ECLI:NL:RBNNE:2021:5099

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
18/003445-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk brand stichten en het wegmaken van goederen met gemeen gevaar voor goederen

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van opzettelijk brand stichten en het wegmaken van goederen. De verdachte was aanwezig bij de zitting op 18 november 2021, bijgestaan door zijn advocaat P.C. van Diest, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof. De tenlastelegging betrof onder andere het opzettelijk in brand steken van een sloopvoertuig op 31 december 2020 in Hoogersmilde, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het brandstichten door de sloopauto naar het vuur te slepen. De rechtbank achtte de samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten voldoende nauwe en bewuste samenwerking om te spreken van medeplegen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk en wederrechtelijk wegnemen van transportboeien die aan de Politie Noord-Nederland toebehoorden. De rechtbank legde een taakstraf op van 50 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de Politie Noord-Nederland en de Gemeente Midden Drenthe, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/003445-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente MiddenDrenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een
(sloop)voertuig, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan dit (sloop)voertuig geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de weg, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; of
één of meer onbekend gebleven, althans andere, perso(o)n(en) op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een (sloop)voertuig, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan dit (sloop)voertuig geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de weg, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was bij en/of tot het plegen van welk vorenomschreven misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met zijn mededader(s), althans alleen,
- het (sloop)voertuig aan te leveren en/of ter beschikking te stellen, en/of- door behulpzaam is geweest door het (sloop)voertuig naar de plaats van de brand toe te slepen, althans te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente MiddenDrenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of de (openbare) weg (ter plaatse), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt of
medeverdachte op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of de (openbare) weg (ter plaatse), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt bij en/of tot het plegen van welk vorenomschreven misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met zijn mededader(s), althans alleen,
- het (sloop)voertuig aan te leveren en/of ter beschikking te stellen, en/of- door behulpzaam is geweest door het (sloop)voertuig naar de plaats van de brand toe te slepen, althans te brengen;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogersmilde, gemeente Midden-
Drenthe opzettelijk en wederrechtelijk transportboeien, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het onder 1 ten laste gelegde door met zijn auto een sloopauto naar het vuur te slepen, zodat de sloopauto op het vuur kon worden geduwd. Hierdoor is gemeen gevaar voor goederen, te weten de weg, ontstaan.
Verdachte heeft daarnaast opzet gehad op het wegmaken van de transportboeien zoals onder 2 ten laste is gelegd. Hij heeft de transportboeien in de vaart gegooid nadat die door anderen waren losgeslepen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft met zijn auto de sloopauto naar het vuur gesleept. Dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan niet worden bewezen omdat de wederrechtelijkheid ontbreekt. Uitgaande van de verklaring van verdachte was de eigenaar van de sloopauto akkoord met het op het vuur gooien van die auto. Los daarvan is er geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de sloopauto aan een ander toebehoorde. De auto kan ook een ‘res nullius’ zijn geweest. Er dient dan ook een algehele vrijspraak te volgen voor het onder 1 ten laste gelegde.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde kan niet worden bewezen dat verdachte de transportboeien heeft vernield. Anderen hebben de boeien losgeslepen. Er is echter niet ten laste gelegd dat de vernieling in vereniging is gepleegd. Nu verdachte geen controle had over wat deze andere personen deden, kan evenmin worden aangenomen dat hij opzet heeft gehad op het wegmaken van de boeien. Verdachte dient derhalve eveneens te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2021, -zakelijkweergegeven-:
Ik heb samen met meerdere jongens de sloopauto opgehaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 2 januari 2021 opgenomen op pagina 88 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020361167 d.d. 11 januari 2021 inhoudend de verklaring van verdachte:
Ik verklaar nu dat ik zag dat het vuur minder werd. Ineens werd in de groep besproken dat ik wel een trekhaak had en ik wel een crossauto kon halen. Niet heel ver moest ik rijden om de crossauto op te halen. We zijn met drie man die kant op gegaan. …Ik stond bij het gesprek met de eigenaar van die crossauto. …
V: Waar zijn de handboeien gebleven?
