ECLI:NL:RBNNE:2021:5138

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
18/223130-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging van een taxichauffeur en diefstal met bedreiging van geweld in een supermarkt

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1974 en gedetineerd in PI Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van een taxichauffeur en diefstal met bedreiging van geweld in een supermarkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 augustus 2021 in Groningen de taxichauffeur heeft bedreigd met een schroevendraaier, wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast vond de rechtbank dat de verdachte op 26 juli 2021 in een Jumbo-supermarkt zakken met vlees had gestolen, waarbij hij medewerkers bedreigde met een mes. De rechtbank achtte de bedreiging en diefstal wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte een algemeen gevoel van onveiligheid had gecreëerd door zijn daden en dat er geen aanleiding was voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/223130-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , ingeschreven op [adres] , nu gedetineerd in PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2021, in de gemeente Groningen, op de [adres] , althans op de openbare weg, een portemonnee met inhoud, onder meer 400 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te maken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2021, in de gemeente Groningen,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2. hij op of omstreeks 26 juli 2021, in de gemeente Groningen, in/uit een winkel gevestigd aan [adres] (Jumbo), één of meer zakken met vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) medewerker(s) van genoemde Jumbo, genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, te wijzen naar en/of te houden in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer anderen dreigend de woorden toe te voegen: "Ik pak jullie allemaal", althans woorden van gelijke strekking en/of aard.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair. Zij heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 subsidiair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en dat alleen een veroordeling wegens diefstal kan volgen voor feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot feit 1 kunnen de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet worden gebruikt voor het bewijs. Getuige [getuige 1] moet het hele voorval hebben gezien maar deze getuige verklaart niets over een steekwapen of stekende bewegingen. Getuige [getuige 2] zou stekende bewegingen met een scherp voorwerp hebben gezien, maar dit was niet mogelijk vanaf zijn woning op de vierde verdieping respectievelijk een afstand van (aldus) meer dan 25 meter. Bovendien heeft niet deze getuige, maar zijn vriendin gezien dat het om een metaalkleurig, lang voorwerp ging.
Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte de diefstal erkend, maar kan niet worden bewezen dat verdachte een mes heeft getrokken om het personeel te bedreigen. Verdachte ging direct weg. Daarnaast is het opmerkelijk dat een van de twee personeelsleden die dichtbij stonden geen mes heeft gezien.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 23 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 18 augustus 2021 heb ik een taxi genomen naar de [adres] in Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2021,opgenomen op pagina 8 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2021224441 en 2021201610 van 7 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 18 augustus 2021 was ik werkzaam in de stad Groningen als taxichauffeur. Er nam een man plaats op de bijrijdersstoel. Ik stopte mijn taxi halverwege de [adres] . Op dat moment zag ik dat de man uitstapte. Ik zei dat ik nog geld kreeg van de man. Vervolgens zag ik dat de man zich omdraaide en ineens met een schroevendraaier in zijn rechterhand stond. Ik zag dat de man stekende bewegingen in mijn richting maakte, waardoor ik op de grond viel. Hierna stond ik op, maar zag en hoorde dat de man wederom stekende bewegingen in mijn richting maakte terwijl ik om mijn geld vroeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 augustus2021, opgenomen op pagina 15 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben op 18 augustus 2021 getuige geweest van een incident in de [adres] te Groningen. Ik zag een taxi staan. De taxichauffeur liep naar de klant toe. Ik zag toen dat de klant stekende bewegingen maakte met een scherp voorwerp en dat de taxichauffeur achteruit deinsde. Ik zag toen dat de taxichauffeur ten val kwam. De taxichauffeur stond weer op en ging weer achter de klant aan. Ik zag toen dat de klant weer stekende bewegingen met het scherpe voorwerp richting de taxichauffeur maakte.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht de verklaring van getuige [getuige 2] voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De politie heeft, zoals geverbaliseerd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, op een later moment vastgesteld dat er vanuit de woning van deze getuige goed zicht is op de plaats van het voorval en dat een voorwerp als een schroevendraaier vanaf die locatie goed zichtbaar is. Aangever heeft verklaard dat het voorwerp waarmee verdachte stekende bewegingen zou hebben gemaakt een schroevendraaier betreft. De verklaring van getuige dat stekende bewegingen zouden zijn gemaakt met een scherp voorwerp, bevestigt de verklaring van aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij geen enkel voorwerp in zijn handen heeft gehad, maar dat hij doorgaans wel wapens bij zich draagt. Gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 2] acht de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank acht de bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank past ten aanzien van feit 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 23 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb zakken met vlees gestolen in de Jumbo op 26 juli 2021. Na de kassa’s werd ik aangesproken door een medewerker van de Jumbo. Het kan zijn dat ik heb gezegd: “Ik pak jullie allemaal”.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 juli 2021, opgenomenop pagina 23 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] , mede namens Jumbo:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Ik ben werkzaam bij de vestiging van de Jumbo aan [adres] te Groningen. Ik zag op 26 juli 2021 dat een man goederen uit een schap pakte. Ik zag dat hij zijn rugzak in het mandje had liggen. Ik zag dat de man een paar handelingen verrichte in de rugtas. Ik zag dat de man langs de kassa liep. Ik zag dat de man niets afrekende en doorliep zonder de kassière aan te spreken. Ik heb de man aangesproken met de woorden: "Ik hou jou aan voor winkeldief. Ik zou graag even in jouw tas willen kijken." Ik hoorde de man zeggen dat ik niet in zijn tas mocht kijken. Ik zag dat de man daarop zijn rugtas afdeed en op de grond legde. Ik zei tegen de man dat hij niet zonder tas weg mocht gaan. Ik zag dat de man in zijn linker jaszak greep. Ik hoorde dat de man zei dat hij niet zou gaan blijven. Dat zou ons niet gaan lukken. Ik zag dat de man een op een mes gelijkend voorwerp uit zijn jaszak trok en daarmee in mijn richting wees. Ik hoorde dat de man daarbij iets zei. Ik ben snel achteruit gelopen. De man heeft zijn tas gepakt en is achter mij aangelopen. Ik hoorde dat de man zei: "Ik pak jullie allemaal." Ik kan het voorwerp dat de man uit zijn jaszak pakte als volgt omschrijven: -een klein mesje,
-met twee snijkanten
-een smalen puntig lemmet
-zilverkleurig lemmet
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2021, opgenomen op pagina 30 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb de beelden gekregen van een diefstal met geweld gepleegd op 26 juli 2021 bij de Jumbo aan [adres] te Groningen. Ik zag het gezicht van de man goed in het beeld en herkende hem als de mij bekende [verdachte] .
