ECLI:NL:RBNNE:2021:5102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
18/084665-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor marktplaatsoplichting en computervredebreuk, veroordeling voor schuldwitwassen

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van marktplaatsoplichting, oplichting en computervredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste drie tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij de oplichting van de benadeelde partijen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de persoon was die de phishinglink had verstuurd of die had ingelogd op de bankrekening van de benadeelde partij. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor schuldwitwassen, omdat hij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 14 juni 2019 twee keer schuldig was aan het medeplegen van schuldwitwassen. Hij had een bankrekening ter beschikking gesteld voor de ontvangst van geld dat afkomstig was van marktplaatsoplichting en had een deel van dit geld voor zichzelf gehouden. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke taakstraf op van 100 uren met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet volledig openhad gesteld over zijn rol in de zaak en dat hij zich had omringd met verkeerde vrienden. De rechtbank hield rekening met de positieve wending in het leven van de verdachte, die inmiddels een vaste baan had en bezig was met het oprichten van een eigen bedrijf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/084665-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op 1 maart 2019 te Polsbroek, gemeente Lopik en/of in Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde partij 1]
(zie aangifte pagina 163 t/m 179 dossier), heeft bewogen tot de afgifte, althans het overmaken van een geldbedrag van 283,50 euro, althans enig geldbedrag, althans een goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich voorgedaan als aanbieder en/of verkoper van een Legoset, althans een goed op de internetsiteMarktplaats geplaatst, door een foto van genoemde Legoset met de verkoopprijs op die site te plaatsen en/of
  • gebruik gemaakt van een valse naam en/of valse identiteit, te weten jkorf en/of
  • gebruik gemaakt van het emailadres onbekend@onbekend.nl en/of
  • zich voorgedaan als bonafide verkoper en/of
  • de indruk gewekt dat hij/zij genoemde Legoset in zijn/hun bezit had(den) en/of
  • voornoemde [benadeelde partij 1] voorgehouden/beloofd dat hij/zij genoemde Legoset zou(den) leveren na betaling/overschrijving van genoemd geldbedrag op rekening [rekeningnummer] , terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet in het bezit was/waren van voornoemde Legoset en/of niet van zins was/waren om enig goed te leveren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 maart 2019 te Polsbroek, gemeente Lopik en/of Groningen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 283,50 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten [benadeelde partij 1] , was, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 283,50 euro, voorhanden heeft gehad, en/of voornoemd geldbedrag van € 283,50 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, althans uit eigen misdrijf.
2
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Den Helder en/of Winschoten en/of Groningen, althans (elders) in Nederland en/of in Papenburg, Bondsrepubliek Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde partij 2] (zie pagina 238 t/m 250 dossier) heeft bewogen tot
- het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (voor internetbankieren),
door zich jegens voornoemde [benadeelde partij 2] valselijk voor te (laten) doen als een geïnteresseerde marktplaatsgebruiker voor de door [benadeelde partij 2] geplaatste adverententie waarin deze wandelschoenen aanbood en/of
  • een (valse/phishing)tikkielink en/of betaalverzoek te sturen hetgeen doorleidde naar eenbankomgeving teneinde daar 0,01 eurocent te betalen, althans een (valse/phishing)betaalverzoeklink, en/of
  • die [benadeelde partij 2] te laten inloggen op een fictieve internetbankieren-omgeving en/of
  • op deze wijze de inloggegevens voor internetbankieren voor bankrekening [rekeningnummer] af tevangen van die [benadeelde partij 2] en hiermee zelf in te loggen op de internetbankierenomgeving en/of diverse af-en overschrijvingen te doen
en/of betalingen te doen in (een) winkel(s), althans een of meer goederen te kopen en/of nieuwe rekeningen te koppelen aan het bankaccount van die [benadeelde partij 2] en/of nieuwe devices aan die rekening/dat bankaccount te koppelen;
3 hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Den Helder en/of Winschoten en/of Groningen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een webserver met daarop het internetbankieren(account) van [benadeelde partij 2] , is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door via een phishingpagina/phishinglink/phishingwebsite de inlogggevens voor internetbankieren af te vangen van die [benadeelde partij 2] en hiermee in te loggen op de internetomgeving van die [benadeelde partij 2] ;
4
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Den Helder en/of Winschoten en/of
Groningen, althans in Nederland en/of te Papenburg, althans in de
Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een geldbedrag van 1743,90 euro, althans een geldbedrag (pagina 238 t/m 250 dossier) en/of
  • een geldbedrag van één euro (pagina 238 t/m 250 dossier), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] en/of ING-bank NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de via een phishinglink/website afgevangen inloggegevens van het internetbankieren van die [benadeelde partij 2] , met welke inloggegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten is/zijn ingelogd, op de internetbankieren-omgeving van die [benadeelde partij 2] diverse af- en overschrijvingen zijn gedaan en/of betalingen zijn verricht bij Real GMBH Papenburg DEU en/of de parkeergarage van Real
GMBH Papenburg DEU en/of nieuwe rekeningen te koppelen aan het bankaccount van die [benadeelde partij 2] waar geld heen werd gesluisd en/of nieuwe devices aan die rekening te koppelen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2019, te Winschoten, althans in Nederland en/of in Papenburg, althans in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (een) voorwerp)en), te weten
  • een televisie (merk LG) en/of
  • een notebook (merk HP) en/of
  • een PlayStation 4, althans een spelcomputer,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, althans uit eigen misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en onder 4 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat de geplaatste advertentie, de communicatie met aangever en het versturen van de phishing link niet valt te herleiden tot verdachte.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman vrijspraak betoogd voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen enkel verband kan worden gelegd tussen verdachte en het versturen van de phishing link, het inloggen of koppelen aan de bankomgeving.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak betoogd voor het onder 4 primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de digitale gegevensdragers die aan de bankrekening van aangever [benadeelde partij 2] zouden zijn gekoppeld niet aan verdachte, maar eerder aan een ander vallen toe te schrijven.
