ECLI:NL:RBNNE:2021:5175

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
18/033670-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige binnen familieverband

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jonge verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, geboren in 2004. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek achter gesloten deuren op 25 november 2021. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Boksem, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen die plaatsvonden in de jaren 2012 en/of 2013, toen het slachtoffer nog geen zestien jaar oud was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en eenduidig waren, en dat de verdachte vrijwel alle handelingen heeft bekend. De verdediging betwistte echter de handeling van het likken aan de tepels, maar de rechtbank oordeelde dat ook deze handeling wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan in de periode voordat het slachtoffer diabetes kreeg, wat een belangrijk moment in haar leven was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van dertig uren.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten, een grove inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank volgde niet volledig het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, maar legde wel een meldplicht op bij de jeugdreclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van ontuchtige handelingen binnen een familieverband en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/033670-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 25 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de jaren 2012 en/of 2013 te Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (meermalen) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het ontkleden van zichzelf (ten overstaan van die [slachtoffer] ) en/of die [slachtoffer] en/of het betasten van de borst(en/-streek) en/of de vagina en/of het likken aan de tepels van die [slachtoffer] en/of het (geheel of deels) naakt op haar te gaan liggen met zijn, verdachtes, penis tussen haar benen (en/of dichtbij de schaamstreek/vagina) en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde handelingen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster eenduidig en consistent is en dat verdachte uiteindelijk nagenoeg alle handelingen heeft bekend. Met betrekking tot de periode heeft de moeder van aangeefster een duidelijk moment in het leven van aangeefster gegeven waarna het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, namelijk nadat er op haar 9e diabetes bij aangeefster is vastgesteld. Daarmee is er ook genoeg bewijs voor de tenlastegelegde periode.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de handelingen zoals ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met uitzondering van het likken aan de tepel. Dit heeft verdachte ontkend. Alle andere handelingen heeft verdachte bekend.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode heeft de raadsman aangevoerd dat het volgens verdachte is gebeurd in het jaar waarin hij net naar het voortgezet onderwijs ging, dus in het jaar 2010/2011. Dit kan onder “omstreeks” vallen.

Oordeel van de rechtbank

1

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Uit het informatieve gesprek met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, (hierna:
aangeefster) op 3 augustus 2020 blijkt onder meer het volgende. In de periode dat zij 8 of 9 jaar was kwam zij gedurende een periode iedere zondagmiddag bij haar oom en tante in Leeuwarden. Zij ging dan geregeld met haar neef [verdachte] (hierna: verdachte) naar zijn slaapkamer. Op de slaapkamer kleedde verdachte aangeefster en zichzelf uit. Hij betastte haar borsten en likte aan haar tepels.
Verder is verdachte een keer op haar gaan liggen waarbij zijn piemel vlakbij haar vagina kwam. Aangeefster heeft een keer de piemel van verdachte vastgehouden
2.
In de aangifte op 20 augustus 2020 heeft aangeefster het volgende verklaard. De door haar genoemde handelingen zijn gebeurd voordat zij diabetes heeft gekregen. Ze heeft op haar 9e diabetes gekregen. Ze ging met haar neef [verdachte] naar zijn slaapkamer. Verdachte kleedde aangeefster uit. Hij raakte haar aan bij haar borsten en likte aan haar tepels. Hij ontkleedde ook zichzelf. Aangeefster heeft ook de piemel van verdachte moeten vasthouden. Verdachte is ook naakt op aangeefster gaan liggen.
3De moeder van aangeefster heeft verklaard dat het is gebeurd in de periode tussen de verhuizing in 2011 en de diagnose van diabetes in januari 2014.
4
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster meerdere keren met hem meeging naar zijn slaapkamer in zijn woning. Hij heeft verder verklaard dat hij zich in ieder geval één keer heeft uitgekleed in haar bijzijn en dat het ook kan zijn dat dat vaker zo was. Hij heeft haar borsten aangeraakt. Hij heeft haar vagina aangeraakt. Aangeefster heeft zijn piemel aangeraakt. Hij heeft een keer op aangeefster gelegen.
5
Overweging
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Anders dan de raadsman acht de rechtbank ook het likken aan de tepels wettig en overtuigend bewezen. De regels van het bewijsminimum betreffen de tenlastelegging in haar geheel en niet ieder afzonderlijk onderdeel daarvan. Aangeefster heeft consistent verklaard over de gebeurtenissen op de slaapkamer van verdachte, waaronder ook over het likken aan haar tepels. Ondanks de ontkenning van verdachte van deze handeling ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster en acht deze dan ook betrouwbaar, ook op dit punt. Alle andere handelingen worden ondersteund door de bekennende verklaring van verdachte.
Periode
Met betrekking tot de stelling van de raadsman over de periode waarin het ten laste gelegde is gepleegd is de rechtbank van oordeel dat de door aangeefster genoemde periode aannemelijk is omdat zij zegt zich te herinneren dat het is gebeurd in de periode voordat bij haar diabetes is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is het horen van de genoemde diagnose een ingrijpend moment in het leven van aangeefster, zodat aannemelijk is dat de bewezenverklaarde gebeurtenissen zich omstreeks de tenlastegelegde periode hebben voorgedaan.
Tekst

