ECLI:NL:RBNNE:2021:5104

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
9402565 AR VERZ 21-60
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de gevolgen voor de werknemer tijdens ziekte en nevenactiviteiten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Bilfinger Scaffolding B.V. Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat door de werkgever is gegeven op 23 juni 2021. De werknemer had zich ziekgemeld, maar voerde tegelijkertijd werkzaamheden uit in zijn eigen eetcafé. De werkgever stelde dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was vanwege het schenden van het verbod op nevenactiviteiten en het niet volledig informeren van de bedrijfsarts over zijn activiteiten. De werknemer betwistte de dringende reden voor het ontslag en stelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet standhield. De rechter concludeerde dat de werkgever al enige tijd op de hoogte was van de nevenactiviteiten van de werknemer en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. Bovendien waren de redenen die door de werkgever werden aangevoerd niet voldoende om een dringende reden aan te nemen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op een transitievergoeding van € 32.068,46 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 15.282,83. De billijke vergoeding werd vastgesteld op nihil, omdat de werknemer ook verwijtbaar had gehandeld door niet open te zijn over zijn nevenactiviteiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagen op staande voet, vooral in situaties waarin werknemers zich ziek melden maar tegelijkertijd andere werkzaamheden verrichten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 9402565 \ AR VERZ 21-60
Beschikking van de kantonrechter van 4 november 2021
inzake
[eiser],
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E. Visser,
tegen
de besloten vennootschap
BILFINGER SCAFFOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bilfinger worden genoemd.
Procesgang
1.1. [eiser] heeft een verzoekschrift ingediend dat ter griffie is binnengekomen op 20 augustus 2021.
1.2. Bilfinger heeft een verweerschrift ingediend dat ter griffie is binnengekomen op 1 oktober 2021.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2021. [eiser] is met zijn gemachtigde ter zitting verschenen. Bilfinger is (vertegenwoordigd door mr. [naam F] , senior legal counsel) samen met haar gemachtigde, ter zitting verschenen. Partijen hebben hun standpunt mede aan de hand van pleitnotities (nader) toegelicht. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
1.4. Ten slotte is beschikking bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is sinds [geboortedatum] 1995 in dienst bij (de voorganger van) Bilfinger, laatstelijk in de functie van meewerkend voorman voor een brutoloon van € 3.030,40 per vier weken.
2.2.
Bilfinger Scaffolding B.V. (Bilfinger) is een dochtervennootschap van Bllfinger Industrial Services Nederland B.V. Bilfinger Industrial Services Nederland B.V. maakt onderdeel uit van het Duitse beursgenoteerde bouw- en industrieconcern Bilfinger SE. Bilfinger Industrial Services Nederland B.V. houdt zich onder meer bezig met steigerbouw. Bilfinger is een personeelsvennootschap voor steigerbouwpersoneel van Bilfinger Industrial Services Nederland B.V. Bilfinger heeft [eiser] als meewerkend voorman uitgeleend aan Bilfinger Industrial Services Nederland B.V.
2.3.
[naam A] is de direct leidinggevende van [eiser] . [eiser] en [naam A] zijn al 35 jaar bevriend.
2.4.
[eiser] heeft begin 2020 knieklachten gekregen, maar is zijn werkzaamheden als meewerkend voorman blijven uitvoeren.
2.5.
In juli 2020 heeft er een positief functioneringsgesprek plaatsgevonden en had [eiser] zicht op een promotie.
2.6.
In januari 2021 heeft [naam A] [eiser] gevraagd naar het gerucht dat [eiser] het eetcafé tevens bed & breakfast (hierna: eetcafé) in het dorp [plaatsnaam] zou gaan kopen. [eiser] heeft hier geen duidelijk antwoord op gegeven.
2.7.
[eiser] heeft in februari 2021 een mondelinge overeenkomst ten aanzien van het eetcafé gesloten. Op 11 februari 2021 heeft [eiser] het eetcafé ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2.8.
In februari 2021 is [naam A] ervan op de hoogte geraakt dat [eiser] het eetcafé heeft gekocht en heeft [naam A] [eiser] gevraagd hoe hij het hebben van een eetcafé wilde gaan combineren met zijn werkzaamheden voor Bilfinger.
2.9.
[eiser] heeft zich op 22 februari 2021 ziekgemeld wegens knieklachten.
2.10.
Op 24 februari 2021 heeft [eiser] de bedrijfsarts bezocht. In de rapportage van de bedrijfsarts staat onder meer het volgende:
"(…) Meneer [eiser] gesproken op 24 februari 2021. Uw medewerker is uitgevallen met beperkingen in het lopen en hurken. Meneer [eiser] is doorverwezen door de plaatselijke specialist naar een specialist in een zorginstelling. Meneer moet de verwijzing alleen nog ontvangen. Op dit moment zijn er geen concrete werkhervattingsafspraken te maken. Ik heb afgesproken dat ik week 9 opnieuw telefonisch contact opneem om te kijken of er al een afspraak gepland staat/kan worden.
Verwachting casemanager:
Er is nog geen duidelijkheid in de duur van zijn herstel, mijn verwachting is dat dit langer dan 2 weken zal duren. (…)"
2.11.
Tot 17 maart 2021 heeft [eiser] nog wel werkzaamheden verricht en heeft hij voor Bilfinger het Eneco-project afgerond.
2.12.
[eiser] heeft daarna op enkele dagen enkele uren aangepast werk verricht.
2.13.
[eiser] heeft op 5 maart 2021 een filmpje op Facebook geplaatst waarin hij een gemaal heeft bezocht. Collega's van [eiser] hebben het filmpje gezien. [naam A] heeft [eiser] 8 maart 2021 geconfronteerd met het filmpje.
2.14.
Op 12 maart 2021 heeft [eiser] de financiering voor het eetcafé rond gekregen.
2.15.
[eiser] heeft op 25 maart, 27 maart en 29 maart 2021 berichten over zijn eetcafé op sociale media geplaatst.
2.16.
[eiser] heeft op 29 maart 2021 de schriftelijke overeenkomst voor de overname van het eetcafé getekend.
2.17.
Op 30 maart 2021 heeft [naam A] [eiser] via een Whatsappbericht uitgenodigd voor een gesprek op diezelfde dag. In dat gesprek heeft [naam A] [eiser] onder meer de toegang ontzegd tot de Eneco-werklocatie.
2.18.
Op 1 april 2021 heeft de overdracht van het eetcafé plaatsvonden.
2.19.
Op 8 april 2021 heeft [eiser] een bezoek gebracht aan het spreekuur van bedrijfsarts [bedrijfsarts] . In de rapportage staat onder meer het volgende:
"(…) Uw medewerker heeft op 8 april 2021 een afspraak gehad over de inzetbaarheid, Hierbij stuur ik
de uitkomst van het spreekuur. Deze is ook gedeeld met uw medewerker.
Uitkomst
Uw medewerker blijft geschikt voor (aangepast) werk.
Het advies
Dhr. [eiser] ondervindt beperkingen in lopen, staan, traplopen en in zijn energie. Als gevolg hiervan is hij arbeidsongeschikt voor zijn werk. Naar mijn oordeel had hij sinds de ziekmelding, of in ieder geval kort daarna, tenminste halve dagen aangepaste werkzaamheden, rekening houdende met de door hem ervaren beperkingen, moeten kunnen verrichten. Dhr. [eiser] geeft aan wel met enige regelmaat zijn werklocatie te hebben bezocht voor overleg en advies, voor telefonisch overleg bereikbaar was, maar ook dat hij heeft in deze periode geen vaste werkafspraken heeft willen maken. Tevens stelt dhr. [eiser] dat er niet medische redenen spelen die momenteel zijn terugkeer in het werk belemmeren. Ik adviseer medewerker en werkgever om op korte termijn hierover een open gesprek met elkaar aan te gaan. (…)"
2.20.
[eiser] heeft 16 april 2021 een gesprek gevoerd met [naam A] en [naam B] (werkzaam op de HR-afdeling van Bilfinger). [eiser] heeft het eerste gesprekverslag van dit gesprek ontvangen op 19 april 2021. In het eerste gespreksverslag staat onder meer het volgende:
"(…) De aanleiding voor het gesprek was dat uw leidinggevende met u wilde spreken over hoe het nu met u gaat. Mede naar aanleiding van het gesprek met de bedrijfsarts waarin u ook hebt aangegeven dat er ook niet-medische redenen zijn die momenteel terugkeer in het werk belemmeren. Het advies van de bedrijfsarts was om hierover een open gesprek te voeren.
U heeft in een eerder stadium en in dit gesprek met [naam A] over deze niet-medische redenen gesproken. Tevens heeft u aangegeven dat de komende week nog een afspraak gepland staat met uw specialist.
