 3 keer asiel aangevraagd in Nederland maar ben 3 keer afgewezen. Toen ben ik naar België gegaan en heb daar weer asiel aangevraagd, maar vanwege mijn eerdere asielaanvraag in Nederland moest ik weer terug naar Nederland.
(p. 34) V: Hoe kent u deze mannen?
A: Ik vertel nu dat ik ze beiden ken vanuit de tijd dat ik nog in Birma woonde. 1 heet [medeverdachte] en de andere heet [verdachte] . A: Het zijn kennissen van mij.
A: Ik ben op vrijdag 14 augustus 2020 om 9:44 uur vanuit België met de trein naar Amsterdam gegaan. En ik wil nog een keer asiel aanvragen, daarom hebben ze mij met de auto van meneer [verdachte] naar Ter Apel gebracht.
V: Dus [medeverdachte] en [verdachte] hebben u naar het AZC gebracht met de auto van meneer [verdachte] klopt dat?
A: Ja dat klopt.
(p. 35) A: Ze vonden het wel eng om mij te brengen omdat ik illegaal ben.
A: Meneer [verdachte] reedt de auto.
V: Wie wist de weg naar Ter Apel?
A: Ze hadden navigatie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 augustus 2020, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 70) V: U bent aangehouden in een auto.
V: Wie zijn de personen die bij u in de auto zaten?
A: Bestuurder = [verdachte] en inzittende= [betrokkene 1] .
(p. 73) V: Waar wilden jullie naartoe reizen?
A: Ter Apel.
V: Wat wilden jullie daar gaan doen?
A: Om [betrokkene 1] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 1] ) naar Ter Apel te brengen om asiel aan te vragen.
V: Dan kunt u toch weten dat iemand die asiel komt aanvragen mogelijk geen status heeft in NL?
A: Dat klopt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. augustus 2020, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 83) A: [betrokkene 1] heeft mij op 23 augustus 2020 verteld dat hij naar Ter Apel wilde.
(p. 84) Ik heb hem verteld dat [verdachte] vrij was en wij hem met de auto weg konden brengen. Zo gezegd, zo gedaan.
A: Ik weet dat hij geen verblijfvergunning heeft.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de toegang tot en de doorreis door Nederland van
[betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1] ) wederrechtelijk was. Dit gold zowel ten tijde van de reis van [betrokkene 1] van België naar Nederland als ten tijde van zijn reis van Amsterdam naar Ter Apel. De rechtbank acht daarbij tevens bewezen dat verdachte ten aanzien van beide momenten wetenschap van deze wederrechtelijkheid had moeten hebben en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft allereerst een treinticket gekocht voor [betrokkene 1] , die hij omschrift als een kennis en die - net als hij - afkomstig is uit Birma. Verdachte heeft op achttien à negentienjarige leeftijd zelf in Nederland asiel aangevraagd en inmiddels een verblijfsvergunning gekregen. Hij was er daarom uit eigen ervaring van op de hoogte dat personen met de Birmese nationaliteit niet vanzelfsprekend recht op verblijf in Nederland hebben. Desondanks heeft verdachte verzuimd om naar de verblijfsstatus van
[betrokkene 1] te informeren alvorens hij een treinticket voor hem heeft gekocht voor diens reis van
België naar Nederland. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte op het moment dat hij [betrokkene 1] behulpzaam was bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland (vanuit België), ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was.
Ten aanzien van de reis van Amsterdam naar Ter Apel overweegt de rechtbank als volgt.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte hem naar Ter Apel hebben gebracht omdat hij asiel wilde aanvragen en dat ze het eng vonden om hem te brengen omdat hij illegaal was. Medeverdachte heeft verklaard dat hij wist dat gesmokkelde asiel in Ter Apel wilde aanvragen en dat zij hem om die reden daar naartoe hebben gebracht. Gelet op deze verklaringen hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij (kennelijk als enige van het reisgezelschap) niet wist dat [betrokkene 1] in Ter Apel asiel wilde aanvragen, terwijl zij elkaar alle drie al voor de reis kenden en hij [betrokkene 1] al eerder had geholpen met diens reis van België naar Nederland.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op zijn minst genomen ernstige redenen had te vermoeden dat de doorreis door Nederland van [betrokkene 1] wederrechtelijk was.
Tevens is de rechtbank op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat er bij de uitvoering van het feit, voor zover dit ziet op het vervoer van [betrokkene 1] van Amsterdam naar Ter Apel, tussen verdachte en medeverdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het feit in zoverre tezamen en in vereniging heeft gepleegd met een ander.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, tezamen en in vereniging met een ander, in de periode van 27 juli 2020 tot en met 25 augustus 2020, in België en in Nederland, een ander, te weten [betrokkene 1] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland,
  • door een treinticket voor voornoemde [betrokkene 1] te kopen om vanuit Beveren (België) naarAmsterdam te reizen, en
  • met een auto voornoemde [betrokkene 1] vanuit Amsterdam naar het opvangcentrum in Ter Apel tevervoeren, terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van mensensmokkel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit wordt veroordeeld tot een gevangenis van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en de verklaring van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (medeplegen van) mensensmokkel. Hij heeft een Birmese man geholpen van België naar Nederland te reizen door een treinticket voor hem te kopen en hij heeft deze man anderhalve week daarna, met medeverdachte, in de auto van Amsterdam naar Ter Apel vervoerd om daar asiel te kunnen aanvragen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om daar in zijn voordeel van af te wijken.
De rechtbank heeft in het bijzonder gelet op het blanco strafblad van verdachte en het feit dat hij zijn leven in Nederland goed op orde heeft. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een opleiding volgt en een bijbaan heeft in een restaurant, waarmee hij zichzelf financieel kan bedruipen. In het rapport van Reclassering Nederland d.d. 23 augustus 2021 wordt het recidiverisico als laag ingeschat en worden de schadelijke neveneffecten van een detentie voor verdachte als buitenproportioneel groot aangemerkt waarbij hij onder meer zijn woning en baan kan gaan verliezen. De rechtbank acht het daarom niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt.
Alles overwegende ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a. 14b, 14c, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2021.