ECLI:NL:RBNNE:2021:5079

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
18/830044-20, 18/830089-20 en 18/254796-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, mishandeling, bedreiging en gijzeling van ex-partner, ontucht met minderjarig kind en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor belaging, mishandeling, bedreiging en gijzeling van zijn ex-partner, alsook voor ontucht met zijn minderjarige kind en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De feiten vonden plaats in de periode van 1 mei 2019 tot en met 15 september 2020, voornamelijk in de gemeente Groningen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en stelde bijzondere voorwaarden, waaronder een locatie- en contactverbod.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn ex-partner stelselmatig heeft belaagd door haar te bellen, te appen en haar te volgen, wat leidde tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij haar mishandeld door haar te slaan, aan de haren te trekken en haar keel dicht te knijpen. De bedreigingen die hij via berichten heeft geuit, waren gericht op het leven van de ex-partner. De gijzeling vond plaats op 25 januari 2020, waarbij de verdachte de enkel van de ex-partner met tie wraps aan zijn eigen enkel bond, waardoor zij niet kon ontsnappen.

In een ander parketnummer werd de verdachte ook veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarige kind, waarbij hij seksuele handelingen heeft verricht en kinderpornografisch materiaal in bezit had. De rechtbank achtte de verdachte volledig strafbaar en legde hem een gevangenisstraf op, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons, waarop kinderpornografisch materiaal was aangetroffen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/830044-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/830089-20 en 18/254796-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam] 1.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830044-201.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan, aan de haren te trekken, de keel dicht te knijpen, te bijten, te knijpen en/of met een oplader, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen, te appen en/of zich veelvuldig bij/op en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en/of die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of door veelvuldig contact te zoeken met (een) vriendin(nen) en/of ex-partner van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (een) app-bericht(en) te sturen met de tekst: "jij maakt een fout en ik vermoord jou" en/of "ik ga jou kapot maken";
4.
hij op of omstreeks 25 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door in een woning een/de enkel(s) van die [slachtoffer 1] met tie-raps vast te binden aan zijn, verdachtes, enkels, althans aan zijn, verdachtes, lichaam en/of aldus die [slachtoffer 1] belet heeft de woning te verlaten;
5.
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Groningen, althans in Nederland, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool of een gaspistool, van het merk Baretta, type 92, zijnde een vuurwapen en/ of bijbehorende munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid knalpatronen of kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
parketnummer 18-830089-201.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Groningen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2018, door -de penis van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te strelen en/of te trekken en/of
-de penis van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, mond te plaatsen en/of te houden en/of
(vervolgens) te zuigen en/of te likken aan die penis en/of
-de penis, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te masseren;
2.
hij op of omstreeks de periode van 10 juli 2019 tot en met 31 januari 2020 te Groningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten (minstens) 20 (digitale) fotobestanden en/of 1 (digitaal) filmbestand, in elk geval een grote hoeveelheid op een 2-tal gegevensdragers heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven bestond(en) uit:
het met de mond/tong oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de hand/vinger betasten en/of aanraken en/of strelen en/of trekken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt Bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam] .JPG, [bestandsnaam] .JPG en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt en/of
(waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden, (waarbij) de afbeelding(en)/film(s) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling (waarbij) de afbeelding(en)/film(s) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had en/of strekte tot seksuele prikkeling, Bestandsnaam: [bestandsnaam] .JPG.
parketnummer 18/254796-20
hij in of omstreeks de periode van 31 januari 2020 tot en met 15 september 2020 te Groningen en/of te Hoogezand en/of te Leek, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen, te appen/smsen en/of berichten via social media (Messenger) te sturen en/of zich veelvuldig bij/op en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en/of die
[slachtoffer 1] te achtervolgen en/of door veelvuldig contact te zoeken met de familie (zus) van die
[slachtoffer 1] en/of met andere personen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18/830044-20, de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/830089-20 en ter zake van het hem ten laste gelegde onder parketnummer 18/254796-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 4 onder parketnummer 18/830044-20. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Voor de ten laste gelegde mishandeling biedt het dossier onvoldoende steunbewijs. Zo is de foto van het letsel bij aangeefster niet gedateerd en heeft getuige [naam 2] verklaard over hardhandig beetpakken, hetgeen geen letsel oplevert. Verdachte heeft wel toegegeven dat hij aangeefster een keer heeft geslagen met een kabel, haar haren heeft vastgepakt en haar bij haar keel heeft vastgehouden maar deze handelingen vonden plaats als grapje of tijdens de seks als een soort ‘spelletje’, waarbij verdachte er vanuit ging dat aangeefster dit ook leuk vond.
Met betrekking tot de belaging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het contact tussen verdachte en aangeefster niet stelselmatig wederrechtelijk is geweest over de gehele ten laste gelegde periode omdat aangeefster wisselende en tegenstrijdige signalen af gaf. Daardoor was het voor verdachte onduidelijk wanneer zijn berichten wel of niet op prijs werden gesteld.