Gezien het advies van de bedrijfsarts blijft u geschikt voor aangepast werk, 5 halve dagen per week is zijn advies. [naam A] zal hierover contact met u opnemen. (…)"
2.21.
[eiser] heeft verzocht om een uitgebreider gespreksverslag van het gesprek van 16 april 2021.
2.22.
[eiser] heeft 19 april 2021 een injectie in zijn knie gekregen.
2.23.
Op 20 april 2021 heeft [naam A] [eiser] gebeld over het uitvoeren van aangepast werk. [eiser] geeft aan dat hij daartoe niet in staat is en hij heeft dit per e-mail van 20 april 2021 aan [naam B] bevestigd. In de e-mail staat onder meer het volgende:
(…) Ik kreeg vandaag de mededeling of ik morgen moest beginnen met aangepast werk op CPD in een zeer kort gesprek van 15 sec.
Ten eerste heb ik geen gespreksverslag van jou gezien van het gesprek van 16 april jl. En er is mij ook niet gevraagd hoe het is inmiddels. Het aangepast werken gaat mij niet lukken. (…)"
2.24.
Op 21 april 2021 heeft [eiser] geen aangepast werk verricht.
2.25.
[eiser] heeft op 22 april 2021 een telefoongesprek gevoerd met casemanager van de arbodienst, mevrouw [naam C] . [eiser] is uitgenodigd voor een gesprek op 26 april 2021.
2.26.
Op 26 april 2021 heeft er tussen [eiser] en zijn vriendin enerzijds en [naam B] en [naam D] (manager bij Bilfinger, leidinggevende van [naam A] ) anderzijds een gesprek plaatsgevonden. [eiser] is aan het begin van het gesprek boos weggelopen.
2.27.
Op 28 april 2021 heeft [naam D] een brief gestuurd aan [eiser] . In de brief staat onder meer het volgende:
(…) Betreft: niet opvolgen (re-integratie)verplichtingen bij ziekte (…)
Op 20 april heeft dhr. [naam A] , u telefonisch op de hoogte gesteld dat u met ingang van woensdag 21 april kunt starten met aangepast werk. U heeft diezelfde dag per email laten weten dat u geen gesprekverslag heeft ontvangen van het gesprek op 16 april, dat u niet is gevraagd hoe het met u ging en dat het aangepast werken u niet gaat lukken. Gezien het recente oordeel van de bedrijfsarts is deze mededeling voor ons niet alleen onbegrijpelijk, maar ook onacceptabel. Het ontbreken van een gespreksverslag kan geen reden zijn om niet te beginnen in aangepast werk. Pogingen om met u in contact te komen per telefoon (meerdere malen op [telefoonnummer] ) hebben gefaald en evenmin heeft u gereageerd op e-mails die aan het ook door uzelf gebruikte emailadres worden gezonden (…)
Op maandag 19 april bent u bij de orthopeed geweest en heeft u een behandeling gekregen. U geeft aan dat de orthopeed u heeft geadviseerd om rust te nemen. Met u is afgesproken, dat u op 26 april een open gesprek zult hebben met de heer [naam D] (Manager Operations) en mevrouw [naam B] teneinde de eerder genoemde niet-medische belemmerende factoren te bespreken en de re integratie te starten.
Op 26 april 2021 bent u samen met uw vriendin naar deze afspraak gekomen. Ondergetekende heeft u uitgenodigd om te vertellen wat er aan de hand is. U zei daarop dat het inmiddels door u ontvangen gespreksverslag van het gesprek op 16 april 2021 geen juiste weergave is en dat u pas weer verder wenst te praten, als u een (in uw woorden) fatsoenlijk gespreksverslag heeft ontvangen. U heeft niet aangegeven, wat er niet goed was aan het verslag, maar u stond op en bent samen met uw vriendin weggelopen. Op de vraag van ondergetekende of u besefte wat u deed, heeft u geantwoord dat u zich er terdege van bewust bent en heeft u het pand verlaten.
Wij betreuren deze gang van zaken bijzonder, des te meer nu wij u in de gelegenheid hebben willen stellen om uw verhaal uitvoerig te doen teneinde tot oplossing van uw niet-medische belemmeringen te kunnen komen Desondanks heeft u er zelf voor gekozen om weg te lopen en dus niet van deze gelegenheid gebruik te maken. U moet begrijpen dat een werknemer bij ziekte ook verplichtingen heeft. Het oordeel van de bedrijfsarts over het uitvoeren van aangepast werk, het bereikbaar zijn voor uw werkgever en het voeren van gesprekken om tot een oplossing te komen, zijn allemaal niet vrijblijvend. Indien u meent dat u niet in staat bent tot het uitvoeren van aangepast werk dient u daarover met de bedrijfsarts in contact te treden dan wel een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen.
Op basis van bovenbeschreven gedragingen zouden wij nu reeds tot de conclusie kunnen komen, dat u niet meewerkt aan uw re-integratie en dat u de Bilfinger regels hij ziekte heeft overtreden. Een dergelijke conclusie zou ertoe leiden dat wij u als sanctie een loonstop opleggen, totdat u uw re-integratieverplichtingen weer nakomt. U heeft bij ons bedrijf een lange en respectabele staat van dienst. Wij vinden het dan ook onze plicht om op korte termijn een ultieme poging te doen om in een persoonlijk gesprek van u te horen wat er in uw beleving is gebeurd, wat de belemmeringen zijn en wat er gedaan kan worden om deze belemmeringen weg te nemen. (…)
2.28.
Op 29 april 2021 is [eiser] op het spreekuur van bedrijfsarts [bedrijfsarts] verschenen. In de rapportage staat onder meer het volgende:
"(…) Uitkomst
Uw medewerker blijft geschikt voor (aangepast) werk.
Het advies
Dhr. [eiser] heeft op 19 april jl. een medische interventie gehad. Hij kreeg het advies gedurende 1 week hierop volgend lopen, staan, etc. zoveel mogelijk te vermijden om een zo optimaal mogelijk effect van deze interventie te krijgen. Hij merkt inderdaad een positief effect. Op dit moment zou hij zonder problemen de eerder geadviseerde halve dagen in zittend werk op locatie moeten kunnen werken. Naar mijn verwachting zullen de beperkingen die hij ondervindt over circa 3,5 weken zover zijn afgenomen dat hij zijn eigen werk, zoals hij dit voor uitvallen deed zonder belemmeringen zou moeten kunnen uitvoeren.
Van dhr. [eiser] begreep ik dat de geadviseerde gesprekken gaande zijn en dat dit bij hem de nodige klachten veroorzaakt. Deze zijn naar mijn oordeel niet dusdanig fors dat dit het voeren van de bedoelde gesprekken voor hem zal belemmeren. Tevens sprak ik met de heer [eiser] over zijn werkschoenen, deze zijn voor bij de aandoening die hij heeft aan de zware kant en kunnen klachten geven. Ik ga met hem onderzoeken welke alternatieve mogelijkheden zijn.
Volgend contact
De volgende evaluatie is gewenst over ongeveer 2 weken tijdens een telefonisch consult bij mij. (…)"
2.29.
Bilfinger heeft [eiser] op 29 april 2021 uitgenodigd om in gesprek te gaan. [eiser] heeft aangegeven dat het gesprek te vroeg komt en hij zich wil voorbereiden. Bilfinger heeft aangegeven dat het een verkennend gesprek is en dat voorbereiding niet nodig is.
2.30.
Op 30 april 2021 heeft [eiser] een gesprek gevoerd met [naam C] en mr. [naam F] (senior legal counsel bij Bilfinger). In het verslag staat onder meer het volgende:
(…) Doel van dit gesprek is om van [eiser] te horen wat er in zijn beleving de afgelopen tijd is gebeurd, daarbij te verkennen wat de niet-medische factoren zijn die [eiser] belemmeren om zijn eigen werk/aangepast werk te hervatten en wat daaraan kan worden gedaan c.q. wat er nodig is om weer aan het werk te kunnen.
[naam C] en [naam F] zijn niet betrokken geweest bij de eerdere gesprekken en hopen om die reden vanuit hun professionele rol (resp. casemanagement en legal (incl. mediation)) [eiser] de ruimte te geven om zijn kant van het verhaal te vertellen. (…)
Door alle gebeurtenissen de afgelopen tijd (gesprekken met [naam A] (en [naam B] ), het ontzeggen van de toegang tot locatie, eenzijdige weergave van het gesprek van 16 april) voelt [eiser] zich gekwetst over hoe hij is behandeld, verdrietig, onmachtig en onveilig. Het gaat met name over de manier van communiceren. (…)
2. [naam C] en [naam F] zullen bij [naam A] zo concreet mogelijk ophalen welke verwijten [eiser] nu
precies worden gemaakt en dit in het vervolggesprek met [eiser] delen.
