ECLI:NL:RBNNE:2021:5241

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
18/092396-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel van een Servisch gezin vanuit Frankrijk naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte heeft een Servisch gezin, bestaande uit de ouders en vier kinderen, van Frankrijk via België naar Nederland vervoerd met het doel daar asiel aan te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2019 in Ter Apel, gemeente Westerwolde, anderen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, waarop verstek is verleend. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de wederrechtelijkheid van de doorreis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, rekening houdend met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het blanco strafblad van de verdachte in Nederland. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen in het voordeel van de verdachte. De rechtbank heeft de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze ten tijde van de uitspraak golden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/092396-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1959 te [geboorteplaats 2] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
6 december 2021.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 30 september 2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland,
een ander of anderen, te weten
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en/of
[betrokkene 4] en/of
[betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Frankrijk en/of België en/of Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door hen te vervoeren van Metz (Frankrijk) naar Ter Apel (Nederland), terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het feit gevorderd. De officier van justitie acht het feit ten aanzien van alle in de tenlastelegging genoemde personen te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 30 september 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/19-003402, d.d. 25 oktober 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
(p. 15) Op maandag 30 september 2019, 20:40 uur, zag ik een personenauto voorzien van een Luxemburgs kenteken, [kenteken] , merk Audi, type A3 en zwart van kleur, parkeren ter hoogte van een parkeerstrook gelegen aan de Ter Apelervenen te Ter Apel. Ik zag dat een manspersoon het motorvoertuig bestuurde en dat er zes passagiers uit het voertuig stapten: een man, een vrouw en vier kinderen. Ik heb de bestuurder en passagiers van het voertuig staande gehouden op grond van artikel 50 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000 ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
De bestuurder overhandigde een Kroatische identiteitskaart en gaf op te zijn:
[verdachte] en bezat de Kroatische nationaliteit.
De mannelijke passagier, vermoedelijk vader, voldeed niet aan artikel 4.21 Vreemdelingenbesluit. Hij kon wel een kopie van een Servische paspoort overhandigen en gaf op te zijn: [betrokkene 1] . De vrouwelijke passagier, vermoedelijk moeder, voldeed niet aan artikel 4.21 Vreemdelingenbesluit. Zij kon wel een Servische identiteitskaart overhandigen en gaf op te zijn: [betrokkene 2] geboren op [geboortedatum 2] 1987 te [geboorteplaats 3] .
(p. 16) De vier kinderen hadden geen enkele vorm van identiteitspapieren. Wel waren de ouders in het bezit van geboorteaktes van de kinderen, welke in Servische geschreven zijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2019,opgenomen op pagina 57 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 01 oktober 2019 hebben wij een inbeslag genomen personenauto, te weten een zwarte
Audi RS3, voorzien van het Luxemburgse kenteken: [kenteken]
In het portier van de bestuurder vonden wij een los briefje met een adres in ter Apel, te weten: "9561 MC ter Apel". Google geeft aan dat deze postcode overeenkomt het aanmeldcentrum ter Apel, Ter Apelervenen nummer 5.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 oktober 2019,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte: (p. 70) Uiteindelijk heb ik besloten om ze toch naar Nederland te brengen. Rond 13:30 uur reden we vanaf Hayange via Longwy, Arlon, Luik, Maastricht richting een locatie in Ter
Apel. [betrokkene 1] heeft me dit adres gegeven. [betrokkene 1] wilde hier asiel aanvragen met zijn gezin.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 oktober 2019,opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 1] :
(p. 26) A: Ik heb alleen een Servische nationaliteit.
(p. 27) A: Mijn zoon heet: [betrokkene 6] . Mijn dochters(3) heten: [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , [betrokkene 3] .
(p. 28) V: U bent gecontroleerd toen u in een auto zat. Van wie is deze auto?
A: Van de man die ons hier naartoe heeft gebracht.
(p. 32) V: Wat had u afgesproken met de bestuurder qua bestemming in Nederland?
A: Hierheen, zodat ik mij zou melden voor Asiel.
V: Wist de bestuurder dat je asiel wou aanvragen in Nederland?
A: Ja dit wist hij.
V: Wist de bestuurder waar u naartoe moest?
A: Ja, dit wist de bestuurder. Iemand in Metz heeft het adres van asiel doorgestuurd.
V: Heeft u dit papier aan de bestuurder gegeven?
A: Ja, dit heeft hij ingevoerd in de navigatie.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de toegang tot en de doorreis door Nederland van de door verdachte vervoerde personen wederrechtelijk was. De rechtbank acht daarbij tevens bewezen dat verdachte wetenschap had van deze wederrechtelijkheid, nu uit onder meer zijn eigen verklaring ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee volgt dat hij wist dat de door hem vervoerde personen asiel wilden aanvragen in Nederland.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2019 in Nederland, anderen, te weten [betrokkene 1] en
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en
[betrokkene 6] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, door hen te vervoeren van Metz (Frankrijk) naar Ter Apel (Nederland), terwijl hij, verdachte, wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van mensensmokkel. Hij heeft een Servisch gezin, bestaande uit de ouders en vier kinderen, vanuit Frankrijk via België naar Nederland vervoerd om daar asiel te kunnen aanvragen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf stelt de rechtbank allereerst vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, nu het vonnis wordt gewezen meer dan twee jaar na de aanvang van de zaak op 1 oktober 2019, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte laten meewegen.
Verder wordt bij de strafbepaling in smokkelzaken onder meer rekening gehouden met het aantal gesmokkelden en of er sprake is van kinderen en/of gezinnen. De rechtbank zal in deze zaak in enige mate in het voordeel van verdachte rekening houden met het feit dat de door verdachte vervoerde personen tezamen een gezin vormden, waaronder in totaal twee volwassenen. Verder heeft de rechtbank gelet op het blanco strafblad van verdachte in Nederland.
Alles overwegende ziet de rechtbank aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie, te weten voor de duur van zes maanden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2021.