Ten aanzien van de gijzeling heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, volgens de verklaring van aangeefster bij de politie en de verklaring van verdachte, de tiewraps slechts kort hebben vastgezeten en dat zij samen naar beneden zijn gegaan om deze los te maken. Vanaf dat moment kon aangeefster hulp inschakelen of zelfs de woning verlaten. Zij heeft er toen voor gekozen om de rest van de nacht in de woning bij verdachte te blijven, derhalve ontbreekt bewijs voor wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 3 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 18/830089-20 omdat het ontuchtig karakter van de handelingen ontbreekt. De kusjes die verdachte gaf waren een vorm van liefkozing en uiting van trots. Op de videobeelden is deze trots ook duidelijk te horen en zijn de handelingen zoals ten laste gelegd onder het tweede gedachtestreepje niet te zien.
Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/254796-20 omdat ook gedurende deze periode het voor verdachte niet duidelijk is geweest wanneer aangeefster wel of geen contact wenste. In plaats van de politie in te schakelen ging zij juist in op de berichten van verdachte en sprak zij ook met hem af.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 en 5 onder parketnummer 18/830044-20 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
t.a.v. parketnummer 18/830044-20, feit 3:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2020,opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020069190 d.d. 2 juli 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster, inclusief bijlage,
d.d. 31 januari 2020, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
t.a.v. parketnummer 18/830044-20, feit 5:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2020,opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten.
t.a.v. parketnummer 18/830044-20, feiten 1,2 en 4:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 4 onder parketnummer 18/830044-20 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 16 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik aangeefster 150 keer heb gebeld op 1 dag en dat ik haar heb geslagen met een telefoon-oplader. Ik heb ook wel eens aan haar haren getrokken en haar beetgepakt bij haar hals. Op 25 januari 2020 heb ik haar enkel met een tie wrap vastgebonden aan mijn enkel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2020,opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Ik heb een relatie met [verdachte] gehad. Ik woonde samen met hem aan [straatnaam] . De ouders van [verdachte] vonden dat ik de relatie met [naam 1] kapot had gemaakt. Op 14 juni 2019 vertelden zij dat en zij hebben mij toen mishandeld. Sinds 14 juni 2019 veranderde [verdachte] heel erg. Als ik later thuiskwam werd hij boos, later begon hij ook te slaan. Naarmate de relatie vorderde werd het alleen maar erger en werd hij gewelddadig. Tijdens de relatie sloeg [verdachte] mij. Hij pakte mij dan vast bij mijn keel, hij trok aan mijn haren, hij pakte mijn handen stevig vast en kneep dan, als hij zin had moest ik gedwongen seks met hem hebben, hij pakte mij vast en hield mij in de wurggreep, hij sloef mij met een telefoonoplader.
Als ik ruzie had met [verdachte] ging ik naar mijn vriendin [naam 2] . Ik ben een paar keer heen en weer gegaan van [naam 2] naar [verdachte] . Als ik naar [verdachte] ging, was dit niet uit vrije wil. [verdachte] zocht mij op en dwong mij om met hem mee te gaan naar Groningen. In september 2019 heb ik besloten om bij [naam 2] te gaan wonen en sta sinds oktober bij haar ingeschreven. Sinds die tijd zoekt [verdachte] mij op en stalkt mij. Ik werd zo vaak door hem gebeld en geappt dat ik hem heb geblokkeerd. Hij deed dit ook 's nachts constant door. Als ik niet opneem, belt of appt hij [naam 2] .
[verdachte] zoekt mij elke dag op en probeert dan met mij te praten. Ik heb hem zo vaak afgewezen.
Ik kreeg dan te horen dat ik de blokkade moest verwijderen anders zouden er erge dingen gebeuren. Hij bedreigde mij dat als ik 1 fout zou maken hij mij zou vermoorden. [verdachte] gaf aan dat als ik niet meeging hij problemen zou maken. Ik ben dus onder dwang van [verdachte] nog een paar keer met hem mee gegaan naar Groningen. Op 25 januari 2020 om ongeveer 1.00 uur lagen wij op bed. Ik gaf voor de zoveelste keer aan dat ik bij hem weg wil en op mezelf wil wonen. Hij zei dat hij dat niet wilde. Hij had tie wraps toen wij naar boven gingen meegenomen. Hij deed vervolgens een tie wrap om mijn linkerenkel en zijn rechterenkel. Ik probeerde hem tegen te houden maar dat lukte niet. Ik vond het vreselijk.
