ECLI:NL:RBNNE:2021:5133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
180227
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar een andere woonplaats en inschrijving op een nieuwe basisschool. De vrouw had eerder voorlopige toestemming gekregen van de voorzieningenrechter, maar de man, de vader van het kind, was het niet eens met de verhuizing en betwistte de noodzaak van de toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zonder toestemming van de man is verhuisd, maar dat de verhuizing in het belang van het kind is, omdat continuïteit in de opvoeding en schoolgang van groot belang is. De rechtbank heeft de belangen van het kind, de betrokken ouders en de omstandigheden van de verhuizing zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van het kind is om de vrouw definitieve toestemming te verlenen voor de verhuizing en de inschrijving op de nieuwe school, ondanks de bezwaren van de man. De rechtbank benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de huidige situatie, waarin het kind al enige tijd in de nieuwe omgeving verblijft, niet verstoord moet worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/180227 / FA RK 21-952
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 29 november 2021
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. F. Hofstra, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
in persoon verschenen.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 1 september 2021 kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren van 5 november 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man;
- mevrouw [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK).

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben tot circa 2017 samengewoond.
2.2.
Partijen zijn de ouders van [naam] (hierna ook: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend en partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige] woont bij de vrouw.
2.4.
Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 20 augustus 2021 heeft de rechtbank de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, voorlopig toestemming verleend om met de minderjarige [naam] in [huidige woonplaats] te wonen en [minderjarige] met ingang van het schooljaar 2021/2022 tijdelijk in te schrijven op de openbare basisschool [naam] , [adres] te [huidige woonplaats] , onder de voorwaarde dat de vrouw binnen twee weken na de datum van het vonnis een bodemzaak aanhangig zou maken met betrekking tot het besproken gezagsgeschil en waarbij de zorgregeling zou worden uitgevoerd conform het ouderschapsplan, waarbij de moeder [minderjarige] haalt en brengt.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw heeft in haar verzoekschrift de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. de voorlopige toestemming van de voorzieningenrechter om met de minderjarige [naam] te verhuizen naar [huidige woonplaats] wordt omgezet in een definitieve toestemming;
II. de voorlopige toestemming van de voorzieningenrechter om [minderjarige] met ingang van het schooljaar 2021/2022 in te schrijven op de openbare basisschool [naam] , gevestigd aan de [adres] , [postcode] , te [huidige woonplaats] , wordt omgezet in een definitieve toestemming.

4.De standpunten

Standpunt vrouw
4.1.
De vrouw heeft het volgende naar voren gebracht. De ouders hebben samen met de RvdK een ouderschapsplan opgesteld. Hierin is opgenomen dat de ouders in overleg met elkaar dienen te treden bij een voorgenomen verhuizing waardoor de zorgregeling zal veranderen. De vrouw heeft deze afspraak letterlijk opgevat en aangezien de verhuizing naar [huidige woonplaats] niet tot gevolg had dat de omgang tussen de man en [minderjarige] zou veranderen, ging de vrouw ervan uit dat zij geen toestemming hoefde te vragen om te verhuizen. Hoewel de vrouw erkent dat zij hierin verkeerd heeft gehandeld, is het niet zo dat zij de man helemaal niet heeft ingelicht over de verhuizing. De vrouw heeft vroegtijdig bij de man aangegeven dat zij van plan was om te verhuizen. Ook heeft zij voorgesteld om bijvoorbeeld samen bij de nieuwe woning van de vrouw te gaan kijken. De man was ambivalent in het verlenen van zijn toestemming, waardoor de vrouw uiteindelijk toch heeft besloten om te verhuizen. De zorgregeling is door de verhuizing niet veranderd en hierbij wordt [minderjarige] door de vrouw gebracht en opgehaald. De vrouw is daarnaast altijd bereid om [minderjarige] op andere momenten naar de man te brengen, bijvoorbeeld als hij zijn verjaardag wil vieren. De vrouw heeft dit voorafgaand aan de verhuizing ook altijd gedaan en partijen zijn hier in onderling overleg altijd samen uitgekomen. De vrouw is in [huidige woonplaats] ingetrokken bij haar nieuwe partner. Ook heeft zij inmiddels een nieuwe baan gevonden in [provincie] . De partner van de vrouw heeft zelf ook twee kinderen. Desgevraagd heeft de vrouw aangegeven dat de kinderen van haar partner onder toezicht zijn gesteld. De zorgen over de kinderen zien echter niet op de opvoedvaardigheden of het functioneren van haar partner, maar op de situatie bij hun moeder thuis. Dit maakt dat de zorgen over deze kinderen niet van invloed zijn op [minderjarige] . Wel is de partner van de vrouw als verdachte betrokken bij een strafzaak, waarvoor hij eerder in voorarrest heeft gezeten en waarvan de inhoudelijke behandeling nog plaats moet vinden. Volgens de vrouw is het echter niet de verwachting dat haar partner opnieuw gedetineerd zal raken.