Uit het dossier blijkt geen enkele betrokkenheid van verdachte als (mede)pleger van de diefstal met valse sleutels. Met betrekking tot het onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 primair
De rechtbank komt -evenals de officier van justitie en de raadsman- tot de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van
(marktplaats)oplichting. De rechtbank overweegt hierbij dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om te kunnen komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die aangever [benadeelde partij 1] heeft opgelicht of dat hij daaraan -al dan niet tezamen en in verenging met een ander of anderen- een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman- het onder 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting en de computervredebreuk evenmin wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat aangever [benadeelde partij 2] slachtoffer is geworden van phishing. Uit het dossier volgt echter niet dat verdachte degene is geweest die de phishing link heeft verstuurd aan [benadeelde partij 2] en ook niet dat verdachte -al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen-, met de via phishing verkregen gegevens, heeft ingelogd in de beveiligde internetbankieren omgeving van aangever [benadeelde partij 2] . Daarvoor bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal daarom ook van deze feiten worden vrijgesproken.
Ook het onder 4 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met valse sleutels acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte -al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen-, een geldbedrag van € 1.743,90 van aangever [benadeelde partij 2] heeft weggenomen met een valse sleutel. De rechtbank acht niet buiten redelijke twijfel verheven dat het verdachte is geweest die de betalingen vanaf de rekening van [benadeelde partij 2] heeft verricht. Ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal ontbreekt. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgend vast.
1
Door aangever [benadeelde partij 1] is aangifte gedaan van (marktplaats)oplichting gepleegd op
1 maart 2019. Aangever [benadeelde partij 1] zag op marktplaats een advertentie waarin een LEGO treinset werd aangeboden. Aangever [benadeelde partij 1] kwam met de verkoper een prijs overeen en er werden door de verkoper twee betaalverzoeken verzonden. Eén met het rekeningnummer van verdachte, [rekeningnummer] , en één met het rekeningnummer van [naam] .
Aangever [benadeelde partij 1] maakt een bedrag van € 283,50 over op het rekeningnummer van verdachte. Zodra het geld was overgemaakt, zou de verkoper de LEGO treinset versturen en aangever het track en trace nummer overhandigen. Nadat aangever [benadeelde partij 1] het geld had overgemaakt, reageerde de verkoper echter niet meer. De LEGO treinset is niet geleverd.
2
Uit het overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van N.D.D. [verdachte] blijkt dat op 1 maart 2019 door [benadeelde partij 1] een bedrag van € 283,50 is gestort.
3
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 november 2021 verklaard dat hij wel iets te maken heeft gehad met (marktplaats)oplichting, maar dat hij zelf geen advertenties op marktplaats heeft gezet of oplichting heeft gepleegd. Verdachte ging om met verkeerde vrienden en heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld. Van het geld dat door aangever [benadeelde partij 1] op zijn bankrekening werd gestort heeft verdachte een bedrag van € 100,- contant ontvangen. Het geld werd door iemand anders van zijn bankrekening gepind.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag afkomstig uit de (markplaats)oplichting op 1 maart 2019 heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in samenwerking met anderen heeft gehandeld en dat hij wist dat het geldbedrag -onmiddellijk- afkomstig was uit enig misdrijf, te weten (marktplaats)oplichting.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgend vast.
Door meerdere personen (waaronder aangever [benadeelde partij 2] ) is aangifte gedaan van oplichting en diefstal van geld van hun bankrekening, gepleegd op diverse plaatsen in Nederland, waarbij de volgende werkwijze werd gehanteerd.