Op 27 januari 2020 is [verdachte] bij [naam 3] geweest omdat [verdachte] mij weer mee wilde hebben. Op 28 januari 2020 werd ik de hele dag weer gebeld door [verdachte] . Ik heb niet opgenomen. Vervolgens ben ik gaan winkelen in de Kruidvat. Ik zag dat hij voorbij de Kruidvat liep. Ik zag dat hij mij met zijn vinger aanwees en hoorde hem zeggen dat hij binnen 24 uur de gestolen € 5.000 terug wilde op zijn rekening. Ik wilde de politie bellen maar dat lukte niet omdat [verdachte] mij steeds belde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster, inclusief bijlage,
d.d. 31 januari 2020, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
In mei 2019 ben ik bij [verdachte] gaan wonen. De mishandelingen begonnen een maand nadat ik bij hem woonde. In juli 2019 werd het steeds slechter en heftiger. Er kwam ruzie na ruzie. Ik probeerde met hem te praten en wilde er een punt achter zetten. Maar hij kan zo goed praten en mij beïnvloeden. In deze periode pakte hij mijn armen en trok ze achter mijn rug, trok me aan mijn haren, hij gaf mij klappen met de platte hand. Hij sloeg mij overal waar hij mij maar raken kon. Ik heb toen veel blauwe plekken gehad. Op 3 augustus 2019 hadden [verdachte] en ik ruzie. Hij heeft toen mijn keel dichtgeknepen. Ik kreeg toen even geen adem. Ik heb hier 4 foto’s van. In september en oktober 2019 heeft hij mij regelmatig mishandeld. De mishandelingen bestonden uit haren trekken, knijpen, bijten, keel dichtknijpen. Ook wilde hij mij onder de douche zetten en ijskoud water over mij heen gooien. Hij sloeg mij met een telefoon op mijn hoofd en daar had ik een bult van. Mijn kinderen hebben wel eens gezien dat [verdachte] mij sloeg. Dit was onder andere de mishandeling met een telefoonkabel. Mijn dochter [naam 4] heeft dit toen gezien en heeft er ook wat van gezegd. Ik ben nog nooit naar een huisarts geweest met mijn letsel. Ik ging wel met een coltrui of mij schminken, zodat niemand iets zag. Of ik had wel een verhaal klaar waarom ik dat letsel had opgelopen. Ik ben gewoon heel erg bang voor [verdachte] . Hij zegt wel eens tegen mij dat hij mij wil vermoorden. Laatst had hij een mes in zijn hand en ik hoorde hem zeggen 'ik had het bijna gedaan, ik had het bijna gedaan'. Hij had het mes op ongeveer 3cm van mijn ogen met de scherpe punt naar voren. Ik hoorde hem zeggen 'ik ga je ogen uitsteken'. In september en oktober 2019 heeft hij mij regelmatig mishandeld en gestalkt. Hij belde en appte de hele tijd. [verdachte] had verschillende nummers: [telefoonnummer] / [telefoonnummer] / [telefoonnummer] / [telefoonnummer] . Hij ging mij bellen en appen met deze nummers en in berichten noemde hij zijn naam.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster, inclusief bijlage,
d.d. 5 februari 2020, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ik, verbalisant, zie dat er 11 opnames zijn. De opname van [verdachte] is zacht en slecht te verstaan. Wel is duidelijk dat de verdachte erg boos en intimiderend is en blijft doordrijven en drammen in de richting van [slachtoffer 1] .
Hij heeft mij, [naam 2] , [naam 3] en de kinderen stelselmatig lastig gevallen. [verdachte] was razend snel, zo stond hij ineens bij [naam 2] op het erf en zo ineens bij [naam 3] in de straat. Hij heeft niet anders gedaan dan ons volgen, anders kon hij nooit zo snel bij mij in de buurt staan of bij [naam 2] in de woning of tuin staan om mij daar met geweld weg te trekken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 31 januari 2020,opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] :
In de loop van 2019 begon de relatie tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] moeilijker te lopen. Ik werd verschillende keren gebeld door [slachtoffer 1] waarin ze mij vroeg 'haal me hier weg, haal me hier weg'. Er zijn in 2019 meerdere momenten geweest dat ik naar Groningen reed om [slachtoffer 1] op te halen. Er zijn momenten geweest dat ze boven ruzie hadden en ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen ' [verdachte] niet doen, laat me los, je doet me zeer,' of woorden van die strekking. Ik heb gezien dat [verdachte] zo boos werd dat hij zijn arm om de keel van [slachtoffer 1] plaatste en zei 'je gaat niet weg, je gaat niet weg', of woorden van die strekking. Ik ben wel eens naar boven gelopen omdat de ruzie zo hevig was. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen 'help me, help me'. Eenmaal boven zag ik dat [verdachte] haar hardhandig vast had in zijn handen en [slachtoffer 1] probeerde los te komen.