3. [naam C] en [naam F] geven aan dat het het mooiste zou zijn als er een gesprek komt tussen [naam A] ,
[eiser] , [naam C] en [naam F] om de lucht te klaren. Als dat op korte termijn niet mogelijk is, kan [eiser]
terugkeren in (aangepast) eigen werk onder een andere leidinggevende. [eiser] geeft echter aan op dit
moment te emotioneel te zijn om te werken; hij kan er niet van slapen. Hij wil eerst weten wat er nu
precies aan de hand is. De beperkte mobiliteit is geen issue vergeleken bij hetgeen zich nu emotioneel
afspeelt. [naam C] en [naam F] begrijpen de emotie van [eiser] en geven aan dat het daarom juist van
belang is om deze kwestie op korte termijn op te lossen. Daarbij komt dat [eiser] volgens de
bedrijfsarts halve dagen aangepast werk kan doen.
4. Het vervolggesprek is gepland op dinsdag 11 mei, op kantoor Groningen. [eiser] hoeft tot dat
gesprek geen aangepast werk te doen. (…)"
2.31.
[eiser] heeft op 11 mei 2021 het spreekuur van bedrijfsarts [bedrijfsarts] bezocht. In de rapportage staat onder meer het volgende:
"(…) Uitkomst en advies
Dhr. [eiser] ondervindt ongewijzigde klachten en beperkingen ten aanzien van lopen en staan.
Hij merkt dat hij momenteel als gevolg van de ontstane situatie energetische beperkingen gaat ondervinden. Ik begreep van hem dat u op 18 mei aanstaande verder met elkaar in gesprek gaat.
Mocht u dan nader tot elkaar komen dan adviseer ik hem te laten starten met enkele uren week en zittend werk en dan op basis van de mogelijkheden in uren te gaan laten uitbreiden. (…)"
2.32.
[eiser] heeft op 14 mei 2021 een uitgebreider verslag ontvangen van het gesprek van 16 april 2021. In het uitgebreide verslag staat onder meer het volgende:
"(…) Tijdens het gesprek op 16 april is het volgende besproken:
Op 22 februari 2021 bent u ziek geworden. Ondanks dat de arbodienst op 24 februari 2021 heeft geconstateerd dat er voor uw eigen werk geen werkafspraken gemaakt kunnen worden, bent u uit eigen beweging vlak na uw ziekmelding enkele malen een paar uur op de locatie langs gekomen op locatie van de klant om advies te geven over de te plaatsen steigers. Daarna bent u niet meer langsgekomen. U bent echter wel naar uw nieuwe zaak (hotel/restaurant) en naar een gemaal van vrienden gegaan. Hierover heeft u ook berichten op social media geplaatst. Deze worden niet alleen door uw vrienden, maar ook door collega’s en door contactpersonen van klanten gelezen. [naam A] heeft u hierop aangesproken.
Uw reactie hierop was dat u inderdaad naar dit gemaal bent geweest, maar dat het Bilfinger of [naam A] niet aangaat wat u in uw eigen tijd doet. [naam A] heeft hierop aangegeven, dat het niet om uw eigen tijd gaat, maar om Bilfinger (werk)tijd.
De betreffende klant maakte zich grote zorgen over de afwezigheid van u als meewerkend voorman, maar kan uw berichten op social media zien. [naam A] heeft u geadviseerd om dit soort berichten niet meer te plaatsen.
Voorts is aan u gevraagd wat de niet-medische redenen zijn die uw werkhervatting belemmeren. U heeft aangegeven dat u het verschrikkelijk vond dat uw toegang is ontzegd tot de locatie van een klant. [naam A] heeft toegelicht dat hij op dat moment erg teleurgesteld was over uw gebrek aan betrokkenheid bij deze klant. Dit bleek uit het feit dat u niet meer langskwam op die locatie, maar wel andere activiteiten kon ondernemen. Omdat de stop voorbereiding bij de klant al bijna was afgelopen, vond [naam A] het niet meer noodzakelijk dat u nog naar deze klant zou gaan. Er is u alleen de toegang ontzegd naar deze locatie, niet naar de overige locaties.
Op de vraag hoe het nu met u gaat, heeft u aangegeven dat in de komende week nog een afspraak gepland staat met uw specialist. De bedrijfsarts heeft inmiddels aangegeven dat u 5 halve dagen per week geschikt bent voor aangepast werk. [naam A] zal hierover contact met u opnemen. (…)"
2.33.
[eiser] heeft om uitstel van het op 18 mei 2021 geplande gesprek gevraagd en onder meer om het verslag van het gesprek op 30 april 2021.
2.34.
Het gesprek tussen [eiser] en Bilfinger heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 18 mei 2021. In het gespreksverslag, dat door Bilfinger is opgesteld en waar [eiser] niet mee akkoord is gegaan, staat onder meer het volgende:
(…) Aanwezigen [eiser] , [naam E] … (vriend van [eiser] ), [naam F] (legal) en [naam C] (case manager)
Het is de beleving van [naam A] dat er drie zaken spelen met [eiser] : de kwaliteit van zijn werk, de nevenactiviteiten van [eiser] en zijn inzet om tijdens zijn ziekte aangepast werk te doen. (…)
[naam A] vermoedt dat de achteruitgang in de kwaliteit van het werk van [eiser] is veroorzaakt door verschillende activiteiten in de privé sfeer. Hierover communiceert [eiser] op Facebook, waardoor ook collega’s en personeel van de Bilfinger klanten deze berichten kunnen lezen. Dit geeft volgens [naam A] een verkeerd beeld, omdat die personen ook weten dat [eiser] ziek is en geen (aangepast) werk doet. Ook wordt [naam A] hierop aangesproken. Begin februari 2021 heeft [eiser] een eetcafé gekocht. [naam A] vraagt zich af hoe deze activiteit zich verhoudt tot zijn ziekte/herstel en tot [eiser] ’s reguliere werk voor Bilfinger na zijn herstel. (…)
[naam A] vindt dat [eiser] meer structureel aangepast werk kan doen en ervaart het feit dat [eiser] dit niet doet als een teken van weinig betrokkenheid bij zijn werk. Vanwege de betrokkenheid van [eiser] bij zijn werk in het verleden, had [naam A] iets anders van [eiser] verwacht. [naam A] ziet wat [eiser] wel aan nevenactiviteiten kan doen, terwijl hij geen aangepast werk wil doen. Ook volgens de bedrijfsarts kan [eiser] aangepast werk doen. [naam A] geeft aan dat hij niet met [eiser] over de mogelijkheden van thuiswerken heeft gesproken. (…)
[naam F] vraagt aan [eiser] of hij wil vertellen over zijn eetcafé. [eiser] wil hier niets over zeggen. [eiser]
vindt dat privé dingen privé moeten blijven. Hij is alleen naar dit gesprek gekomen om aan te horen en ook de verslagen zijn nog niet klaar. [naam E] voegt toe dat [eiser] niets wil zeggen, omdat “het hem niet wordt gegund”. [naam F] legt uit dat het hierbij niet om gunnen gaat, maar dat er binnen Bilfinger compliance regels gelden, die ook gaan over het hebben van een eigen bedrijf naast het werk voor Bilfinger. Werknemers van Bilfinger moeten dat melden. [naam F] vraagt of [eiser] hiermee bekend is. Dat is niet zo. [naam F] zal het formulier waarmee deze activiteiten kunnen worden gemeld aan [eiser] toesturen. Daarna zal Bilfinger [eiser] bericht of er wel of niet sprake is van tegenstrijdige belangen en of er wellicht aanvullende afspraken moeten worden gemaakt. (…)
Omdat de belemmering bestaat tussen [eiser] en [naam A] en niet ten aanzien van de rest van Bilfinger en omdat de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er geen medische beperkingen zijn voor aangepast werk, geven [naam C] en [naam F] aan dat [eiser] in de tussentijd en vanaf a.s. donderdag 20 mei onder een andere projectleider moet beginnen in aangepast werk. [naam E] geeft aan dat [eiser] ook een probleem heeft met de rest van Bilfinger, omdat er kennelijk niemand is geweest die tegen [naam A] heeft gezegd dat hij [eiser] niet zo maar van de site kan sturen. (…)
Verder vraagt [naam E] of niet beter eerst het mediation traject kan worden doorlopen alvorens [eiser] weer met werken begint. [naam C] en [naam F] zien hiervoor geen aanleiding, mede gezien de terugkoppeling van de bedrijfsarts (er is belastbaarheid, [eiser] kan terug aan het werk voor halve dagen met inachtneming van de beperkingen). Het mediation traject en het verrichten van aangepast werk kunnen parallel aan elkaar plaatsvinden. Werkhervatting is ook onderdeel van herstel. [naam E] wil dat dan in het verslag wordt opgenomen dat hij heeft gezegd dat als het [eiser] niet lukt om het aangepast werk te verrichten en [eiser] daardoor zieker wordt, dat dit dan de schuld van Bilfinger is. (…)"
2.35.
[naam E] , die [eiser] bij het gesprek heeft ondersteund, heeft eveneens een verslag opgesteld van het gesprek van 18 mei 2021.
2.36.
[eiser] heeft op 20 mei 2021 een gesprek gevoerd met [naam D] . [naam D] heeft [eiser] naar huis gestuurd.
2.37.
[eiser] heeft op 21 mei 2021 ten aanzien van het advies van de bedrijfsarts om een second opinion gevraagd.
2.38.
Bilfinger heeft [eiser] op 2 juni 2021 een e-mail gestuurd. In de e-mail staat onder meer het volgende:
"(…) We hebben een mediator gevonden om de oplossingsgesprekken tussen jou en [naam A] te begeleiden. (…)
Wil je mij svp laten weten of je hiermee akkoord bent dat Arike jou belt op je Bilfingernummer voor het maken van een afspraak? (…)"
2.39.
Bilfinger heeft [eiser] op 7 juni 2021 een herinnering gestuurd en gevraagd om te reageren op bovenstaand verzoek. [eiser] heeft niet gereageerd.
2.40.
Op 8 juni 2021 heeft [eiser] een telefonisch (eerste) consult bij bedrijfsarts [naam H] gehad. In de rapportage daarvan staat onder meer het volgende:
"(…) Uw medewerker heeft op 8 juni 2021 een afspraak gehad over de inzetbaarheid. Dit spreekuur was op verzoek met een andere bedrijfsarts. Hierbij stuur ik de uitkomst van het spreekuur. Deze is ook gedeeld met uw medewerker.
Uitkomst
Uw medewerker is volledig arbeidsongeschikt wegens ziekte en/of gebrek.
Het advies
Huidige situatie:
Er is sprake van complexe gezondheidsproblematiek die momenteel grotendeels werk gerelateerd is. De aanvankelijke klachten en beperkingen zijn verminderd. De klachten, die werk gerelateerd zijn, zijn echter toegenomen. Er zijn diverse gesprekken gevoerd over deze problematiek, maar hebben tot op heden niet tot een verbetering of een oplossing geleid.
Hij overweegt nog het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV.
Beperkingen:
-Persoonlijk functioneren: concentratie is relatief beperkt. Hij kan zich max. 30-45 minuten aan een
concentreren op 1 onderwerp. Herinneren gaat redelijk.
Verdelen van de aandacht is licht beperkt, maar hij kan nog wel deelnemen aan het verkeer met de
auto.
-Sociaal functioneren: meer moeite met emoties en conflicten.
-Dynamische handelingen:
Locatie beperking: links
Lopen kan hij u
max. 45 minuten aaneen. Traplopen 1 verdieping is goed mogelijk, hurken is fors beperkt, knielen met links is beperkt compenseert dit met rechts.
-Statische houdingen: zitten max. 45 minuten aaneen en moet hierna van houding wisselen. Staan is niet beperkt ( compenseert dan met rechts.
-Werktijden: momenteel fors beperkt. (…)"
2.41.
Op 14 juni 2021 heeft [naam F] aan beide bedrijfsartsen een e-mail gestuurd. In de e-mail staat onder meer het volgende:
"(…) Voor mijn dossier zou ik graag zeker willen weten of ik het goed begrepen heb, dat [eiser] , als jullie hem naar zijn dagbesteding vroegen, nooit het Eetcafe/hotel heeft genoemd als activiteit. Uit jullie terugkoppelingen heb ik dan ook begrepen dat het eetcafe nooit ter sprake is gekomen? (…)
2.42.
Bedrijfsarts [naam H] heeft op 15 juni 2021 gereageerd op de e-mail van [naam F] en aangegeven dat, zoals uit zijn terugkoppeling blijkt, dit niet is besproken. Bedrijfsarts [bedrijfsarts] heeft op 21 juni 2021 gereageerd en verwezen naar zijn terugkoppelingen ter beantwoording van de vraag.
2.43.
[eiser] is op 22 juni 2021 wederom op het spreekuur van bedrijfsarts [naam H] verschenen. In de rapportage is onder meer het volgende opgenomen:
"(…)Uitkomst
Uw medewerker is volledig arbeidsongeschikt wegens ziekte en/of gebrek.
Huidige situatie:
Er is sprake van complexe gezondheidsproblematiek die momenteel grotendeels werk gerelateerd is. De aanvankelijke klachten en beperkingen zijn verminderd. De klachten, die werk gerelateerd zijn, zijn echter toegenomen. I.v.m. de deels toegenomen klachten en beperkingen heeft hij heeft hij de afgelopen 2 weken gesprekken met zijn behandelaar gehad over een nadere behandeling. Deze behandeling start 13 juli 2021.
Er zijn diverse gesprekken gevoerd over de werk gerelateerde gezondheidsproblematiek, maar hebben tot op heden niet tot een verbetering of een oplossing gelegd. Hij zal nog een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen.
Beperkingen:
-Persoonlijk functioneren: concentratie is relatief beperkt. Hij kan zich max, 30-45 minuten aaneen
concentreren op 1 onderwerp. Herinneren gaat redelijk.
Verdelen van de aandacht is licht beperkt, maar hij kan nog wel deelnemen aan het verkeer met de
auto.
-Sociaal functioneren: meer moeite met emoties en conflicten.
-Dynamische handelingen:
Locatie beperking: links
Lopen kan hij max. 60 minuten aaneen en wisselt in de tijd (soms minder). Traplopen 1 verdieping
is goed mogelijk, hurken is fors beperkt, knielen met links is beperkt en compenseert dit met rechts.
-Statische houdingen: zitten max. 45 minuten aaneen en moet hierna van houding wisselen. Staan
is niet beperkt (compenseert dan met rechts).
-Werktijden momenteel fors beperkt door energetische beperking
Advies
Medische informatie zal na zijn schriftelijke toestemming worden opgehaald zoals eerder door de bedrijfsarts, de heer [bedrijfsarts] al is aangegeven. Het verzoek hiervoor is aan hem verzonden via onze casemanager Manon v.d. Poel en hij zal het verzoek voor medische informatie deze week getekend aan haar retourneren.
Het advies blijft om bemiddeling op te starten middels mediation om tot een voor beide partijen acceptabele oplossing te komen. Van belang hierbij is dat het een onafhankelijke MfN geregistreerde mediator is, die door beide partijen, werknemer en werkgever acceptabel is. Volgend contact
Vervolg contact wordt via HR-casemanager ingepland. (…)"
2.44.
Het onderzoeksbureau 4itrust heeft in opdracht van Bilfinger op 17, 18 en 19 juni 2021 [eiser] geobserveerd in het eetcafé en hiervan een rapportage opgesteld. In het observatieverslag staat onder meer het volgende:
"(…) 17 juni 2021 (…)Bijzonderheden:
  • Subject voert continue diverse werkzaamheden uit; o.a. serveren eten en drinken, klaarmaken drankjes achter de bar, opruimen, kratjes sjouwen kassahandelingen.
  • Subject loopt normaal en op (bad)slippers. De mobiliteit lijkt redelijk tot goed.
  • De partner vertelde rapporteur dat ze samen met [eiser] intern (de locatie) in het pand wonen.
  • Partner subject vertelde rapporteur dat zijn minder mobiel was vanwege medische ingreep.
  • Rapporteur hoorde subject tegen gasten vertellen dat hij lat van de knieen heeft. Er zijn goed en slechte momenten. Vanaf het moment dat hij een spuit in de knie heeft gehad gaat het wel iets beter. Normaal werkt hij op lichte bergschoenen.
  • Subject komt vriendelijk, gastvrij en hardwerkend over. (…)
18 juni 2021 (…)Bijzonderheden:
  • Subject voert de gehele dag diverse werkzaamheden uit; o.a. serveren eten en drinken, klaarmaken drankjes achter de bar, opruimen, kratjes sjouwen kassahandelingen, assistentie verlenen keuken en snackbar.
  • Subject loopt normaal en op (bad)slippers. De mobiliteit lijkt aan het einde van de middag minder worden.
  • Subject komt vriendelijk, gastvrij en hardwerkend over. (…)
19 juni 2021 (…)Bijzonderheden:
  • Rapporteur hoorde subject tegen gasten op het terras vertellen dat ze (subject en partner) sinds 1 april begonnen zijn. Aanvankelijk ging het moeizaam vanwege het koude weer maar momenteel draait het lekker.
  • De mobiliteit van subject lijkt redelijk behalve het trappetje naar het terras naar het water lijkt lastiger. (….)"
2.45.
Op 23 juni 2021 hebben de [naam D] en [naam F] [eiser] geconfronteerd met de rapportage van 4itrust en is hij op staande voet ontslagen. Op 25 juni 2021 heeft Bilfinger een brief aan [eiser] gestuurd. In de brief staat onder meer het volgende:
"(…) Dat betekent dat u tijdens het gesprek van 23juni jl. is aangezegd dat u met onmiddellijke ingang wegens dringende redenen (op staande voet) bent ontslagen op basis van de bovenstaand beschreven feiten en omstandigheden (redenen), erop neerkomende dat:
1. u in strijd heeft gehandeld met het tussen ons overeengekomen verbod op nevenactiviteiten door een eigen onderneming te starten en daarin (zoals is gebleken> activiteiten en werkzaamheden te verrichten, zulks zelfs tijdens uw arbeidsongeschiktheid, waarbij u aan de bedrijfsarts fysieke beperkingen heeft gemeld die haaks staan op de activiteiten/werkzaamheden die u feitelijk blijkt te
verrichten in uw eigen onderneming, waarvan u herhaaldelijk heeft aangegeven dat de onderneming door uw vriendin wordt gedreven;
2. is komen vast te staan dat u de op u rustende verplichtingen heeft geschonden om de bedrijfsartsen volledig te informeren c.q. de bedrijfsartsen naar waarheid te antwoorden op hun redelijke vraag naar uw dagbesteding en derhalve volledig melding te doen van alle activiteiten die u in uw eigen onderneming verricht, zodat de bedrijfsartsen dat niet hebben kunnen betrekken bij hun beoordeling. Dit moet aan u worden toegerekend en moet worden beschouwd als een zeer ernstig verwijt;
3. u niet uit eigener beweging reden heeft gezien om openheid van zaken te geven over uw (verboden) nevenactiviteiten en uw (zo is gebleken: intensieve) werkzaamheden en activiteiten daarin, die, indien u deze activiteiten had uitgevoerd terwijl u ook fulltime voor ons aan het werk was geweest, zowel voor u als op de locatie van onze opdrachtgevers een ernstig gezondheids- c.q. veiligheidsrisico zou hebben gevormd. Integendeel: u heeft herhaaldelijk hierover een verkeerde voorstelling van zaken gegeven, dan wel geweigerd informatie te geven;
4. u de afgelopen periode herhaaldelijk alles in het werk heeft gesteld om niet tot een oplossing van de niet-medische belemmeringen voor re-integratie te komen, maar wel volop actief bent in uw eigen onderneming;
5. binnen onze organisatie het kunnen vertrouwen van elkaar, het kunnen vertrouwen van onze medewerkers en het secuur naleven van wat onderling is overeengekomen zo belangrijk is dat ook dat reden is voor de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ogenblikkelijk dient te worden verbroken. De oorzaak voor het onherstelbaar verlies van vertrouwen ligt volledig bij u en van ons kan in redelijkheid niet worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met u nog te laten voortduren. (…)"
2.46.
Op 2 augustus 2021 heeft [eiser] zich verzet tegen het ontslag op staande voet.
2.47.
In die periode erna hebben onderhandelingen plaatsgevonden tussen partijen om een regeling te treffen, maar dit is niet gelukt.
2.48.
Op verzoek van Bilfinger heeft [naam A] een verklaring opgesteld van hetgeen volgens hem tussen [eiser] en hem heeft gespeeld voorafgaand aan het ontslag op staande voet. In de verklaring staat onder meer het volgende:
"(…) [eiser] en ik kennen elkaar goed en konden goed met elkaar opschieten, ook bij de uitvoering van het werk. Eventuele meningsverschillen konden we altijd oplossen. Voor buitenstaanders leek het wel eens dat het er daarbij hard aan toe kon gaan, maar dat was nu eenmaal onze manier van doen. We sloegen elkaar daarna op de schouder en gingen weer verder. Daarom was ik ook zo verbaasd over de houding van [eiser] toen hij arbeidsongeschikt werd en de daarop volgende gesprekken.
In november 2020 viel me op dat het werk van [eiser] achteruitging. Ik vond ook dat hij uitstraalde dat hij er niet veel zin meer in had Hij hield zich toen al veel bezig met activiteiten buiten het werk. (…)
In februari 2021 werd bekend dat hij het eetcafé had gekocht. Hij vertelde me dat niet. Ook nu moest ik het uit de buurt oren. Ik heb toen erover met hem gesproken, dat was voor zijn ziekmelding. Ik wilde weten hoe het zat met dat café en wat [eiser] daarin zou gaan doen. Dat was voor mij belangrijk, omdat ik wilde weten of [eiser] met dat café niet te veel hooi op zijn vork zou nemen en minder goed zou werken voor Bilfinger. Bijvoorbeeld kon hij nog wel overuren maken of consignatie doen of zou dat allemaal door zijn collega's moten worden opgevangen? Dat zou niet acceptabel zijn. Daarbij is steigerbouwwerk gevaarlijk werk en de veiligheid mag door bijv. vermoeidheid niet in gevaar komen.
[eiser] vertelde dat hij inderdaad het eetcafé had gekocht, maar dat hij daarbij niet echt berokken zou zijn. [naam I] vertelde mij dat [eiser] in zijn stuk aan de rechtbank heeft gezegd dat [eiser] mij verteld zou hebben dat hij alleen de financier voor de aankoop van het café zou zijn. Dat zegt mij niks, [eiser] heeft dat niet tegen mij verteld. Wel heeft [eiser] me gezegd dat hij zich met dat café niet echt zou bemoeien. Zijn vriendin, [naam J] , waarvan ik weet dat die een achtergrond heeft in de horeca, zou het gaan runnen. Dus zou het werk van [eiser] bij Bilfinger er in principe niet onder lijden. [eiser] heeft met verteld dat hij in het café wat hand- en spandiensten zou verrichten. Hij zou zelf bijvoorbeeld niet achter de tap staan, dat deden zijn vriendin en een vriendin van haar. (…)
Op basis van wat ik van [eiser] begreep (niet of heel beperkte betrokkenheid) heb ik voor mezelf besloten om het even aan te kijken. Als het werk van [eiser] er onder zou lijden, zou ik hem daarop aanspreken. (…)
Ik ben niet precies bekend met de regels van Bilfinger over nevenactiviteiten. Zo wist ik niet dat het uitgangspunt is dat nevenactiviteiten bij een fulltime dienstverband worden geweigerd. Wel ben ik me ervan bewust dan nevenactiviteiten een belasting kunnen zijn en gevolgen kunnen hebben voor het werk. (…)
Achteraf en wat ik nu weet, vind ik dat [eiser] niet open en eerlijk tegen mij is geweest over zijn café. Hij heeft me laten geloven dat hij daar niet veel mee te maken zou hebben en dat [naam J] het café zou runnen. (…)
[eiser] meldde zich in februari 2021 ziek. Ik besprak met hem dat hij vervangende arbeid kon doen op kantoor. (…) [eiser] heeft dat de eerste weken een paar keer een uurtje of zo gedaan en dan vertrok hij weer. Toen ik zag dat hij niet meer kwam, maar wel buiten het werk andere dingen deed (dat bleek mij onder andere uit posts van [eiser] op social media), vond ik dat hij meer en structureel aangepast werk kon doen, maar dat wilde hij niet. Ik voelde mij door [eiser] belazerd. De kwaliteit van zijn werk was achteruit gelopen, hij deed van alles en nog wat buiten het werk, van zijn mannen hoorde ik dat hij voor zijn ziekmelding vaak niet op locatie was en door geen aangepast werk te doen liet hij ons, maar met name zijn team op Eneco in de steek. Omdat hij ons op Eneco zo in de steek had gelaten, hoefde hij voor mij daar niet meer te komen. Daarom heb ik gezegd dat hij zin van Eneco moest inleveren bij Eneco en dat heeft hij ook gedaan. (…)
[eiser] heeft bij de bedrijfsarts gezegd dat er niet medische redenen waren die terugkeer naar het werk belemmerden. Daarover hebben [naam B] van HR en ik op 16 april met [eiser] besproken. [eiser] maakte een groot punt van ons gesprek in maar en mijn beslissing om hem de toegang tot Eneco te ontzeggen en de pas af te pakken. Omdat ik [eiser] zo goed ken, wist ik dat hij toneel speelde en zielig deed. Ik heb dat [eiser] ook gezegd en aangegeven dat het "huilie huilie" doen geen zin had, dat ik dat zelf ook zou kunnen doen en dat wij geen spelletjes met elkaar moesten spelen. De reactie van [eiser] was duidelijk: hij zei niks meer en deed de armen over elkaar. [eiser] wist dat ik gelijk had en dat ik hem doorhad. (…)"

3.Het verzoek en het verweer

verzoek [eiser]
3.1.
[eiser] heeft een verzoek ingediend om indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. de opzegging van het dienstverband door Bilfinger te vernietigen;
II. Bilfinger te veroordelen tot nabetaling aan [eiser] van het tussen partijen overeengekomen loon van € 3.030,40 bruto per vier weken vanaf 23 juni 2021 tot en met 7 augustus 2021 en € 3.075,86 bruto per vier weken vanaf 8 augustus 2021 te vermeerderen met de volledige wettelijke verhoging;
III. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over voornoemde post vanaf de datum van opeisbaarheid, althans vanaf de dag van het verzoekschrift, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
IV. indien het ontslag op staande voet is terecht is gegeven, Bilfinger te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 31.176,20 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2021;
V. Bilfinger te veroordelen tot overlegging van een correcte bruto-netto specificatie over de toegewezen bedragen.
subsidiair
VI. voor recht te verklaren dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt;
VII. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 15.282,83 bruto aan gefixeerde schadevergoeding;
VIII. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 32.068,46 bruto;
IX. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 230.000,00 bruto billijke vergoeding;
X. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over voornoemde posten vanaf datum opeisbaarheid, althans vanaf de datum van het verzoekschrift, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
XI. Bilfinger te veroordelen tot overlegging aan [eiser] van een correcte bruto-netto specificatie van de toegewezen posten.
primair en subsidiair
XII. Bilfinger te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de eindafrekening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum van opeisbaarheid, althans vanaf de datum van het verzoekschrift, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
XIII. Bilfinger te veroordelen tot overlegging aan [eiser] van een correcte bruto-netto specificatie van de toegewezen posten.
XIV. Bilfinger te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] heeft - verkort weergegeven - aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Bilfinger niet onverwijld en niet op goede gronden het ontslag op staande voet heeft gegeven. Ten eerste heeft [eiser] gesteld dat het ontslag op staande voet op 23 juni 2021 niet onverwijld is gegeven, omdat Bilfinger al enige tijd op de hoogte was van het eetcafé waarin [eiser] werkzaamheden verrichtte. [eiser] heeft verder gesteld dat er geen sprake is van een dringende reden die een onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
3.3.
Bilfinger heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken. Bilfinger heeft er ten eerste op gewezen dat [eiser] primair vernietiging van de opzegging heeft gevorderd en subsidiair om toekenning van vergoedingen wegens een onterecht gegeven ontslag op staande voet, maar dat deze verzoeken niet op deze manier kunnen worden ingediend. [eiser] dient een keuze te maken tussen vernietiging van het ontslag op staande voet en de vergoedingen.
Verder heeft Bilfinger aangevoerd dat zij onverwijld is overgegaan tot het ontslag op staande voet. Zij is voldoende voortvarend te werk gegaan en heeft [eiser] daags nadat uit het onderzoeksrapport van 4iTrust is gebleken dat [eiser] veelvuldig en in strijd met het advies van de bedrijfsarts nevenwerkzaamheden in zijn eigen eetcafé verrichtte, op staande voet ontslagen. De verwijten die [eiser] worden gemaakt zijn dusdanig ernstig dat een ontslag op staande voet standhoudt, zowel subjectief als objectief gezien. De aangevoerde redenen voor het ontslag op staande voet zullen door een objectieve, weldenkende buitenstaander als dringend worden ervaren. Bovendien weet een ieder binnen Bilfinger, althans behoort te weten, dat het zonder toestemming verrichten van nevenactiviteiten - nota bene ook nog eens tijdens arbeidsongeschiktheid - wordt beoordeeld als een eerstegraads overtreding en (dus) leidt tot een ontslag op staande voet, temeer in de situatie waarin [eiser] herhaald onwaarheden heeft gesproken. Omdat [eiser] ernstige verwijten worden gemaakt, kan hij geen aanspraak maken op vergoedingen zoals de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna bij de beoordeling - voor zover van belang - verder ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
[eiser] heeft ter zitting zijn primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet ingetrokken en heeft berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Omdat [eiser] zich heeft neergelegd bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hoeft enkel het subsidiaire verzoek van [eiser] te worden beoordeeld. [eiser] heeft subsidiair aanspraak gemaakt op een vergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast maakt hij aanspraak op een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW en op een billijke vergoeding ingevolge artikel 7:681 BW. Deze verzoeken zal de kantonrechter beoordelen. [eiser] kan alleen aanspraak maken op de vergoedingen als Bilfinger niet onverwijld en/of niet op goede gronden is overgegaan tot het ontslag op staande voet.
Kader
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:677 lid 1 BW is zowel een werkgever als een werknemer bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor de werkgever, zo volgt uit artikel 7:678 lid 1 BW, worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2 BW wordt een (niet-limitatieve) opsomming gegeven van gevallen waarin er sprake kan zijn van een dringende reden. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Verder rust op Bilfinger als werkgever de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
4.3.
Ook is van belang of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. [eiser] heeft namelijk gesteld dat dit niet het geval is. Voor het antwoord op de vraag of een ontslag op staande voet al dan niet onverwijld is geschied, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden voor dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij valt onder meer te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrond bevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. Wel dient steeds met de nodige voortvarendheid te worden gehandeld.
Houdt het ontslag op staande voet stand?
4.4.
Bilfinger heeft een aantal redenen genoemd in haar ontslagbrief van 25 juni 2021 die volgens haar ieder voor zich maar ook in onderlinge samenhang bezien, een dringende reden opleveren om de arbeidsovereenkomst met [eiser] met onmiddellijke ingang op te zeggen. De eerste reden is dat [eiser] volgens Bilfinger in strijd heeft gehandeld met het verbod op nevenactiviteiten door een eigen onderneming te starten en daarin werkzaamheden te verrichten. Volgens Bilfinger heeft [eiser] zelfs tijdens arbeidsongeschiktheid werkzaamheden verricht en staan die ook nog eens haaks op de fysieke beperkingen die de bedrijfsarts heeft gemeld. De tweede reden is dat [eiser] volgens Bilfinger de bedrijfsartsen niet volledig en naar waarheid heeft geïnformeerd door zijn activiteiten voor zijn eigen onderneming tijdens arbeidsongeschiktheid niet te melden. Bilfinger heeft als derde reden aangevoerd dat [eiser] geen openheid en een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over zijn nevenwerkzaamheden terwijl deze werkzaamheden een ernstig gezondheids- c.q. veiligheidsrisico zouden opleveren indien [eiser] de werkzaamheden naast zijn fulltimebaan bij Bilfinger zou verrichten. Ten vierde heeft Bilfinger als reden aangedragen dat [eiser] in de periode voorafgaande aan het ontslag op staande voet alles in het werk heeft gesteld om niet tot een oplossing voor de niet-medische belemmeringen voor re-integratie te komen, maar wel volop bezig is geweest in zijn eigen onderneming. Ten slotte heeft Bilfinger als reden aangedragen dat er sprake is van een door [eiser] veroorzaakt onherstelbaar verlies van vertrouwen.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat een ontslag op staande voet gelet op de ingrijpende en verstrekkende gevolgen daarvan, het zwaarste middel is dat de werkgever kan inzetten jegens een werknemer. Het moet daarom worden gebruikt als uiterste sanctie. De kantonrechter overweegt dat uit het feitencomplex volgt dat zowel [eiser] als Bilfinger steken hebben laten vallen. De kantonrechter is van oordeel dat het handelen van [eiser] niet zo ernstig is geweest dat Bilfinger het zwaarste middel moest inzetten, namelijk [eiser] , na een vlekkeloos dienstverband van ruim 26 jaar, op staande voet te ontslaan. Bovendien komen niet alle door Bilfinger aangedragen redenen vast te staan en is in het kader van de onverwijldheid van belang dat Bilfinger al enige tijd op de hoogte was van het feit dat [eiser] een eigen eetcafé had gekocht en daarin (enige) werkzaamheden uitvoerde. Om tot deze conclusie te komen heeft de kantonrechter acht geslagen op het volgende.
4.6.
Om te beginnen heeft te gelden dat de direct leidinggevende van [eiser] - [naam A] - heeft verklaard dat hij in februari 2021 ervan op de hoogte is geraakt dat [eiser] een eetcafé had gekocht en dat [eiser] hem heeft gezegd dat hij hand- en spandiensten zal gaan verrichten in het eetcafé. Op 22 februari 2021 heeft [eiser] zich ziekgemeld wegens knieklachten. In maart 2021 heeft [eiser] een aantal berichten op sociale-media geplaatst over zijn nieuwe eetcafé en heeft [naam A] [eiser] hiermee geconfronteerd. Op 30 maart 2021 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden waarbij [naam A] [eiser] de toegang tot alle (werk)locaties heeft ontzegd. Ten aanzien van de bekendheid met de nevenactiviteiten van [eiser] bij Bilfinger is verder van belang dat [eiser] op 16 april 2021 een gesprek heeft gevoerd met [naam A] en [naam B] . In dat gesprek is ook aan de orde gekomen dat [eiser] een eigen eetcafé heeft. Op 30 april 2021 heeft [eiser] een gesprek gevoerd met [naam F] en [naam C] waarin het eetcafé niet aan de orde is gekomen, maar [naam F] heeft aangegeven informatie bij [naam A] op te halen om duidelijkheid te krijgen over het verwijt dat [naam A] [eiser] maakt. Dit heeft [naam F] gedaan en een vervolggesprek heeft plaatsgevonden op 18 mei 2021. In dat gesprek is het eetcafé wel aan de orde gekomen, maar wilde [eiser] hier niets over zeggen omdat hij vond dat “privé dingen privé moeten blijven”. [naam F] heeft toen gewezen op de binnen Bilfinger geldende compliance regels en dat werknemers moeten melden bij Bilfinger dat zij een eigen bedrijf hebben. Ook heeft [naam F] aangegeven dat zij het formulier waarmee deze activiteiten kunnen worden gemeld, zou toesturen aan [eiser] en dat Bilfinger daarna zou berichten of er wel of niet sprake is van tegenstrijdige belangen en of er wellicht aanvullende afspraken moeten worden gemaakt. Tegen deze achtergrond kan de kantonrechter Bilfinger niet volgen in haar stelling dat zij pas na het onderzoeksrapport van 4iTrust van 22 juni 2021 op de hoogte is geraakt van de nevenactiviteiten van [eiser] voor zijn eigen onderneming en tijdens arbeidsongeschiktheid. Voor zover Bilfinger heeft aangevoerd dat [eiser] niets over zijn activiteiten wilde zeggen en daarom nader onderzoek nodig was en zij daarbij voldoende voortvarend te werk is gegaan, kan de kantonrechter haar daarin evenmin volgen. [naam F] heeft ter zitting namelijk desgevraagd aangegeven dat zij na het gesprek op 18 mei 2021 de goedkeuringsformulieren voor de nevenwerkzaamheden niet heeft verstuurd aan [eiser] omdat zij - net zoals [naam D] - inzag dat [eiser] vanwege zijn emotionele toestand niet kon werken, zij [eiser] niet nog meer wilde belasten en de verhoudingen wilde normaliseren. Hieruit valt niet af te leiden dat nadat het eetcafé op 18 mei 2021 ter sprake is gekomen, het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van [eiser] voordeed en hij dusdanig ernstig in strijd met de volgens Bilfinger geldende bedrijfsregels (of complianceregels) heeft gehandeld en onderzoek nodig was om de exacte rol van [eiser] binnen het eetcafé te onderzoeken. Van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet op 23 juni 2021 is volgens de kantonrechter dan ook geen sprake.
4.7.
Ook inhoudelijk gezien is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Van belang is dat - anders dan Bilfinger heeft aangevoerd - uit het onderzoeksrapport van 4iTrust niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat [eiser] in strijd met het advies van de bedrijfsarts werkzaamheden voor zijn eigen onderneming heeft verricht. Ten eerste merkt de kantonrechter op dat het onderzoeksrapport slechts een beperkt beeld geeft van de situatie omdat [eiser] 2,5 dag is geobserveerd en [eiser] onweersproken heeft gesteld - en dat blijkt ook uit de rapportage - dat zijn vriendin vanwege een medische ingreep die week beperkt was in het uitvoeren van werkzaamheden in het eetcafé. Eveneens is van belang dat in het advies van de bedrijfsarts is vermeld dat [eiser] fysieke beperkingen heeft waardoor hij, bijvoorbeeld, niet meer dan 45 minuten kan staan of zitten. Los van het feit dat uit het onderzoeksrapport niet zonder meer volgt dat [eiser] hier in strijd mee heeft gehandeld, heeft Bilfinger hiermee miskend dat de knieklachten niet de enige (en hoofd) reden is dat [eiser] zijn werkzaamheden niet verricht. De gezondheidsproblematiek van [eiser] is gelet op de rapportage van de bedrijfsarts grotendeels werk gerelateerd. Dat [eiser] , anders dan de bedrijfsarts heeft gerapporteerd, wel (volledig) arbeidsgeschikt was staat bovendien niet vast en de rapportage van 4itrust is onvoldoende om die conclusie te kunnen dragen. Bedrijfsarts [naam H] heeft zijn advies, nadat hij op de hoogte was gebracht van de nevenactiviteiten van [eiser] , niet gewijzigd. Bilfinger was bovendien bekend met de niet-medische belemmeringen van [eiser] en daarom werden er juist gesprekken gevoerd en moest er mediation worden opgestart.
4.8.
Dat [eiser] herhaaldelijk alles in het werk heeft gesteld om niet tot een oplossing te komen voor de niet-medische belemmeringen zoals Bilfinger stelt, ziet de kantonrechter niet. De kantonrechter constateert dat de bedrijfsarts op 8 april 2020 heeft geadviseerd dat partijen op korte termijn met elkaar in gesprek moeten gaan over de niet-medische problemen. Het eerste gesprek daarover heeft op 16 april 2021 plaatsgevonden. [eiser] heeft er naar het oordeel van de kantonrechter terecht op gewezen dat het lang heeft geduurd voordat [eiser] hiervan een uitgebreid verslag heeft ontvangen. Het niet ontvangen van een verslag staat er echter niet aan in de weg om te beginnen met re-integratiewerkzaamheden en daar heeft [naam D] [eiser] dan ook terecht op gewezen. [eiser] is op 26 april 2021 op een afspraak met [naam C] verschenen. [eiser] heeft er naar het oordeel van de kantonrechter echter geen goed aan gedaan door boos weg te lopen op dat gesprek, maar dat enkele gegeven is onvoldoende om te oordelen dat [eiser] alles in het werk heeft gesteld om een oplossing te verhinderen. [eiser] is daarna zowel op 30 april 2021 als op 18 mei 2021 op afspraken verschenen. [eiser] had naar het oordeel van de kantonrechter wel moeten reageren op de e-mailberichten van Bilfinger van 2 en 7 juni 2021 waarin zij vraagt of een mediator contact met [eiser] mag opnemen. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter in het kader van de re-integratie wel steken laten vallen.
4.9.
Ten aanzien van het verwijt dat [eiser] Bilfinger herhaaldelijk onjuist heeft ingelicht over zijn rol binnen het eetcafé, heeft te gelden dat [eiser] dit gemotiveerd heeft betwist. Het had daarom op de weg van Bilfinger gelegen om haar standpunt van een nadere onderbouwing te voorzien, maar dit heeft zij niet gedaan. Bovendien blijkt uit de verklaring van [naam A] dat [eiser] in februari 2021 juist heeft aangegeven dat hij hand- en spandiensten zou gaan verrichten in het eetcafé en niet dat hij enkel als geldschieter zou gaan fungeren. Dat laatste blijkt ook niet uit de overgelegde gespreksverslagen. [eiser] heeft wel aangegeven dat bij de aankoop van het café het inderdaad de intentie was dat zijn vriendin en een medewerker het café zouden gaan runnen, maar dat zijn rol vanwege de omstandigheden groter is geworden, terwijl zijn vriendin in de week van het onderzoek van 4iTrust medische beperking had waardoor zij tijdelijk minder werkzaamheden kon verrichten in het eetcafé. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] aan de bedrijfsarts had moeten melden dat hij activiteiten in het eetcafé verrichtte tijdens ziekte. [eiser] had moeten spreken waar hij heeft gezwegen. Het gaat hier om informatie waarvan ook voor [eiser] duidelijk had behoren te zijn dat dit van belang kon zijn voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid en zijn re-integratie. Het niet volledig inlichten van de bedrijfsarts is op zichzelf genomen echter niet een dusdanige misstap dat ontslag op staande voet gerechtvaardigd is (zie HR 8 oktober 2004 Vixia/Gerrits, ECLI:NL:HR:2004:AO9549). Artikel 7:629 BW biedt een eigen sanctiekader voor het niet-nakomen van verplichtingen in het kader van ziekmelding, herstel en re-integratie.
4.10.
Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die - in onderlinge samenhang bezien - wel het oordeel wettigen dat een dringende reden in de zin van art. 7:677 lid 1 aanwezig is. Die feiten en omstandigheden doen zich in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter niet voor. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] naast het melden van zijn activiteiten binnen het eetcafé aan de bedrijfsarts, ook op de uitnodigingen van Bilfinger om een mediation-gesprek te voeren had moeten reageren en niet had moeten weglopen op het gesprek van 26 april 2021. Deze omstandigheden kunnen echter niet - ook niet in onderlinge samenhang bekeken - het oordeel wettigen dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW aanwezig is. Dat [eiser] het vertrouwen dat Bilfinger in hem had door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft beschadigd is begrijpelijk, maar maakt niet dat de zwaarste arbeidsrechtelijke sanctie gerechtvaardigd is.
conclusie
4.11.
De conclusie van het bovenstaande is dat de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven en dat de door Bilfinger in haar ontslagbrief genoemde redenen - voor zover deze al vast komen te staan - geen dringende reden opleveren. Ook niet in onderlinge samenhang bezien. Bilfinger is derhalve niet gerechtvaardigd overgegaan tot onverwijlde beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierdoor heeft Bilfinger de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:671 BW onregelmatig opgezegd door geen wettelijke opzegtermijn in acht te nemen. Vervolgens moet beoordeeld worden welke vergoedingen Bilfinger aan [eiser] verschuldigd is en hoe hoog die vergoedingen moeten zijn.
Vergoedingen
Gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.12.
Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Omdat [eiser] meer dan 26 jaar in dienst was, is gelet op artikel 7:672 lid 2 BW een opzegtermijn van vier maanden van toepassing. Bilfinger is aan [eiser] vier maandsalarissen van in totaal € 15.282,83 (inclusief vakantietoeslag) verschuldigd. Het verzoek van [eiser] dat strekt tot betaling van deze vergoeding zal worden toegewezen. Gelet op artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 23 juni 2021.
Transitievergoeding
4.13.
Op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW is de werkgever een transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Die situatie doet zich in onderhavig geval voor, waarbij de kantonrechter constateert dat van de in lid 7 van dit artikel genoemde uitzonderingen voor het niet verschuldigd raken van een transitievergoeding geen sprake is. Niet is komen vast te staan dat [eiser] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding. Het enkele feit dat [eiser] volgens Bilfinger inkomen zou genieten uit zijn eigen onderneming maakt niet dat [eiser] geen aanspraak meer heeft op een transitievergoeding. Dat blijkt ook niet uit de wet. Dit verweer treft dus geen doel. Het verzoek van [eiser] om Bilfinger tot betaling van de transitievergoeding te veroordelen zal dan ook worden toegewezen. Gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft [eiser] recht op de door hem verzochte transitievergoeding van € 32.068,46 bruto. Bilfinger heeft de hoogte van de verzochte transitievergoeding niet bestreden. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 23 juli 2021.
Billijke vergoeding
4.14.
Ten slotte maakt [eiser] aanspraak op een billijke vergoeding van € 230.000,00 bruto. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat met een onterecht gegeven ontslag op staande voet hiermee de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever is gegeven en een billijke vergoeding kan worden toegekend (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Het is aan de rechter om aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval te beoordelen, of en zo ja, in welke omvang, het toekennen van een billijke vergoeding aan de werknemer in de rede ligt. De Hoge Raad heeft in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) met betrekking tot de vraag hoe de omvang van een billijke vergoeding berekend moet worden, een aantal gezichtspunten gegeven. De kantonrechter kan gelet op artikel 7:681 lid 1 BW een billijke vergoeding toekennen, maar moet dat dus niet.
4.15.
Bij het vaststellen van de omvang van een billijke vergoeding kan onder meer worden gelet op hetgeen [eiser] nog aan loon zou hebben genoten als het ontslag op staande voet niet had plaatsgevonden. Het zal daarbij van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in acht moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of Bilfinger de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding kan er ook mee rekening worden gehouden of [eiser] inmiddels ander werk heeft gevonden, en voorts kan rekening worden gehouden met de inkomsten die hij daaruit dan geniet, alsmede met de (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Tot de relevante omstandigheden behoort tevens de mate waarin Bilfinger van het einde van het dienstverband een verwijt kan worden gemaakt. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding dient bovendien de aan [eiser] toekomende transitievergoeding te worden betrokken. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.16.
De kantonrechter is van oordeel dat hoewel - zoals hiervoor is overwogen - Bilfinger onterecht is overgegaan tot het geven van ontslag op staande voet, ook [eiser] een verwijt kan worden gemaakt. [eiser] heeft immers niet willen communiceren over zijn nevenactiviteiten in zijn eigen eetcafé (tijdens ziekte), heeft hierover wel berichten geplaatst op sociale media waardoor collega's en klanten de activiteiten hebben (kunnen) opmerken en hij heeft e-mails van Bilfinger genegeerd die ervoor moesten zorgen dat de mediation werd opgestart. Ook is hij op 26 april 2021 boos weggelopen van een gesprek terwijl dat gesprek juist moest bijdragen aan het oplossen van de niet-medische redenen. Door dit handelen van [eiser] zijn de arbeidsverhoudingen (nog meer) onder druk komen te staan. De kantonrechter acht het daarom niet voor de hand liggend dat de arbeidsovereenkomst nog lang had voortgeduurd. Een door Bilfinger gestarte ontbindingsprocedure wegens een verstoorde arbeidsverhouding zou kans van slagen hebben gehad. Ook is in aanmerking genomen dat [eiser] een transitievergoeding van meer dan € 32.000,00 zal ontvangen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de verzochte billijke vergoeding vast te stellen op nihil.
Eindafrekening en bruto/netto specificatie
4.17.
[eiser] heeft verzocht om betaling van de eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens [eiser] is Bilfinger ten onrechte overgegaan tot het verrekenen van het bedrag dat zij aan [eiser] verschuldigd is met de volgens haar door [eiser] verschuldigde gefixeerde schadevergoeding. Bij verweerschrift heeft Bilfinger een eindafrekening overgelegd. Uit die eindafrekening volgt niet dat Bilfinger enig bedrag een schadevergoeding in mindering heeft gebracht op de bedragen die Bilfinger aan [eiser] verschuldigd is. Nu [eiser] reeds een eindafrekening heeft ontvangen en hij hiertegen geen afzonderlijk verweer meer heeft gevoerd, zal de kantonrechter het verzoek wegens gebrek aan belang afwijzen.
4.18.
Ten slotte heeft [eiser] verzocht om bruto-netto specificaties van de bedragen de Bilfinger aan [eiser] zal moeten voldoen. Hiertegen heeft Bilfinger geen afzonderlijk verweer gevoerd zodat dat verzoek zal worden toegewezen.
Proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Bilfinger zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak begroot op:
- explootkosten € 103,83
- griffierecht € 85,00
- salaris gemachtigde € 747,00
totaal € 935,83
4.20.
Bilfinger heeft verzocht om deze beschikking niet uitvoerbaar te verklaren, dan wel dat [eiser] een bankgarantie zal moeten afgeven. Bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 233 Rv dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (vergelijk HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Voorts dient een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd te worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591) en staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten worden meegewogen bij de belangenafweging (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). De kantonrechter ziet hiertoe geen aanleiding omdat gelet op voormeld uitgangspunt [eiser] wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad te hebben. Dit brengt mee dat het allereerst op de weg van Bilfinger ligt om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren en onder verwijzing daarnaar te stellen dat hun belangen bij het achterwege blijven van uitvoerbaarverklaring bij voorraad prevaleren boven de belangen van [eiser] bij toewijzing van de betreffende vordering. In dit geval heeft Bilfinger enkel verzocht om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel dat er een bankgarantie dient te worden afgegeven, maar heeft dit verder niet van een motivering voorzien. Enkel om die reden zal de kantonrechter voorbij gaan aan het verzoek van Bilfinger. Bilfinger heeft op geen enkele wijze het restitutierisico van een onderbouwing voorzien. De kantonrechter zal dan ook geen zekerheidsstelling opleggen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht te verklaren dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt;
II. veroordeelt Bilfinger tot betaling van een bedrag van € 32.068,46 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juni 2021 tot en met de dag van algehele voldoening;
III. veroordeelt Bilfinger tot betaling van een bedrag van € 15.282,83 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2021 tot en met de dag van algehele voldoening;
IV. veroordeelt Bilfinger tot overlegging aan [eiser] van een correcte bruto-netto specificatie van de toegewezen bedragen;
V. veroordeelt Bilfinger tot betaling van de proceskosten welke aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 935,83;
VI. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 412