A: …Onderweg bij Beilen ongeveer heb ik ze uit de auto gegooid in het water ergens.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020 opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020361167 d.d. 11. januari 2021 inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Het gaat om gebeurtenissen die op 31 december 2020 in Hoogersmilde omstreeks 01.28 uur hebben plaatsgevonden…. Zowel de bestuurder van de achterste auto als de passagier die uit de Renault Megane is gestapt, gaan zich bezig houden met het loskoppelen van de gesleepte auto en het op de brandstapel duwen van deze auto.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 mei 2021, als bijlagegevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In de nacht van 30 op 31 december 2020 …is een tweetal transportboeien zonder toestemming meegenomen door verdachten die geboeid waren middels deze transportboeien.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen kan worden gesproken als sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan een situatie bestaan waarin sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. In dat geval kunnen ook gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van
inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) leiden tot de conclusie dat sprake is van medeplegen. Daarvoor is dan wel vereist dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. Het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Door de raadsman is betoogd dat de bijdrage die verdachte heeft geleverd aan het onder 1 primair ten laste gelegde, onvoldoende is om van medeplegen te spreken. De rechtbank acht echter de rol die verdachte heeft gehad voorafgaand aan het ten laste gelegde en zijn bijdrage, bestaande uit het met zijn eigen auto slepen van een sloopauto en die afleveren bij het vuur, van cruciaal belang. Deze rol ging verder dan enkel gelegenheid verschaffen tot het plegen van het feit. Verdachte zegt te zijn meegevraagd om de sloopauto op te halen omdat zijn eigen auto een trekhaak had. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij bij het gesprek hierover heeft gestaan. Daarmee was hij op de hoogte van wat de bedoeling was met de sloopauto. Verdachte heeft in deze context ook verklaard dat het vuur dreigde uit te gaan. Verdachte is om die reden met anderen vertrokken om de sloopauto op te halen en heeft deze vervolgens naar het vuur gereden, alwaar hij naast het vuur is gestopt om de anderen de gelegenheid te geven de sloopauto los te koppelen. Verdachte is op de hoogte geweest van de bedoeling en heeft een cruciale bijdrage geleverd aan het in brand steken van de sloopauto door deze met zijn auto naar het vuur te rijden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, nu door het opzettelijk in brand steken van de sloopauto gemeen gevaar voor goederen, te weten het wegdek, te duchten was.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft verklaard dat hij de transportboeien heeft weggegooid in de vaart. Daarmee kan worden bewezen dat hij deze boeien heeft weggemaakt. Dat anderen de boeien hebben losgeslepen, doet niet af aan het wegmaken hiervan door verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 31 december 2020 te Hoogersmilde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een sloopvoertuig, ten gevolge waarvan dit sloopvoertuig gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de weg te duchten was;
2.
hij op 31 december 2020 te Hoogersmilde opzettelijk en wederrechtelijk transportboeien, die aan de Politie Noord-Nederland toebehoorden, heeft weggemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
primair. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederente duchten is.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,wegmaken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 50 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het rapport van de reclassering d.d. 19 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van brandstichting en het wegmaken van handboeien. Wat in de nacht van 30 op 31 december 2020 in Hoogersmilde begon als een vreugdevuur eindigde in een situatie waarbij een groep van ongeveer 30 personen zich tegen politieagenten keerde. Verdachte is voor de escalatie begon, samen met zijn medeplegers verantwoordelijk geweest voor het in brand steken van een sloopauto. Niet veel later is hij daarvoor aangehouden en geboeid in een politieauto gezet. Toen de situatie was geëscaleerd, is verdachte door anderen uit de politieauto getrokken en is hij met hen mee gerend. In zijn woning zijn de handboeien van verdachte los geslepen. Deze heeft verdachte later weggegooid in de vaart. Het optreden van verdachte getuigt niet van respect voor de politie. Hij is weggerend nadat hij was aangehouden en hij heeft staatseigendom weggemaakt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de rol die verdachte heeft gehad in samenhang met de persoon van verdachte zoals blijkt uit het door de reclassering opgemaakte rapport van 19 maart 2021. Uit dit rapport blijkt onder meer dat de psychische kwetsbaarheid van verdachte een rol heeft gespeeld bij de gepleegde delicten. Verdachte heeft door zeer ernstige traumatische ervaringen in zijn jeugd, het onopvallend zijn en anderen ter wille zijn als een overlevingsstrategie aangeleerd. Dit neemt echter niet weg dat verdachte op verschillende momenten een andere keuze had kunnen en ook had moeten maken. De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met de hiervoor benoemde psychische kwetsbaarheid van verdachte. Verdachte stond al onder behandeling bij de GGZ en is hiervoor nog steeds gemotiveerd en is daarin ook therapietrouw. Ook hier houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening mee. Ten slotte heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte bij het geweld gericht tegen de politieagenten geen rol heeft gehad.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een taakstraf voor de duur van 50 uren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de persoon van de verdachte en zijn rol in het geheel, niet passend.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Politie Noord-Nederland tot een bedrag van € 2.226,55 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Gemeente Midden Drenthe, tot een bedrag van € 8.900,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat de vorderingen dermate complex zijn dat de behandeling daarvan zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering omdat de machtiging in beide gevallen niet in orde is. Ten aanzien van de vordering van de Politie Noord Nederland heeft de raadsman daarnaast aangevoerd dat de schade veroorzakende feiten niet aan verdachte ten laste zijn gelegd. De vordering van de gemeente Midden Drenthe dient -voor zover ontvankelijk- te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de politie Noord-Nederland overweegt de rechtbank het volgende.
De vordering van de politie Noord-Nederland ziet op schade door vernieling van twee politieauto’s. Nu deze feiten niet aan verdachte ten laste zijn gelegd, dient deze vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van de gemeente Midden Drenthe stelt de rechtbank vast dat indiener [naam] (op 17 februari 2021) ook namens de gemeente aangifte heeft gedaan en aldaar werkzaam is.
Daarmee is hij geen derde is in de zin van artikel 51c, derde lid, van het wetboek van Strafvordering. Uit de aangifte blijkt dat [naam] de gemeente mag vertegenwoordigen, zodat zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid -zonder nadere onderbouwing van de betwisting hiervan- kan worden aangenomen.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen ten aanzien van welk deel van die schade een causaal verband bestaat tussen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en de gevorderde schade. De beoordeling daarvan zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij politie Noord-Nederland niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van 18/003445-21, feit 1 primair:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij gemeente Midden Drenthe niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J.G. de Bock en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. A.A. Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2021.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.