Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte]
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Rechtbank Noord-Nederland
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 1977 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 4 december 2019 tot en met 15 januari 2020 te Triemen, in de gemeente Noardeast-Fryslân. De tenlastelegging omvatte het telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een grote hoeveelheid hennepplanten, in dit geval 597 hennepplanten, wat valt onder de Opiumwet.
Tijdens de zitting op 9 november 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocate, mr. G.W. van der Zee. De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging steunde deze vordering en voerde aan dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij te onderbouwen.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaringen van [medeverdachte] en de sms-berichten naar de verdachte gaven onvoldoende aanwijzingen voor zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte nauw en bewust had samengewerkt met [medeverdachte]. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.