Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en onder 4 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat de geplaatste advertentie, de communicatie met aangever en het versturen van de phishing link niet valt te herleiden tot verdachte.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman vrijspraak betoogd voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen enkel verband kan worden gelegd tussen verdachte en het versturen van de phishing link, het inloggen of koppelen aan de bankomgeving.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak betoogd voor het onder 4 primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de digitale gegevensdragers die aan de bankrekening van aangever [benadeelde partij 2] zouden zijn gekoppeld niet aan verdachte, maar eerder aan een ander vallen toe te schrijven.
Uit het dossier blijkt geen enkele betrokkenheid van verdachte als (mede)pleger van de diefstal met valse sleutels. Met betrekking tot het onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 primair
De rechtbank komt -evenals de officier van justitie en de raadsman- tot de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van
(marktplaats)oplichting. De rechtbank overweegt hierbij dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om te kunnen komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die aangever [benadeelde partij 1] heeft opgelicht of dat hij daaraan -al dan niet tezamen en in verenging met een ander of anderen- een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman- het onder 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting en de computervredebreuk evenmin wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat aangever [benadeelde partij 2] slachtoffer is geworden van phishing. Uit het dossier volgt echter niet dat verdachte degene is geweest die de phishing link heeft verstuurd aan [benadeelde partij 2] en ook niet dat verdachte -al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen-, met de via phishing verkregen gegevens, heeft ingelogd in de beveiligde internetbankieren omgeving van aangever [benadeelde partij 2] . Daarvoor bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal daarom ook van deze feiten worden vrijgesproken.
Ook het onder 4 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met valse sleutels acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte -al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen-, een geldbedrag van € 1.743,90 van aangever [benadeelde partij 2] heeft weggenomen met een valse sleutel. De rechtbank acht niet buiten redelijke twijfel verheven dat het verdachte is geweest die de betalingen vanaf de rekening van [benadeelde partij 2] heeft verricht. Ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal ontbreekt. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgend vast.
1
Door aangever [benadeelde partij 1] is aangifte gedaan van (marktplaats)oplichting gepleegd op
1 maart 2019. Aangever [benadeelde partij 1] zag op marktplaats een advertentie waarin een LEGO treinset werd aangeboden. Aangever [benadeelde partij 1] kwam met de verkoper een prijs overeen en er werden door de verkoper twee betaalverzoeken verzonden. Eén met het rekeningnummer van verdachte, [rekeningnummer] , en één met het rekeningnummer van [naam] .
Aangever [benadeelde partij 1] maakt een bedrag van € 283,50 over op het rekeningnummer van verdachte. Zodra het geld was overgemaakt, zou de verkoper de LEGO treinset versturen en aangever het track en trace nummer overhandigen. Nadat aangever [benadeelde partij 1] het geld had overgemaakt, reageerde de verkoper echter niet meer. De LEGO treinset is niet geleverd.
2
Uit het overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van N.D.D. [verdachte] blijkt dat op 1 maart 2019 door [benadeelde partij 1] een bedrag van € 283,50 is gestort.
3
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 november 2021 verklaard dat hij wel iets te maken heeft gehad met (marktplaats)oplichting, maar dat hij zelf geen advertenties op marktplaats heeft gezet of oplichting heeft gepleegd. Verdachte ging om met verkeerde vrienden en heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld. Van het geld dat door aangever [benadeelde partij 1] op zijn bankrekening werd gestort heeft verdachte een bedrag van € 100,- contant ontvangen. Het geld werd door iemand anders van zijn bankrekening gepind.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag afkomstig uit de (markplaats)oplichting op 1 maart 2019 heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in samenwerking met anderen heeft gehandeld en dat hij wist dat het geldbedrag -onmiddellijk- afkomstig was uit enig misdrijf, te weten (marktplaats)oplichting.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgend vast.
Door meerdere personen (waaronder aangever [benadeelde partij 2] ) is aangifte gedaan van oplichting en diefstal van geld van hun bankrekening, gepleegd op diverse plaatsen in Nederland, waarbij de volgende werkwijze werd gehanteerd.