Er zijn ook momenten waarop ze besloten hadden uit elkaar te gaan en dan duurde het maar even en dan belde [verdachte] [slachtoffer 1] continu op. Soms had ze wel 100 berichten, en dan eiste hij haar te zien. [slachtoffer 1] negeerde [verdachte] dan wel, maar hij bleef volhouden, waarop [slachtoffer 1] toch weer opnam. Ik hoorde hem dan zeggen: "Je maakt me gek, ik wil dat je de telefoon opneemt." Er zijn ook momenten geweest dat [verdachte] in zijn auto reed en [slachtoffer 1] opzocht. Ik kan mij herinneren dat er een situatie bij mij thuis was, waarin [verdachte] bij ons langskwam en [slachtoffer 1] hardhandig beetpakte en mee naar huis wilde nemen. Dit ging heel hard en ik was dan bang voor [verdachte] . [verdachte] is vaak achter [slachtoffer 1] aangereden in Veendam. [slachtoffer 1] kreeg in september 2019 een baan bij Hema en [verdachte] heeft meerdere keren geprobeerd [slachtoffer 1] met geweld van straat te plukken en in zijn auto mee te nemen naar zijn huis.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 februari 2020,opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] :
Op een gegeven moment heb ik [slachtoffer 1] teruggebracht naar [naam 2] met de fiets. Ineens was daar [verdachte] en die vloog op [slachtoffer 1] af. Hij pakte [slachtoffer 1] stevig in de nek en ze moest meekomen. Als [slachtoffer 1] niet luisterde kneep hij heel hard met twee vingers in de nek. [verdachte] bleef [slachtoffer 1] lastig vallen en ik merkte dat alles onder dwang gebeurde. Hij bleef om mijn woning hangen en ook om de woning van [naam 2] . Op het moment dast [slachtoffer 1] weer gevlucht was, reed [verdachte] door Veendam. Ik herken zijn auto, een Kia, meteen aan de verlichting. Als [slachtoffer 1] dan weer bij mij was, dan belde hij meer dan 80x achter elkaar, zodat ze haar telefoon niet kon gebruiken. Op een gegeven moment besloot [slachtoffer 1] om aangifte te doen. We besloten aangifte te doen. [verdachte] heeft direct meerdere keren naar mij gebeld en gevraagd wat er aan de hand is en waar [slachtoffer 1] was. We zijn naar het politiebureau in Veendam gereden. Kort daarna was [verdachte] er ook. Hij wilde met alle geweld het bureau in.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, inclusief bijlagen,
d.d. [geboortedatum] 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4] :
In het begin van de relatie van mijn moeder en [verdachte] ben ik vaak bij hun op bezoek geweest.
In die periode heb ik meerdere keren geconstateerd dat [verdachte] mijn moeder hardhandig in haar nek en armen kneep, met als gevolg meerdere rode plekken in haar nek en op haar armen. Ook heeft hij mijn moeder met een telefoonoplader hardhandig geslagen, waardoor haar benen bont en blauw waren. Ik heb dit alles met eigen ogen gezien. Op een gegeven moment droeg mijn moeder steeds vaker lange en grote kleding om haar blauwe plekken te verbergen. Er is een moment geweest dat ik met mijn moeder naar AH ging om boodschappen te doen. Op een gegeven moment had ik door dat [verdachte] achter ons reed. We reden heel Veendam door om van hem af te komen. Opeens haalde
[verdachte] een gevaarlijke manoeuvre uit en sneed ons af. Ik stapte uit de auto en zei tegen [verdachte] dat hij niet zo asociaal moest rijden. [verdachte] sleurde mij zijn auto in. Onder het rijden zei hij de hele tijd tegen mij dat mijn moeder een dikke hoer is en dat dat altijd zo was, dat ze niet te vertrouwen was. Ik heb vaak gehoord van kennissen uit Veendam dat [verdachte] regelmatig op de uitkijk stond.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2020,opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten:
Audiobericht 3:
[verdachte] : Nee, ik ga je niet slaan. Ik doe het niet meer, ik doe het niet meer. Ik ga het niet meer doen, Rashan.
Audiobericht 5
[verdachte] : Doe niet zo lastig, wij gaan vanavond praten, klaar. Doe niet zo lastig zeg ik. Hier krijg jij spijt van. Ik wil dat je de blokkade weghaalt, nu.[…]
[verdachte] : Nee, ik hoef niet meer te slaan, ik hoef niet meer te slaan. Ik beloof je dat ik niet meer aanraak.
Audiobericht 6:
[slachtoffer 1] : Waarom moet je mij dan slaan, [verdachte] ?
[verdachte] : Ik heb een fout gemaakt, sorry. Ik heb een fout gemaakt.