Aangevers werden naar aanleiding van een door hen op marktplaats.nl aangeboden goed benaderd door een zogenaamde geïnteresseerde koper (fraudeur), vaak met de vraag of het product nog te koop is. Wanneer de aangevers hier positief op reageerden, vond er een korte onderhandeling plaats, waarbij er overeenstemming werd bereikt over de verkoopprijs.
Vervolgens vroeg de persoon die zich voordeed als geïnteresseerde koper en zich bediende van een valse naam aan aangevers of hij/zij een verificatie link mocht doorsturen, teneinde 1 cent over te maken. Aangevers klikten vervolgens op de door de fraudeur verstuurde link en landden op een fictieve bank/betaalomgeving, een phishingsite. Door het inloggen op deze site werden door de aangevers inloggegevens voor internetbankieren achtergelaten. Hierna werd met die gegevens ingelogd op de rekeningen van aangevers en werd geld van hun rekeningen afgeschreven, waarbij in een aantal gevallen ook geld van een spaar- naar een betaalrekening werd overgemaakt. Ook ontstond hier de mogelijkheid om eigen devices, zoals een eigen telefoon, aan een bankrekening te koppelen. De fraudeur heeft in dit stadium de mogelijkheid om gelden te onttrekken aan de rekeningen van aangevers.
4
Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat op de hiervoor omschreven werkwijze op 14 juni 2019 een bedrag van € 2.499,10 van zijn spaarrekening is overgeboekt naar zijn betaalrekening, en vervolgens dat er rond 20:54 uur € 1.743,90 is overgeboekt naar een rekening op naam van Real GMBH Papenburg DEU.
Op 14 juni 2019 rond 21:15 uur wordt verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1],
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden bij de grens met Duitsland door het Grensoverschrijdend Politieteam. In de auto met kenteken [kenteken] wordt o.a. een televisie, een laptop en een Playstation 4 aangetroffen. Uit kassabonnen bleek dat voornoemde voorwerpen in Duitsland zijn aangekocht voor een totaalbedrag van € 1.743,90.
5
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 juni 2019 in Duitsland is geweest en dat er die avond in een winkelcentrum in Papenburg door medeverdachte [medeverdachte 3] diverse spullen zijn gekocht, te weten een grote televisie, een laptop en een PlayStation.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij bestuurder was van het voertuig met het kenteken
[kenteken]. In zijn algemeenheid heeft hij verder verklaard wel iets te maken te hebben gehad met (marktplaats)oplichting en met verkeerde vrienden te zijn omgegaan. Verdachte verklaart dat hij achteraf zijn vraagtekens had moeten zetten bij de herkomst van de aangekochte spullen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Verdachte heeft diverse voorwerpen, te weten een televisie, een notebook en een PlayStation 4, voorhanden gehad, welke zijn betaald met geld dat te herleiden valt tot de bankrekening van aangever [benadeelde partij 2] . Gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen -onmiddellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Naast de verklaring van verdachte weegt de rechtbank bij dat laatste mee dat uit het omvangrijke dossier een beeld naar voren komt van een groep adolescenten, waaronder de jongens die op 14 juli 2019 bij verdachte in de auto zaten, die zich in wisselende samenstelling bezig hebben gehouden met marktplaatsoplichting en phishing. Er bevinden zich diverse aanwijzingen in het dossier dat ook verdachte zich met dergelijke praktijken bezig hield. Zo is onder feit 1 bewezenverklaard dat op de bankrekening van verdachte geld werd gestort afkomstig van marktplaatsoplichting en zijn er in de portemonnee van verdachte diverse bankpassen van anderen aangetroffen, waarvan een aantal gekoppeld is aan bankrekeningen die betrokken zijn bij oplichtingen via marktplaats.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen eveneens wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte samen met anderen in de auto met de voorwerpen is aangetroffen en in het dossier voldoende aanwijzingen zijn gevonden voor een nauwe en bewuste samenwerking of gezamenlijke uitvoering met een ander of anderen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en onder 4 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 1 maart 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 283,50 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4 hij op 14 juni 2019, te Winschoten, en in Papenburg, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
  • een televisie (merk LG) en
  • een notebook (merk HP) en- een PlayStation 4,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. subsidiair medeplegen van witwassen
4 subsidiair medeplegen van schuldwitwassen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 4 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke straf. De raadsman heeft daarbij verzocht in het bijzonder rekening te houden met het tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de datum van de terechtzitting, alsmede de omstandigheid dat verdachte sindsdien een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven. Verdachte heeft zelfstandige woonruimte, een vaste baan als (zonnepaneel)monteur, is bezig met het oprichten van een eigen bedrijf en wordt vader.
