[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen en/of met kracht met een kruk op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] met een kruk op het hoofd te slaan;
(in de zaak met parketnummer 18/158161-21)
1.
hij op of omstreeks 21 december 2020 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 3] met
een hamer en/of een asbak, althans met een voorwerp, op het hoofd en/of op de rug heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2020 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer
3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] met een
hamer en/of een asbak, althans met een voorwerp, op het hoofd en/of op de rug te slaan;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Sappemeer, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 3] met een kettingslot, althans met een voorwerp, op het hoofd en/of tegen het gezicht en/of op de hand heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2020 te Sappemeer, in de gemeente Midden-Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] met een kettingslot, althans met een voorwerp, op het hoofd en/of tegen het gezicht en/of op de hand te slaan;
(in de zaak met parketnummer 18/830020-19)
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een (fiets)(ketting(slot) tegen het hoofd heeft geslagen/geraakt, althans die ketting naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 2] heeft gegooid waarbij/waardoor die [slachtoffer 2] aan het hoofd werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een
(fiets)ketting(slot) tegen het hoofd te slaan/raken, althans die ketting naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 2] te gooien waarbij/waardoor die [slachtoffer 2] aan het hoofd werd geraakt;
2.
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, [straatnaam]
bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
EN
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk (in/van woning [straatnaam] )
raam (van terrasdeur) en/of een beeldscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt;
4.
(gevoegd parketnummer 18/177278-20)
bij op of omstreeks 05 juli 2020 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een bijl, althans een scherp en/of hard voorwerp, ('s nachts) een of meermalen op/tegen/in de voordeur van de woning van die [naam] (in) te slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder parketnummer 18/073466-21 onder 1 primair en onder 2 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord heeft zij hiertoe in het bijzonder aangevoerd dat de voorbedachte raad bewezen kan worden op basis van – kort samengevat – de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en getuige [getuige] , waaruit blijkt dat verdachte op 14 december 2021 en in de nacht van 15 december 2021 ook al bij de woning van aangeefster rondhing, de telefoongesprekken die verdachte vanuit de gevangenis heeft gevoerd en de verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens zijn politieverhoor.
De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat hetgeen verdachte onder parketnummer 18/158161-21 onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, alsmede hetgeen hem onder parketnummer 18/830020-19 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de onder parketnummer 18/830020-19 onder 3 primair ten laste gelegde diefstal heeft de officier van justitie daartoe in het bijzonder aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , waaruit blijkt dat hij vlak nadat verdachte in zijn woning/slaapkamer is geweest zijn telefoon mist, in combinatie met de verklaring van verdachte zelf waarin hij bevestigt dat hij inderdaad in voornoemde woning/slaapkamer is geweest en voorts dat hij wel “iets” heeft meegenomen uit die woning.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 18/073466-21 onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van relatief oppervlakkig letsel en dat de door verdachte gepleegde geweldshandelingen niet van dien aard zijn dat deze een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood met zich meebrengen, hetgeen maakt dat verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde geldt daarnaast ook nog dat er geen sprake was van de voor een bewezenverklaring vereiste voorbedachte raad. Ten aanzien van de onder dit parketnummer onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de beoordeling van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder voornoemd parketnummer onder 2 primair ten laste is gelegde, nu ook hier geldt dat verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op, in dit geval, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Ook hier is het letsel van aangever beperkt gebleven. Ten aanzien van hetgeen verdachte onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18/158161-21 onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, alsmede ten aanzien van hetgeen verdachte onder dit parketnummer onder 2 primair en onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan integraal dient te worden vrijgesproken, omdat de dossiers onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatten om tot enige bewezenverklaring te kunnen komen.
Tot slot, ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830020-19 onder 1 primair ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu ook ten aanzien van dit feit geldt dat verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van het onder voornoemd parketnummer onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder voornoemd parketnummer onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd. Van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde dient verdachte volgens de raadsvrouw te worden vrijgesproken en ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich wederom gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/073466-21
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen en komt tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank zal een en ander bespreken na het opnemen van de bewijsmiddelen ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde.
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.