Ik zag op die beelden 26-07-2021, 14:32:10 uur. Ik zag dat [verdachte] werd aangesproken door een medewerker van de Jumbo.
Ik zag op de beelden 26-07-2021, 14:32:52 uur. Ik zag dat [verdachte] een rugtas droeg en die eerst op aanwijzen van de medewerker op de grond zette. Ik zag dat hij daarna in zijn linker jaszak iets pakte en ik zag dat hij daarna een kort mes in zijn linkerhand hield, ter hoogte van zijn heup en het lemmet gericht naar voren in de richting van de medewerkers. Ik zag dat hij daarna wegrende met medeneming van zijn rugtas.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft de diefstal bekend en hij heeft verklaard dat hij nadien een voorwerp uit zijn jas heeft gehaald omdat hij zich bedreigd voelde door de medewerkers van de Jumbo, maar hij heeft ontkend dat hij een mes aan hen heeft getoond. Ondanks deze ontkennende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wel vastgesteld kan worden dat verdachte een mes uit zijn jaszak heeft gehaald en dat hij deze heeft getoond aan twee medewerkers van de Jumbo. Zowel uit de aangifte als uit de camerabeelden komt naar voren dat het voorwerp een kort mes met zilverkleurig lemmet betreft. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat dit voorwerp een pen betreft, zoals verdachte heeft verklaard. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij in deze periode wapens en ook wel eens een mes bij zich droeg, waardoor het naar het oordeel van de rechtbank niet onvoorstelbaar is dat hij een mes heeft gepakt. Uit de verklaring van aangever volgt voorts dat hij door de bedreiging is weggelopen van verdachte, waarna verdachte de winkel heeft kunnen verlaten. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 augustus 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een schroevendraaier stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 26 juli 2021, in de gemeente Groningen, uit een winkel gevestigd aan [adres] (Jumbo) zakken met vlees, die aan Jumbo toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen medewerkers van genoemde Jumbo, genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes te wijzen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik pak jullie allemaal".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bijbetrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 subsidiair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest dat verdachte reeds heeft ondergaan, met daarnaast een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft gepleit voor een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, gelet op zijn standpunt dat alleen de diefstal onder feit 2 kan worden bewezen. Verdachte is gemotiveerd om iets van zijn leven te maken en om als jongerenwerker aan de slag te gaan. De reclassering kan hem daarbij praktische hulp bieden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van het Leger des Heils en het NIFP, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een taxichauffeur bedreigd met een schroevendraaier, nadat verdachte hem met een vals geldbiljet had betaald. Daarnaast heeft verdachte twee supermarktmedewerkers bedreigd door het tonen van een mes en het roepen van de woorden: “Ik pak jullie allemaal”, waardoor hij kon wegkomen met zijn gestolen waar. Verdachte heeft zich willen verrijken ten koste van anderen en hij heeft uit beide situaties weten te ontkomen door personen te bedreigen die nietsvermoedend hun werk deden. Verdachte heeft hen daarmee angst aangejaagd. Door in het openbaar bedreigingen te uiten, zichtbaar voor anderen, wordt bovendien een algemeen gevoel van onveiligheid gecreëerd. Ook heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van de supermarkt. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Gelet op de ernst van de feiten, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot bedreiging met een steekwapen en winkeldiefstal met na betrapping dreigen met een voorwerp. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten, hoewel dit wel oudere feiten betreffen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De reclassering heeft overwogen dat verdachte al heel lange tijd problemen heeft op meerdere leefgebieden, waaronder verslavingsproblematiek. De reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, gelet op de niet-coöperatieve houding die verdachte in het verleden meerdere keren heeft laten zien. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte zich op zitting gemotiveerd heeft getoond om mee te werken aan reclasseringstoezicht, maar ook dat verdachte dit enkel op zijn eigen voorwaarden wil doen. Tekenend daarvoor is dat verdachte in onderhavige zaak niet heeft willen meewerken aan (het geïndiceerde) psychologisch onderzoek, omdat dit volgens hem niet nodig is. De rechtbank heeft daarom onvoldoende vertrouwen dat interventies door de reclassering nu wel zullen slagen.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.