4.2.
In verband met de verhuizing van de vrouw naar [huidige woonplaats] , moest er ook een nieuwe basisschool worden gezocht voor [minderjarige] . Volgens de vrouw wilde de man eerder niet betrokken worden bij de schoolkeuze voor [minderjarige] en is hij ook nooit betrokken geweest bij contacten met het kinderdagverblijf of de school van [minderjarige] . De vrouw heeft de man wel de vraag gesteld welke basisschool in [huidige woonplaats] hij het meest passend vond, maar daarop kreeg zij het antwoord dat het de man niet uitmaakte. Uiteindelijk heeft de vrouw gekozen voor de openbare basisschool, omdat deze het meeste aansluit bij het onderwijs wat [minderjarige] op basisschool [naam] in [voormalige woonplaats] volgde. De vrouw heeft de gegevens voor de zogenaamde schoolapp naar de man doorgestuurd, evenals informatie over bijvoorbeeld de nieuwe zwemlessen van [minderjarige] .
Standpunt man
4.3.
De man staat niet achter de verhuizing van de vrouw naar [huidige woonplaats] . De man betwist dat de vrouw heeft aangekondigd dat zij met [minderjarige] ging verhuizen naar [huidige woonplaats] . De man heeft op Facebook gelezen dat de vrouw met [minderjarige] verhuisd was en hij kreeg hierover pas na de verhuizing een WhatsApp-bericht van de vrouw. Aangezien de vrouw uiteindelijk via de voorzieningenrechter vervangende toestemming heeft gekregen om te verhuizen, heeft de man er weinig vertrouwen in dat de rechtbank hier nu anders over zal beslissen. Gelet op de strafrechtelijke vervolging van de partner van de vrouw en de ondertoezichtstelling van zijn kinderen lijkt het de man niet verstandig dat de vrouw met [minderjarige] bij hem gaat wonen. Het lijkt de man echter ook niet in het belang van [minderjarige] dat hij nu weer terug moet verhuizen naar [provincie] . De man betwist verder nog dat hij nooit betrokken is geweest bij de school van [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] vaak van school opgehaald. De man heeft geen contact opgenomen met de nieuwe school van [minderjarige] in [huidige woonplaats] omdat hij niet wist om welke school het ging. Daarnaast is de man niet van plan om voor ieder gesprek op school heen en weer te rijden vanuit [woonplaats] .
De RvdK
4.4.
De RvdK constateert dat de reistijd tussen de vrouw en de man ongeveer achttien minuten bedroeg toen de vrouw nog in [voormalige woonplaats] woonde. Door de verhuizing naar [huidige woonplaats] is de afstand tussen de man en [minderjarige] aanzienlijk toegenomen. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] was het echter zowel toen als nu niet de verwachting dat [minderjarige] (tijdens of buiten de contactmomenten om) op eigen gelegenheid naar de man toe zou gaan. Daarnaast is gebleken dat het contact tussen de vrouw en de man over [minderjarige] ook nu de vrouw in [huidige woonplaats] woont goed verloopt. Vanuit het perspectief van [minderjarige] bekeken vraagt de RvdK zich gelet op het voorgaande af wat de meerwaarde is om terug te verhuizen naar [provincie] . Mede gelet op de zorgen over de nieuwe thuissituatie bij de vrouw heeft de RvdK aangeboden om een onderzoek te verrichten naar de vraag of de verhuizing in het belang van [minderjarige] is. Hierbij heeft de RvdK echter tegelijkertijd aangegeven dat een dergelijk onderzoek naar verwachting ongeveer drie maanden in beslag zal nemen. Aangezien [minderjarige] gedurende die tijd zijn verblijf bij de vrouw in [huidige woonplaats] voort zal zetten, vraagt de RvdK zich af of dit onderzoek niet tot dezelfde conclusies zal leiden, namelijk dat er ten aanzien van de verhuizing door de vrouw niet juist is gehandeld, maar dat [minderjarige] inmiddels al een aanzienlijke periode in [huidige woonplaats] verblijft en steeds meer gewend raakt aan deze nieuwe omgeving.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag of vervangende toestemming tot verhuizing moet worden verleend en de vraag of vervangende toestemming tot inschrijving van [minderjarige] op de basisschool [naam] in [huidige woonplaats] moet worden verleend, zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig met elkaar verbonden dat zij deze vragen gezamenlijk zal behandelen. Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank deze toestemming verlenen voor het geval een ouder niet instemt met een gezagsbeslissing. [verschrijving]
5.2.