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks de jaren 2012 en/of 2013 te Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het ontkleden van zichzelf ten overstaan van [slachtoffer] , het ontkleden van [slachtoffer] , het betasten van de borststreek en de vagina, het likken aan de tepels van [slachtoffer] en het naakt op haar gaan liggen met zijn penis tussen haar benen en dichtbij de schaamstreek/vagina en het laten betasten van zijn penis door [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en een taakstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 uren, te fors is. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde zelf nog heel jong en het heeft lang geleden plaatsgevonden. Sindsdien hebben er geen andere incidenten plaatsgevonden. De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van 1 jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje van destijds 8 à 9 jaar oud toen hij zelf 13 à 14 jaar oud was. Het slachtoffer kwam regelmatig bij verdachte thuis, onder andere om met haar tante te knutselen. Met de seksuele handelingen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat juist op een plaats en bij een familielid waar, respectievelijk waarbij, zij zich veilig had moeten kunnen voelen. Uit de brief van het slachtoffer blijkt ook hoe groot de negatieve impact van het gebeurde voor haar is en is geweest. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is behalve in verband met dit feit, niet vaker met politie en justitie in aanraking gekomen. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geconcludeerd dat er een lage kans is dat verdachte zich schuldig zal maken aan strafbaar gedrag. Verdachte lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Hij werkt hard en is gericht op een fatsoenlijke toekomst. Het is voor de Raad niet goed mogelijk om goed inzicht te krijgen in het delictgedrag van verdachte en het risico op met name seksuele recidive. Verdachte vindt het moeilijk om over het delict te praten en vindt het sowieso moeilijk om over zijn gevoelens te praten. De Raad vindt het leeftijdsverschil van ruim vijf jaar tussen verdachte en het slachtoffer en het feit dat het slachtoffer zijn nichtje is, zorgelijk. Verdachte heeft ter zitting de indruk gegeven zich ervan bewust te zijn dat zijn gedrag niet goed is geweest. De Raad adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht contact met de jeugdreclassering van het Leger des Heils en het meewerken aan hulpverlening, zodat verdachte het gesprek blijft aangaan, ook op de momenten waarop hij het niet nodig acht.
De rechtbank zal het advies van de Raad niet volledig opvolgen. Uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verdachte op vrijwillige basis open staat voor een behandeling en dat hij ook al een afspraak heeft gemaakt bij de hulpverlening. Hij lijkt in te zien baat bij een dergelijke behandeling te kunnen hebben. De rechtbank zal daarom niet kiezen voor een behandeling in een verplicht kader. Wel ziet de rechtbank toegevoegde waarde in een verplicht reclasseringscontact. Verdachte heeft voorafgaand aan de zitting al contact gehad met de jeugdreclassering en ervaart de gesprekken als helpend. De reclasseringsmedewerker die hem begeleidt heeft ter terechtzitting meegedeeld dat het verdachte steeds beter lukt om open te zijn over zijn gevoelsleven en seksualiteitsbeleving. De rechtbank acht het passend om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden op te leggen met als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de jeugdreclassering van het Leger des Heils. Daarnaast vindt de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats. De rechtbank vindt een taakstraf voor de duur van 30 uren passend bij zijn draagkracht, gelet op het hoge aantal uren dat verdachte werkt, het feit dat hij zich op vrijwillige basis onder behandeling stelt en daarnaast nog afspraken heeft met de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de behandeling ter zitting en dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zelf ook nog erg jong was. Dat is ook de reden dat de rechtbank een kortere proeftijd zal bepalen dat de officier van justitie heeft gevorderd, namelijk één jaar in plaats van twee jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde: dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Geeft aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Leeuwarden een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoer, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meervingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, en mr. N.A. Vlietstra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2021.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2020196981, doorgenummerd 1 tot en met 58.
Pagina 4 e.v.
Pagina 7 e.v.
Pagina 13
Verklaring ter zitting van 25 november 2021.