Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en een taakstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 uren, te fors is. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde zelf nog heel jong en het heeft lang geleden plaatsgevonden. Sindsdien hebben er geen andere incidenten plaatsgevonden. De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van 1 jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje van destijds 8 à 9 jaar oud toen hij zelf 13 à 14 jaar oud was. Het slachtoffer kwam regelmatig bij verdachte thuis, onder andere om met haar tante te knutselen. Met de seksuele handelingen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat juist op een plaats en bij een familielid waar, respectievelijk waarbij, zij zich veilig had moeten kunnen voelen. Uit de brief van het slachtoffer blijkt ook hoe groot de negatieve impact van het gebeurde voor haar is en is geweest. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is behalve in verband met dit feit, niet vaker met politie en justitie in aanraking gekomen. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geconcludeerd dat er een lage kans is dat verdachte zich schuldig zal maken aan strafbaar gedrag. Verdachte lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Hij werkt hard en is gericht op een fatsoenlijke toekomst. Het is voor de Raad niet goed mogelijk om goed inzicht te krijgen in het delictgedrag van verdachte en het risico op met name seksuele recidive. Verdachte vindt het moeilijk om over het delict te praten en vindt het sowieso moeilijk om over zijn gevoelens te praten. De Raad vindt het leeftijdsverschil van ruim vijf jaar tussen verdachte en het slachtoffer en het feit dat het slachtoffer zijn nichtje is, zorgelijk. Verdachte heeft ter zitting de indruk gegeven zich ervan bewust te zijn dat zijn gedrag niet goed is geweest. De Raad adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht contact met de jeugdreclassering van het Leger des Heils en het meewerken aan hulpverlening, zodat verdachte het gesprek blijft aangaan, ook op de momenten waarop hij het niet nodig acht.
De rechtbank zal het advies van de Raad niet volledig opvolgen. Uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verdachte op vrijwillige basis open staat voor een behandeling en dat hij ook al een afspraak heeft gemaakt bij de hulpverlening. Hij lijkt in te zien baat bij een dergelijke behandeling te kunnen hebben. De rechtbank zal daarom niet kiezen voor een behandeling in een verplicht kader. Wel ziet de rechtbank toegevoegde waarde in een verplicht reclasseringscontact. Verdachte heeft voorafgaand aan de zitting al contact gehad met de jeugdreclassering en ervaart de gesprekken als helpend. De reclasseringsmedewerker die hem begeleidt heeft ter terechtzitting meegedeeld dat het verdachte steeds beter lukt om open te zijn over zijn gevoelsleven en seksualiteitsbeleving. De rechtbank acht het passend om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden op te leggen met als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de jeugdreclassering van het Leger des Heils. Daarnaast vindt de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats. De rechtbank vindt een taakstraf voor de duur van 30 uren passend bij zijn draagkracht, gelet op het hoge aantal uren dat verdachte werkt, het feit dat hij zich op vrijwillige basis onder behandeling stelt en daarnaast nog afspraken heeft met de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de behandeling ter zitting en dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zelf ook nog erg jong was. Dat is ook de reden dat de rechtbank een kortere proeftijd zal bepalen dat de officier van justitie heeft gevorderd, namelijk één jaar in plaats van twee jaar.