De rechtbank moet in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over een kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de ene ouder en het kind, en daarmee samenhangend de omgang tussen de andere ouder en het kind, een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3.
Conform de vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over vervangende toestemming voor een verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
 het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
 de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de leeftijd van het kind en de mate van geworteld zijn in zijn omgeving;
 de te overbruggen afstanden;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen (bijvoorbeeld de (extra) kosten van de omgang) van de verhuizing te verzachten en/of te compenseren;
 de frequentie van het contact tussen de niet-verzorgende ouder voor en na de verhuizing;
 de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
5.4.
De rechtbank zal in haar beoordeling een afweging moeten maken tussen de belangen van partijen en het kind ter beantwoording van de vraag of de vrouw mag verhuizen, als ware zij niet verhuisd. Het belang van [minderjarige] weegt in die afweging zwaar. Zijn belang is een overweging van de eerste orde, maar is - met inachtneming van de bestaande jurisprudentie in verhuizingszaken - niet per definitie doorslaggevend. Daarnaast kan er ook verschillend worden gedacht over wat in dit geval het meest in het belang van het kind is. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
5.5.
Kinderen zijn in zijn algemeenheid het meest gebaat bij een situatie waarin beide ouders betrokken blijven in hun leven en bij hun opvoeding. Daarbij heeft het de voorkeur dat beide ouders bij elkaar in de buurt wonen, zodat de kinderen hun beide ouders frequent kunnen zien en beide ouders ook betrokken kunnen blijven bij de dagelijkse zaken, zoals het naar school gaan. Partijen kunnen dan samen als ouders beslissingen over het kind nemen en het contact tussen het kind en beide ouders is dan beter gewaarborgd. Naarmate kinderen ouder worden, wordt het voor hen belangrijker dat zij ongestoord van de ene naar de andere ouder kunnen gaan.
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat het de vrouw in beginsel vrij staat om haar leven in te richten zoals zij dat zelf wil. Door zonder toestemming van de man met [minderjarige] naar [huidige woonplaats] te
verhuizen, heeft de vrouw echter niet gehandeld zoals van een (mede-)gezaghebbende ouder
mag worden verwacht. Een verhuizing is voor kinderen een ingrijpende beslissing, waarvoor
de andere ouder toestemming moet geven. De vrouw is echter zonder toestemming met [minderjarige]
naar [huidige woonplaats] verhuisd en heeft vervolgens [minderjarige] ingeschreven op een basisschool
en zelf een baan in [provincie] aanvaard. Zij heeft daarmee het gezag van de man over [minderjarige]
genegeerd en de man voor een voldongen feit gesteld.
5.7.