Daar komt bij dat er nog een reclasseringstoezicht loopt van een eerdere veroordeling met bijbehorende verplichtingen en dat artikel 63 Sr meermalen van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland van 5 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 1 maart 2019 tot en met 14 juni 2019 twee maal schuldig gemaakt aan het medeplegen van (schuld)witwassen. Verdachte heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld, waarop geld is gestort afkomstig uit marktplaatsoplichting en heeft een percentage van dit geld voor zichzelf gehouden. Voorts heeft verdachte door het voorhanden hebben van voorwerpen, aangekocht met het geld van aangever [benadeelde partij 2] , zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
In algemene zin geldt dat witwassen een ernstig misdrijf betreft. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en het draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt namelijk onderliggende strafbare feiten af en realiseert de mogelijkheid van beloning voor die strafbare feiten. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan, temeer nu hij geen volledige openheid van zaken heeft willen geven omtrent zijn rol.
Dergelijke feiten rechtvaardigen in beginsel, de LOVS oriëntatiepunten en straffen in vergelijkbare zaken in ogenschouw nemende, een onvoorwaardelijke werkstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat artikel 63 Sr meermalen van toepassing is en zal de rechtbank ook in het voordeel van verdachte rekening houden met het tijdsverloop.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemd rapport van Reclassering Nederland. In dit rapport is onder meer overwogen, zakelijk weergegeven:
Verdachte staat sinds mei 2020 onder toezicht van de reclassering en houdt hij zich hier redelijk aan. Aan de ene kant komt hij zijn meldplichten na en is correct in het contact, terwijl hij aan de andere kant weinig openheid van zaken geeft over zijn financiën en sociaal netwerk. De opgelegde COVAtraining is nog niet gestart. Zijn werkstraf is retour gestuurd omdat hij te laat contact had gezocht met de werkstrafmedewerker. Verdachte doet de dingen zoals hij het wil en laat zich moeilijk bijsturen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert de rechtbank bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
Er lijken voldoende positieve factoren aanwezig om tot gedragsverandering te komen. Er is een ondersteunend familienetwerk, er is geen sprake van verslavings-, of psychische problematiek.
Verdachte lijkt zich onttrokken te hebben aan het criminele circuit en "normale" maatstaven te willen nastreven. Hij wil zijn verleden achter zich laten en verder gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. De rechtbank komt tot oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, mede nu zij tot een andere (lichtere) bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en in het bijzonder ook gelet op artikel 63 Sr.
Gelet op het reclasseringsrapport is er geen aanleiding om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 3 november 2021 onder de nummer 1 tot en met 9 opgenomen goederen, te weten diverse bankpassen en een reisdocument.
Voorts blijkt uit het dossier dat onder verdachte een geldbedrag van € 60,- in beslag is genomen. De officier van justitie heeft teruggave gevorderd van dit bedrag aan verdachte, nu niet aangetoond kan worden dat dit geldbedrag een criminele herkomst heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 3 november 2021 onder de nummer 1 tot en met 9 opgenomen goederen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze zijn aangetroffen tijdens het onderzoek naar de door verdachte begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van (soortgelijke) strafbare feiten en tevens zijn deze voorwerpen bezien in het licht van de onderhavige strafzaak van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank gelast teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 60,-, nu de criminele herkomst van dit geldbedrag niet is komen vast te staan.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 283,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde medeplegen van witwassen in dit geval dusdanig samenhangt met de marktplaatsoplichting die eraan voorafging en dat het witwassen zodanig bepalend is geweest voor het ontstaan van de schade dat de gestelde materiële schade van de benadeelde partij van € 283,50 als rechtstreeks gevolg van dat witwassen moet worden aangemerkt. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 63, 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van 2 uren per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 3 november 2021 onder de nummer 1 tot en met 9 opgenomen goederen, zijnde bankpassen en een reisdocument.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 60,-.
Ten aanzien van 18/084665-21, feit 1 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
283,50(zegge:
tweehonderddrieëntachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
Bepaalt dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 283,50(zegge tweehonderddrieëntachtig euro en vijftig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 5 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of zijn mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft/hebben betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina’s bevinden zich, tenzij anders is vermeld, in het doorgenummerde proces-verbaal met Proces-verbaalnummer: 2019164769, gesloten op 16 mei 2020.
Aangifte [benadeelde partij 1] d.d. 17 februari 2020, pagina 163 e.v.
PV van bevindingen d.d. 15 juli 2019, pagina 318 e.v.
Aangifte ING Bank d.d. 8 oktober 2019, pagina 251 e.v.
PV bevindingen KMAR d.d. 14 juni 2019, pagina 603 e.v.