In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Natuur- en Landschapsvereniging "De Wâlden, de Marren" en het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân. De eiseres heeft beroep ingesteld tegen de ontheffing die is verleend op grond van de Wet natuurbescherming voor het vernielen of beschadigen van nesten van beschermde vogelsoorten in het kader van een pilotproject voor snelvaren op het Burgumer Mar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing is verleend voor de periode van 15 juni 2019 tot en met 15 september 2021, waarbij snelvaren overdag is toegestaan onder bepaalde voorwaarden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die betoogde dat de ontheffing niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat er alternatieven voorhanden zijn, overwogen. Eiseres stelde dat de ontheffing niet in het belang van natuurbehoud is en dat het onderzoek naar de effecten van snelvaren op de natuurwaarden onvoldoende is. De rechtbank heeft de adviezen van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) in haar overwegingen betrokken en geconcludeerd dat de ontheffing niet voldoet aan de eisen van de Wet natuurbescherming. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ontheffing niet voldoende is gemotiveerd en dat er onvoldoende is aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor het snelvaren. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht vergoed.