De vrouw wil samen met [minderjarige] haar leven in [huidige woonplaats] opnieuw inrichten. Zij heeft inmiddels ongeveer drie jaar een relatie met haar partner en heeft besloten om met hem te gaan samenwonen. De man is het niet eens met deze verhuizing, nu de afstand tussen hem en [minderjarige] hierdoor aanzienlijk is toegenomen. De rechtbank overweegt dat de afstand tussen de man en [minderjarige] inderdaad aanzienlijk is toegenomen en dat de reistijd van en naar de omgang hierdoor vele malen groter is dan voorheen het geval was. Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat de afgesproken zorgregeling tussen de man en [minderjarige] ook na de verhuizing wordt nageleefd en dat [minderjarige] hierbij door de vrouw (of op dit moment nog door haar partner) naar [provincie] wordt gebracht en hier ook weer wordt opgehaald. Hoewel dit geen garantie is voor de toekomst, gaat de rechtbank er vanuit dat de vrouw dit ook zal blijven doen, gezien het feit dat zij ervoor heeft gekozen om te verhuizen. Nu het contact tussen de man en [minderjarige] zoals voorheen blijft verlopen en de man niet heen en weer hoeft te reizen om [minderjarige] op te halen of weg te brengen, is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen van de verhuizing voor de man in die zin beperkt blijven en dat deze gevolgen in enige mate worden verzacht. De man heeft ter zitting aangevoerd dat het door de afstand moeilijk is om bij de school van [minderjarige] betrokken te zijn, maar de rechtbank wijst erop dat ouders tegenwoordig via allerlei digitale kanalen op de hoogte worden gehouden, waardoor dit probleem in ieder geval voor een groot deel wordt ondervangen.
5.8.
De rechtbank constateert dat [minderjarige] inmiddels al een aantal maanden in [huidige woonplaats] verblijft. [minderjarige] volgt onderwijs aan de openbare basisschool [naam] en is volgens de vrouw ingeschreven voor zwemles en gymnastiek. Hoewel dit niet afdoet aan het feit dat de gang van zaken rondom de verhuizing niet naar behoren is verlopen, wijst dit er wel op dat [minderjarige] inmiddels in ieder geval ten dele gewend zal zijn geraakt aan de nieuwe situatie. De RvdK heeft aangeboden om de nieuwe situatie verder te onderzoeken, maar aangezien dit zou betekenen dat de huidige situatie in ieder geval nog een aantal maanden zou voortduren, waardoor [minderjarige] des te meer gewend zou zijn geraakt aan zijn nieuwe leven in [huidige woonplaats] , acht de rechtbank het afwachten van een dergelijk onderzoek niet in het belang van [minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] , zeker gelet op zijn jonge leeftijd, het meest gebaat is bij continuïteit. Als de rechtbank puur naar het belang van [minderjarige] kijkt, komt zij in dit licht tot het oordeel dat het niet in zijn belang is dat hij nu terug moet verhuizen naar [provincie] . Dit zou namelijk betekenen dat [minderjarige] in korte tijd nogmaals geconfronteerd zou worden met een nieuwe omgeving en situatie, waardoor de voor hem zo belangrijke continuïteit wederom zal worden doorbroken. De rechtbank constateert dat de man het niet eens is met de verhuizing van de vrouw, maar dat hij zelf ook inziet dat het niet in het belang van [minderjarige] is dat hij in korte tijd opnieuw zal moeten verhuizen. De rechtbank acht het een compliment waard dat de man ondanks zijn onvrede over de situatie hierin het belang van [minderjarige] voorop weet te stellen.
5.9.
De man heeft ter zitting zijn zorgen geuit over de thuissituatie bij de vrouw en haar nieuwe partner en de gevolgen hiervan voor [minderjarige] . De rechtbank kan vanuit het perspectief van de man goed begrijpen dat de ondertoezichtstelling van de kinderen van de partner zorgen oproept, maar de vrouw heeft uitgelegd dat deze ondertoezichtstelling niet ziet op de situatie van de kinderen bij hun vader thuis, maar op die van hun moeder. Dit maakt dat [minderjarige] hier geen (directe) gevolgen van zal ondervinden. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het feit dat de partner van de moeder als verdachte betrokken is bij een strafzaak een zorgelijk gegeven is, constateert de rechtbank dat ook een eventuele verdere detentie van de partner van de vrouw niet direct van invloed zal zijn op [minderjarige] , nu dit de vrouw en [minderjarige] niet rechtstreeks zal raken en zij ook in die situatie hun leven samen als voorheen kunnen voortzetten.
5.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen. Dit betekent dat de voorlopige vervangende toestemming van de vrouw om met [minderjarige] naar [huidige woonplaats] te verhuizen en om hem in te schrijven op basisschool [naam] in [huidige woonplaats] zal worden omgezet in definitieve vervangende toestemming.
5.11.
De rechtbank beslist als volgt.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] naar [huidige woonplaats] te verhuizen;
6.2.
verleent de vrouw vervangende toestemming om [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in te schrijven op de openbare basisschool [naam] , [adres] , [postcode] te [huidige woonplaats] ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
maandag 29 november 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 859