Audiobericht 7:
[verdachte] : Met wie ben jij daar? Kom naar buiten, kom naar buiten. […]
[verdachte] : Ik ga jou elke avond lastig vallen. Ik app jou constant en bel jou constant, maar je reageert niet. Ik laat jou niet met rust, geloof mij.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, d.d. 10 juli 2020, opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten:
Verdachte stuurt op 27 december 2019 omstreeks 01:37 uur: Jij hebt mij zo gemaakt, dat ik nu zo ben was ik nooit zo iemand, en jij weet heel goed hoe ik eerst was, maar jij hebt gezorgd dat ik je ging slaan en dat ik je pijn heb gedaan.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, d.d. 10
juli 2020 opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik deed onderzoek naar de sms historie van verdachte [verdachte] en wel met telefoonnummer [telefoonnummer] . In deze berichten is duidelijk te lezen dat verdachte [verdachte] de schade die door hem is veroorzaakt probeert te herstellen door herhaaldelijk whatsapp berichten te sturen naar aangever [slachtoffer 1] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 april 2020,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 5] :
Het viel mij op dat [verdachte] obsessief rond het huis van [naam 3] hing en constant bezig was met het controleren van [slachtoffer 1] en wat zij deed. Wij hadden als buren last van het obsessieve gedrag van [verdachte] naar [naam 3] en [slachtoffer 1] toe. Hij was altijd veelvuldig in de omgeving van [naam 3] zijn woning aanwezig op de momenten dat hij niet wist waar [slachtoffer 1] was of als ze ruzie hadden.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 januari2020, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Ik heb een Kia Nero, kenteken [kenteken] .
Eergisteren heb ik haar 150x gebeld. Ze nam niet op. Ze drukte mij weg. Ik wilde haar spreken.
Op 27 januari 2020 ben ik wel bij haar geweest.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 februari2020, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Het klopt dat ik [naam 4] en [slachtoffer 1] heb achtervolgd. Ik probeerde haar in te halen, omdat ik met [slachtoffer 1] wilde praten en omdat [slachtoffer 1] bij haar in de auto zat. Het klopt dat [naam 4] mij heeft aangesproken op mijn rijgedrag. In mijn berichten aan [slachtoffer 1] ben ik heel claimend. U laat mij een audiobericht horen. Dat was bij [naam 2] . Ik was zo woedend. [slachtoffer 1] maakt mij boos. Het klopt dat ik [slachtoffer 1] meerdere keren in de nek heb geknepen met duim en vingers, zoals haar kinderen hebben verklaard.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de bewijsmiddelen. Er zijn drie getuigen die hebben gezien dat aangeefster vaak hardhandig vast werd gepakt door verdachte en verdachte heeft zelf in berichten en ter terechtzitting toegegeven dat hij aangeefster heeft geslagen. Van een context van grapjes of seks is in de verklaringen geen sprake, zodat de rechtbank deze uitleg van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuift..
De rechtbank is ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde belaging van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de in de bewijsmiddelen uitgewerkte gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de inhoud van de berichten die verdachte naar aangeefster stuurde. Hieruit komt naar voren dat de verdachte op indringende en obsessieve wijze probeerde met aangeefster in contact te komen terwijl aangeefster herhaaldelijk aan de verdachte te kennen heeft gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Tot slot oordeelt de rechtbank ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde gijzeling dat ook een kortdurende vrijheidsbeneming kan vallen onder artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de enkel van aangeefster gedurende enige tijd heeft vastgebonden aan zijn eigen enkel. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster; sterker nog, de rechtbank gaat ervan uit dat een dergelijk vastbinden ook nadien nog kan doorwerken. De omstandigheid dat aangeefster na afloop van de vrijheidsberoving mogelijk in de woning van verdachte is gebleven zegt niets over de vrijwilligheid ten tijde van het vastbinden. Gelet op de manier waarop en de omstandigheden waaronder de vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. parketnummer 18/830089-20, feiten 1 en 2:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/830089-20 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 16 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik aan de piemel van mijn zoontje heb gezeten, met mijn hand en met mijn mond.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beschrijvingkinderpornografisch materiaal inclusief 4 bijlagen d.d. 23 april 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020075226 d.d. 1 juli 2020, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb nader onderzoek ingesteld naar het aangetroffen materiaal op de op 31 januari 2020 in beslag genomen Samsung Galaxy en Apple IPhone van verdachte.
Vervolgens heb ik vastgesteld dat op de goederen in totaal 22 afbeeldingen voorkwamen die volgens de bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn. Het betreft 21 afbeeldingen en 1 films/video. Deze afbeeldingen zijn alle bekeken en de inhoud daarvan is verwerkt in de bijgevoegde collectiescan, die als bijlage II bij dit proces-verbaal is gevoegd.
