ECLI:NL:RBNNE:2021:5192

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
LEE 21/3408
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor bouw erfafscheidingsmuur en bloembak

Op 14 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 21/3408, waarin verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een erfafscheidingsmuur en een bloembak op een perceel in [plaats 1]. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet was voldaan aan het vereiste van onverwijlde spoed. De vergunninghouder is eigenaar van het perceel en de vragen van verzoekers over de eigendomssituatie en de impact op het beschermd dorpsgezicht zijn niet van dien aard dat er sprake is van onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vergunninghouder voor eigen rekening en risico bouwt en dat, mocht het bouwplan in de bezwaarfase onrechtmatig blijken, de vergunninghouder kan worden opgedragen de bouwwerken af te breken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was, en dat een rechtmatigheidsoordeel in de bezwaarfase kan worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3408

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [plaats 1] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, verweerder

(gemachtigde: C.M. Smid).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[vergunninghouder], te [plaats 2] , de vergunninghouder.

Procesverloop

In het besluit van 10 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een erfafscheidingsmuur op het perceel [adres 1] te [plaats 1] (het perceel).
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft gedingstukken ingediend.
Bij brief van 23 november 2021 heeft de rechtbank de vergunninghouder gevraagd om mee te delen of hij bereid is om te wachten met het gebruiken van de omgevingsvergunning tot verweerder een besluit op het bezwaar van verzoekers heeft genomen.
De vergunninghouder heeft telefonisch aan de griffier meegedeeld daartoe niet bereid te zijn.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting te doen op het verzoek, omdat hij van oordeel is dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval niet is voldaan aan het vereiste van onverwijlde spoed. Het vergunde bouwplan behelst het bouwen van een erfafscheidingsmuur en een bloembak op het perceel. Uit de aanvraag volgt dat het perceel, ook het gedeelte waarop het bouwplan is geprojecteerd, in eigendom is van de vergunninghouder. De vraag van verzoekers of de aanvraag een juiste weergave van de eigendomssituatie ter plaatse bevat, levert geen spoedeisend belang op. Die vraag kan in de bezwaarfase worden beantwoord. Voorts is van belang dat de vragen van verzoekers over wijziging van het beschermd dorpsgezicht door de vergunde bouw- en gebruiksactiviteiten niet zien op onomkeerbare gevolgen. Vaststaat dat de vergunninghouder voor eigen rekening en risico bouwt, als hij daartoe overgaat voordat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden. Als het bouwplan in de bezwaarfase onrechtmatig blijkt te zijn, kan verweerder de vergunninghouder opdragen de erfafscheiding en bloembak weer af te breken. De bestaande invulling van de planlocatie, te weten een heg en gras, kan dan gemakkelijk hersteld worden. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook van belang dat de vergunde bouwwerken beperkt van hoogte en omvang zijn en aansluiten bij een reeds bestaande erfafscheidingsmuur op het perceel. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat een rechtmatigheidsoordeel in de bezwaarfase kan worden afgewacht. Het onderhavige verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 14 december 2021. De uitspraak is openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.