Op 14 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 21/3408, waarin verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een erfafscheidingsmuur en een bloembak op een perceel in [plaats 1]. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet was voldaan aan het vereiste van onverwijlde spoed. De vergunninghouder is eigenaar van het perceel en de vragen van verzoekers over de eigendomssituatie en de impact op het beschermd dorpsgezicht zijn niet van dien aard dat er sprake is van onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vergunninghouder voor eigen rekening en risico bouwt en dat, mocht het bouwplan in de bezwaarfase onrechtmatig blijken, de vergunninghouder kan worden opgedragen de bouwwerken af te breken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was, en dat een rechtmatigheidsoordeel in de bezwaarfase kan worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.