Kinderpornografische afbeeldingen uit de categorie “Other’ worden niet meegenomen in de telling. Dit geeft het totaal van 22 – 2 = 20 strafbare kinderpornografische afbeeldingen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beschrijvingvideobestand d.d. 20 februari 2020, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Tijdens het beoordelen en classificeren van genoemd beeldmateriaal trof ik, verbalisant, een videobestand aan met de volgende gegevens: datum 10-7-2019.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beschrijving fotobestanduit fotomap d.d. 25 mei 2020, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
In de zaak werden door mij in totaal 20 strafbare kinderpornografische afbeeldingen (19 fotobestanden en 1 videobestand) aangetroffen. In de fotomap, behorende bij dit onderzoek, is door mij een fotobestand geplaatst. Hierop is te zien dat verdachte met zijn mond bij het piemeltje van een baby (vermoedelijk zijn zoontje) zit. Dit fotobestand is een andere dan het videobestand die ik in het proces-verbaal van bevindingen beschrijving videobestand heb omschreven en komen in het geheel niet overeen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juni 2020,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Met V: wordt bedoeld: “Vraag en/of uitleg door verbalisanten ‘
Met A: wordt bedoeld: “Antwoord verdachte”
Met O: wordt bedoeld: “Opmerking (en) gedaan door verbalisant(en)”
A:Op het filmpje zie je dat ik zijn piemel aanraak en er een kusje op doe, waarschijnlijk.
Hij is besneden, dat moest ik insmeren en met poeder. Insmeren met je handen.
O: Verdachte doet met zijn hand voor hoe hij dat deed. Zijn vingers bij elkaar alsof er een penis tussen zit die hij volledig masseert.
Ik heb maar 1 foto gemaakt. Ik heb aan zijn penis gezeten, ik heb er een kusje op gegeven en een foto van zijn balzak gemaakt.
V: Je gaf aan dat er maar 1 foto en 1 filmpje was en nu vinden we er veel meer.
A: Ja, maar ik heb meerdere telefoons. Ik kan niet alles weten en herinneren. Ik heb de foto’s van zijn geslacht voor mijzelf gemaakt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van ontucht niet doorslaggevend is of de handelingen ontuchtig bedoeld zijn. Op basis van de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen stelt de rechtbank vast dat de handelingen, zoals hierna bewezen verklaard, onmiskenbaar de sociaal-ethische norm als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht overschrijden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze handelingen dan ook niet worden bezien in een context van trots en liefkozing. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
t.a.v. parketnummer 18/254796-20:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/254796-20 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 30 september 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier met nummer 2020028035, d.d. 1 oktober 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
[verdachte] heeft mij in de periode van 31 januari 2020 tot aan 15 september 2020 geen moment met rust gelaten en heeft mij vaak opgezocht en gebeld. Dit ging zo ver dat ik mij gedwongen voelde mee te gaan in het contact met [verdachte] , omdat hij van geen ophouden wist. Op 15 september 2020 werd mijn aangifte behandeld in de rechtszaal, echter door een vormfout is de zitting uitgesteld. De rechter heeft [verdachte] nog nadrukkelijk uitgelegd dat hij op geen enkele wijze contact met mij mocht zoeken, echter bij het verlaten van de rechtszaal, zocht [verdachte] mij op terwijl ik met een medewerker van slachtofferhulp en uw collega [verbalisant] op de Ossenmarkt stond na te praten. Eenmaal in Leek zat ik op een terras en werd ik wederom geconfronteerd met [verdachte] , die mij opzocht en daarbij uitschold voor "hoer".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 15 september 2020, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [slachtoffer 1] :
Ik was in Hoogezand om mijn telefoon na te laten kijken. Toen ik daar klaar was ben ik naar mijn auto gelopen en ik zat nog niet en ineens stapte [verdachte] in de auto. Hij heeft mij dus opgezocht in Leek en dramt dan zo hard door of pakt mij hard beet dat ik dan toch maar weer met hem meega. Ik ben ook door [verdachte] opgezocht in de Jumbo in Leek. Ik was daar boodschappen aan het doen. Ik was in gezelschap van een man en ineens stond [verdachte] voor mij in de winkel en vroeg wie de man
was en waarom hij in mijn auto zat. Vanaf het moment dat ik in Leek zit tot aan de dag van vandaag blijft [verdachte] mij lastigvallen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 21 september 2020, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [slachtoffer 1] :
Op 29 februari 2020 stapte [verdachte] bij mij in de auto nadat ik naar de belwinkel was gegaan. Ik heb [verdachte] meerdere keren gezegd dat hij uit moest stappen maar hij bleef maar zitten en doorgaan en moest ik naar een rustige plek rijden. Dat in de Jumbo was volgens mij in maart. Ik moest toen bij hem komen en hij vroeg wie de man was die bij mij in de auto zat. Op 7 september 2020 heeft [verdachte] mij ook opgezocht in de Jumbo.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster inclusief bijlagen,
d.d. 15 september 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [slachtoffer 1] :
