Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/054817-20 en het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/000567-21 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de LOVS-oriëntatiepunten. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de grote impact die de diefstal met geweld heeft gehad op aangeefster [benadeelde partij 1]. Tot slot heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een lange proeftijd als stok achter de deur, met daaraan verbonden reclasseringstoezicht. De raadsman heeft de rechtbank daarbij verzocht rekening te houden met het feit dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij verdachte voor problemen op verschillende leefgebieden zal zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij hij midden in de nacht aangeefster [benadeelde partij 1] in haar woning heeft overlopen en haar meerdere malen op grove wijze heeft vastgepakt en bedreigd. Dit feit houdt een ernstige en ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit én de persoonlijke levenssfeer van aangeefster in. De rechtbank houdt daarbij rekening met de seksuele component van verdachtes handelswijze, nu verdachte bij het vastpakken van aangeefster ook haar borsten heeft betast. Dit moet, in combinatie met de uitlatingen van verdachte dat zij stil moest zijn en dat het geen pijn hoefde te doen, voor aangeefster extra beangstigend zijn geweest. Aangeefster heeft uiteindelijk, ondanks het geweld van verdachtes kant, uit haar eigen woning kunnen vluchten.
Al het voorgaande heeft een zodanige impact gehad op aangeefster dat zij zich genoodzaakt heeft gezien om te verhuizen. De rechtbank rekent verdachte aan dat het zeer grof en beangstigend is wat hij aangeefster heeft aangedaan en houdt in zijn nadeel rekening met het feit dat hij tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij aangeefster heeft aangedaan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een koperen regenpijp, hetgeen getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Het betreft een ergerlijk feit dat naast financiële schade ook overlast voor de betrokkenen teweegbrengt. Ook voor het plegen van dit feit heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVSoriëntatiepunten voor woningovervallen, waarbij een gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt wordt genomen.
In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In zijn voordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport van de VNN d.d. 15 juli 2021. Uit dit rapport blijkt dat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft. Het recidiverisico kan gelet op verdachtes ontkennende houding niet worden ingeschat. Ondanks de negatieve houding
van verdachte ten opzichte van reclasseringstoezicht en het feit dat eerdere trajecten zijn gestagneerd, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het verplicht beschermd of begeleid wonen.
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten, verdachtes ontkennende proceshouding en zijn ambivalente houding ten opzichte van reclasseringstoezicht van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank, conform het genoemde uitgangspunt voor woningovervallen, aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen.