Op verzoek van Bilfinger heeft [naam A] een verklaring opgesteld van hetgeen volgens hem tussen [eiser] en hem heeft gespeeld voorafgaand aan het ontslag op staande voet. In de verklaring staat onder meer het volgende:
"(…) [eiser] en ik kennen elkaar goed en konden goed met elkaar opschieten, ook bij de uitvoering van het werk. Eventuele meningsverschillen konden we altijd oplossen. Voor buitenstaanders leek het wel eens dat het er daarbij hard aan toe kon gaan, maar dat was nu eenmaal onze manier van doen. We sloegen elkaar daarna op de schouder en gingen weer verder. Daarom was ik ook zo verbaasd over de houding van [eiser] toen hij arbeidsongeschikt werd en de daarop volgende gesprekken.
In februari 2021 werd bekend dat hij het eetcafé had gekocht. Hij vertelde me dat niet. Ook nu moest ik het uit de buurt oren. Ik heb toen erover met hem gesproken, dat was voor zijn ziekmelding. Ik wilde weten hoe het zat met dat café en wat [eiser] daarin zou gaan doen. Dat was voor mij belangrijk, omdat ik wilde weten of [eiser] met dat café niet te veel hooi op zijn vork zou nemen en minder goed zou werken voor Bilfinger. Bijvoorbeeld kon hij nog wel overuren maken of consignatie doen of zou dat allemaal door zijn collega's moten worden opgevangen? Dat zou niet acceptabel zijn. Daarbij is steigerbouwwerk gevaarlijk werk en de veiligheid mag door bijv. vermoeidheid niet in gevaar komen.
[eiser] vertelde dat hij inderdaad het eetcafé had gekocht, maar dat hij daarbij niet echt berokken zou zijn. [naam I] vertelde mij dat [eiser] in zijn stuk aan de rechtbank heeft gezegd dat [eiser] mij verteld zou hebben dat hij alleen de financier voor de aankoop van het café zou zijn. Dat zegt mij niks, [eiser] heeft dat niet tegen mij verteld. Wel heeft [eiser] me gezegd dat hij zich met dat café niet echt zou bemoeien. Zijn vriendin, [naam J] , waarvan ik weet dat die een achtergrond heeft in de horeca, zou het gaan runnen. Dus zou het werk van [eiser] bij Bilfinger er in principe niet onder lijden. [eiser] heeft met verteld dat hij in het café wat hand- en spandiensten zou verrichten. Hij zou zelf bijvoorbeeld niet achter de tap staan, dat deden zijn vriendin en een vriendin van haar. (…)
Op basis van wat ik van [eiser] begreep (niet of heel beperkte betrokkenheid) heb ik voor mezelf besloten om het even aan te kijken. Als het werk van [eiser] er onder zou lijden, zou ik hem daarop aanspreken. (…)
Ik ben niet precies bekend met de regels van Bilfinger over nevenactiviteiten. Zo wist ik niet dat het uitgangspunt is dat nevenactiviteiten bij een fulltime dienstverband worden geweigerd. Wel ben ik me ervan bewust dan nevenactiviteiten een belasting kunnen zijn en gevolgen kunnen hebben voor het werk. (…)
Achteraf en wat ik nu weet, vind ik dat [eiser] niet open en eerlijk tegen mij is geweest over zijn café. Hij heeft me laten geloven dat hij daar niet veel mee te maken zou hebben en dat [naam J] het café zou runnen. (…)
[eiser] meldde zich in februari 2021 ziek. Ik besprak met hem dat hij vervangende arbeid kon doen op kantoor. (…) [eiser] heeft dat de eerste weken een paar keer een uurtje of zo gedaan en dan vertrok hij weer. Toen ik zag dat hij niet meer kwam, maar wel buiten het werk andere dingen deed (dat bleek mij onder andere uit posts van [eiser] op social media), vond ik dat hij meer en structureel aangepast werk kon doen, maar dat wilde hij niet. Ik voelde mij door [eiser] belazerd. De kwaliteit van zijn werk was achteruit gelopen, hij deed van alles en nog wat buiten het werk, van zijn mannen hoorde ik dat hij voor zijn ziekmelding vaak niet op locatie was en door geen aangepast werk te doen liet hij ons, maar met name zijn team op Eneco in de steek. Omdat hij ons op Eneco zo in de steek had gelaten, hoefde hij voor mij daar niet meer te komen. Daarom heb ik gezegd dat hij zin van Eneco moest inleveren bij Eneco en dat heeft hij ook gedaan. (…)
[eiser] heeft bij de bedrijfsarts gezegd dat er niet medische redenen waren die terugkeer naar het werk belemmerden. Daarover hebben [naam B] van HR en ik op 16 april met [eiser] besproken. [eiser] maakte een groot punt van ons gesprek in maar en mijn beslissing om hem de toegang tot Eneco te ontzeggen en de pas af te pakken. Omdat ik [eiser] zo goed ken, wist ik dat hij toneel speelde en zielig deed. Ik heb dat [eiser] ook gezegd en aangegeven dat het "huilie huilie" doen geen zin had, dat ik dat zelf ook zou kunnen doen en dat wij geen spelletjes met elkaar moesten spelen. De reactie van [eiser] was duidelijk: hij zei niks meer en deed de armen over elkaar. [eiser] wist dat ik gelijk had en dat ik hem doorhad. (…)"