Aangevers werden naar aanleiding van een door hen op marktplaats.nl aangeboden goed benaderd door een zogenaamde geïnteresseerde koper (fraudeur), vaak met de vraag of het product nog te koop is. Wanneer de aangevers hier positief op reageerden, vond er een korte onderhandeling plaats, waarbij er overeenstemming werd bereikt over de verkoopprijs.
Vervolgens vroeg de persoon die zich voordeed als geïnteresseerde koper en zich bediende van een valse naam aan aangevers of hij/zij een verificatie link mocht doorsturen, teneinde 1 cent over te maken. Aangevers klikten vervolgens op de door de fraudeur verstuurde link en landden op een fictieve bank/betaalomgeving, een phishingsite. Door het inloggen op deze site werden door de aangevers inloggegevens voor internetbankieren achtergelaten. Hierna werd met die gegevens ingelogd op de rekeningen van aangevers en werd geld van hun rekeningen afgeschreven, waarbij in een aantal gevallen ook geld van een spaar- naar een betaalrekening werd overgemaakt. Ook ontstond hier de mogelijkheid om eigen devices, zoals een eigen telefoon, aan een bankrekening te koppelen. De fraudeur heeft in dit stadium de mogelijkheid om gelden te onttrekken aan de rekeningen van aangevers.
4
Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat op de hiervoor omschreven werkwijze op 14 juni 2019 een bedrag van € 2.499,10 van zijn spaarrekening is overgeboekt naar zijn betaalrekening, en vervolgens dat er rond 20:54 uur € 1.743,90 is overgeboekt naar een rekening op naam van Real GMBH Papenburg DEU.
Op 14 juni 2019 rond 21:15 uur wordt verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1],
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden bij de grens met Duitsland door het Grensoverschrijdend Politieteam. In de auto met kenteken [kenteken] wordt o.a. een televisie, een laptop en een Playstation 4 aangetroffen. Uit kassabonnen bleek dat voornoemde voorwerpen in Duitsland zijn aangekocht voor een totaalbedrag van € 1.743,90.
5
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 juni 2019 in Duitsland is geweest en dat er die avond in een winkelcentrum in Papenburg door medeverdachte [medeverdachte 3] diverse spullen zijn gekocht, te weten een grote televisie, een laptop en een PlayStation.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij bestuurder was van het voertuig met het kenteken
[kenteken]. In zijn algemeenheid heeft hij verder verklaard wel iets te maken te hebben gehad met (marktplaats)oplichting en met verkeerde vrienden te zijn omgegaan. Verdachte verklaart dat hij achteraf zijn vraagtekens had moeten zetten bij de herkomst van de aangekochte spullen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Verdachte heeft diverse voorwerpen, te weten een televisie, een notebook en een PlayStation 4, voorhanden gehad, welke zijn betaald met geld dat te herleiden valt tot de bankrekening van aangever [benadeelde partij 2] . Gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen -onmiddellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Naast de verklaring van verdachte weegt de rechtbank bij dat laatste mee dat uit het omvangrijke dossier een beeld naar voren komt van een groep adolescenten, waaronder de jongens die op 14 juli 2019 bij verdachte in de auto zaten, die zich in wisselende samenstelling bezig hebben gehouden met marktplaatsoplichting en phishing. Er bevinden zich diverse aanwijzingen in het dossier dat ook verdachte zich met dergelijke praktijken bezig hield. Zo is onder feit 1 bewezenverklaard dat op de bankrekening van verdachte geld werd gestort afkomstig van marktplaatsoplichting en zijn er in de portemonnee van verdachte diverse bankpassen van anderen aangetroffen, waarvan een aantal gekoppeld is aan bankrekeningen die betrokken zijn bij oplichtingen via marktplaats.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen eveneens wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte samen met anderen in de auto met de voorwerpen is aangetroffen en in het dossier voldoende aanwijzingen zijn gevonden voor een nauwe en bewuste samenwerking of gezamenlijke uitvoering met een ander of anderen.