Ik heb [verdachte] in mijn telefoon staan als [naam 6] met nummer [telefoonnummer] . Ik heb daarnaast nog een nummer waarmee hij mij belt en dat is [telefoonnummer] . De afdruk van NIET OPNEMEN is het nummer vanuit het huis van bewaring. [verdachte] heeft mij onder dwang en drammen een telefoon gegeven van Aldi, ik heb dit in mijn telefoon weggezet onder WIE KIM BU (Wie is dit? in het Turks) nummer [telefoonnummer] . Dan heeft [verdachte] nog een vierde nummer en dat is [telefoonnummer] . Ik werd meerdere keren met het nummer [telefoonnummer] gebeld, dit is het nummer van het huis van bewaring.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 september2020, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [naam 7] :
Op 15 september 2020 zat ik samen met [slachtoffer 1] bij de pizzera in Leek. Op het moment dat wij op het terras zaten voor de pizzeria raakte [slachtoffer 1] ineens in de stress. Ik zag dat ze bang werd en zei: 'dat is hem, dat is [verdachte] '.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2020,opgenomen op pagina 115 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring verbalisant:
Nadat de zitting op 15 september 2020 voorbij was heb ik samen met het slachtoffer en een begeleider van slachtofferhulp een kort nagesprek gehad op de Ossenmarkt te Groningen. Ik keek om en zag inderdaad dat [verdachte] komende vanuit de richting van de Marktstraat over de Ossenmarkt liep en vervolgens linksaf sloeg en de deur van de parkeergarage opende en naar beneden de garage in liep. De looproute van [verdachte] is onlogisch want hij kon rechtstreeks de garage ingaan.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2020,opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik bekeek de camerabeelden van 7 september 2020 in de Jumbo aan het Industriepark te Leek. Ik zag dat aangeefster doorliep in de richting van de servicebalie van de Jumbo. Na circa anderhalve minuut zag ik dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] , in een directe lijn eveneens in de richting van de servicebalie liep en kort zenuwachtig heen en weer beweegt en aangeefster [slachtoffer 1] opwacht. Vervolgens zag ik dat verdachte aangeefster aansprak en met haar het winkelbedrijf verliet.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Op 15 september 2020 is verdachte in vrijheid gesteld onder de schorsende voorwaarde dat hij op geen enkele wijze contact zal zoeken met aangeefster. Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte al op diezelfde dag en ook in de periode daarna veelvuldig en op verschillende manieren contact heeft gezocht met aangeefster, dan wel dat hij zich in haar directe nabijheid heeft opgehouden, op een wijze die niet anders dan als belaging te duiden is. Verdachte heeft zich niet laten weerhouden door aangeefster, die meermalen heeft aangegeven contact met hem niet op prijs te stellen. Ook een aan verdachte door de politie op 30 januari 2020 uitgereikte stopbrief heeft verdachte genegeerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde onder parketnummer 18/830044-20, het onder 1 en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 18/830089-20 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18/254796-20 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830044-201.
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan, aan de haren te trekken, de keel dicht te knijpen, en met een oplader tegen het lichaam te slaan;
2.
hij in de periode van 1 september 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen, te appen en zich veelvuldig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en die [slachtoffer 1] te achtervolgen en door veelvuldig contact te zoeken met (een) vriendin(nen) en ex-partner van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 januari 2020, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] (een) app-bericht(en) te sturen met de tekst: "jij maakt een fout en ik vermoord jou" en "ik ga jou kapot maken";
4.
hij op 25 januari 2020, in de gemeente Groningen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door in een woning een enkel van die [slachtoffer 1] met tie wraps vast te binden aan zijn, verdachtes, enkels, en aldus die [slachtoffer 1] belet heeft de woning te verlaten;
5.
hij op 4 januari 2020 te Groningen, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool of een gaspistool, van het merk Baretta, type 92, zijnde een vuurwapen en bijbehorende munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid knalpatronen of kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
parketnummer 18-830089-201.
hij op 10 juli 2019 te Groningen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2018, door
-de penis van die [slachtoffer 2] te betasten en te strelen en te trekken en
-de penis, van die [slachtoffer 2] te masseren;
2.
hij in de periode van 10 juli 2019 tot en met 31 januari 2020 te Groningen, meermalen, (telkens) 19 (digitale) fotobestanden en 1 (digitaal) filmbestand, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de hand/vinger betasten en aanraken en strelen en trekken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt Bestandsnamen: [bestandsnaam] .JPG, [bestandsnaam] .JPG.
parketnummer 18/254796-20hij in de periode van 31 januari 2020 tot en met 15 september 2020 te Groningen en te Hoogezand en te Leek, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen, te appen/smsen en berichten via social media (Messenger) te sturen en zich veelvuldig in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en die [slachtoffer 1] te achtervolgen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

t.a.v. parketnummer 18/830044-20

mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
belaging;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een vuurwapen van categorie III.

t.a.v. parketnummer 18/830089-20

ontucht plegen met zijn minderjarig kind;
afbeeldingen en gegevensdragers bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbijiemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben.
t.a.v. parketnummer 18/254796-20belaging
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een ambulante behandeling bij AFPN, een contactverbod ten aanzien van aangeefster en een locatieverbod ten aanzien van de plaats Veendam, waarbij 14 dagen hechtenis geldt bij overtreding daarvan, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen zodat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de gedragsdeskundigen, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, belaging, wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging, vuurwapenbezit, het plegen van ontucht met zijn minderjarige kind en het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. Het betreffen veel, zorgelijke en ernstige feiten die gepleegd zijn in een periode van 1,5 jaar. Ten aanzien van de parketnummers 18/830044-20 en 18/254796-20 is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende een lange tijd een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit van aangeefster. Verdachte heeft gedurende een lange periode aangeefster belaagd met berichten en telefoontjes en zocht daarnaast ook mensen uit haar directe omgeving op om zodoende met haar in contact te komen. Hij volgde aangeefster, stapte bij haar in de auto en sprak haar aan op straat of in de supermarkt. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat hij aangeefster daarbij ook bedreigd heeft, waardoor aangeefster het gevoel had te moeten toegeven aan de wensen van verdachte. De belaging en mishandeling hebben een zeer grote indruk op aangeefster gemaakt, zij heeft hiervan veel hinder ondervonden en ging hier emotioneel zwaar onder gebukt, zo blijkt uit de slachtofferverklaring. Dat aangeefster kennelijk zelf ook enige tijd moeite heeft gehad om los te komen van verdachte, ziet de rechtbank als iets waaraan verdachte door zijn gedrag - in elk geval mede - debet is geweest. Dit doet aan de strafwaardigheid dus niet af.
Verder heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn minderjarig kind en deze handelingen vastgelegd op beeldmateriaal, hetgeen als kinderpornografisch is gekwalificeerd. De rechtbank vindt het zorgelijk en rekent het verdachte aan dat hij zich niet heeft bekommerd om de schade die hij hiermee mogelijk bij het slachtoffer zou kunnen aanrichten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages betreffende verdachte welke zijn opgesteld op 12 mei 2021 door M.A. Westerborg, forensisch psychiater, en op 10 augustus 2020 door R.W. Blaauw, klinisch psycholoog.
De deskundigen zijn van mening dat verdachte op een laagbegaafd niveau functioneert en concluderen dat er bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis. Derhalve adviseren de deskundigen het ten laste gelegde verdachte volledig toe te rekenen. De rechtbank neemt bovenstaande conclusie over en maakt die tot de hare.
Gezien de aard en de ernst van de feiten, de impact die de feiten hebben gehad op aangeefster en de hoeveelheid strafbare feiten is het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passen en geboden.
Als bijzondere voorwaarden zullen een meldplicht, ambulante behandeling bij AFPN, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de plaats Veendam worden opgelegd. De rechtbank zal deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er, gelet op de ernst van de inbreuk en de lange duur van de bewezenverklaarde periode, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.

In beslag genomen goederen

De rechtbank is, evenals de officier van justitie en raadsvrouw, van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen telefoons waarop kinderpornografisch materiaal is aangetroffen en waarmee de bewezenverklaarde belaging is begaan, te weten in totaal 6 stuks van de merken Apple en Samsung, verbeurd moeten worden verklaard.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.740,35 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voorts is verzocht de verdachte te veroordelen in de proceskosten, groot € 91,33.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering tot schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat de proceskosten niet worden meegenomen in de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering niet in verhouding staat tot de ernst van de feiten en dat het gedrag van aangeefster moet worden meegewogen, waarmee aangeefster ook emotionele schade heeft toegebracht aan verdachte. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast te stellen tot ten hoogste € 2.500,-
Oordeel van de rechtbank
Materiele schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de materiele schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder de parketnummers 18/830044-20 en 18/254796-20 bewezen verklaarde feiten. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2019.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 2.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Proceskosten
De rechtbank wijst tot slot de als proceskosten opgevoerde reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt toe.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 240b, 249, 282, 285, 285b, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde onder parketnummer 18/830044-20, het onder 1 en 2 onder parketnummer 18/830089-20 en het onder parketnummer 18/254796-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 8 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met GGZ VNN Groningen, Laan Corpus den Hoorn 102,9728 JR Groningen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd onder behandeling zalstellen van de AFPN. Dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende maximaal de duur van de proeftijd op geen enkele wijze -direct ofindirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1977, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd niet zal bevinden in deplaats Veendam.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen telefoons, in totaal 6 stuks van de merken Apple en Samsung zoals vermeld op de beslaglijst.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.831,68(zegge: drieduizendachthonderdeenendertig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 3.740,35 (zegge: drieduizendzevenhonderdveertig euro en vijfendertig cent) te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019. Dit bedrag bestaat uit € 1.740,35 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 47 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2021. mrs. Van der Kuijl, Schuth en Bolding zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.