ECLI:NL:RBNNE:2021:5061

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
179423
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school van minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige kind naar een andere plaats en om hem in te schrijven op een nieuwe school. De man, de vader van het kind, heeft verweer gevoerd tegen deze verhuizing. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 augustus 2021, waarbij de minderjarige ook is gehoord. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing in het belang van het kind is, omdat hij psychisch lijdt onder de situatie met zijn vader, die zich actief verzet tegen coronamaatregelen en dit heeft geleid tot negatieve media-aandacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al geruime tijd geen contact is tussen de minderjarige en de man en dat de vrouw haar woning heeft verkocht en een nieuwe woning heeft gekocht in de plaats waar zij wil verhuizen. De rechtbank heeft de belangen van het kind afgewogen en geconcludeerd dat de verhuizing noodzakelijk is voor het welzijn van de minderjarige. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en hem in te schrijven op de nieuwe school, waarbij de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/179423 / FA RK 21-743
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 21 september 2021
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. D. van der Wal, kantoorhoudende te [plaats] ,
tegen
[de man]
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. A.J. de Boer, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift heeft de vrouw de rechtbank verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] en om [minderjarige] in te schrijven op het [school] .
1.2.
De man heeft ter zitting verweer gevoerd.
1.3.
Ter zitting van 30 augustus 2021 is de zaak behandeld in aanwezigheid van partijen en de advocaat van de vrouw. Mr. De Boer was aanwezig via een skype-verbinding. Verder is verschenen de heer W. Kelderhuis, namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
1.4.
De rechtbank heeft op 30 augustus 2021 gesproken met de minderjarige [minderjarige] .
1.5.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een journaalbericht, ontvangen op 23 augustus 2021, van de zijde van de man;
- een brief, ontvangen op 25 augustus 2021, van de zijde van de vrouw;
- een journaalbericht met bijlagen, ontvangen op 27 augustus 2021, van de zijde van de man.

2.Motivering

2.1.
Partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad. Uit het geregistreerd partnerschap is [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ). Op 21 december 2007 is het geregistreerd partnerschap van partijen ontbonden. Partijen zijn van rechtswege belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Partijen hebben gerechtelijke procedures gevoerd over de zorgregeling in 2014 tot 2016. Vanaf 2016 tot 21 augustus 2020 werd door partijen uitvoering gegeven aan een co-ouderschapsregeling, in die zin dat [minderjarige] de ene week bij de man verbleef en de andere week bij de vrouw. Bij verzoekschrift van 19 oktober 2020 in de procedure geregistreerd onder nummer C/17/175473 / FA RK 20-1200 heeft de vrouw verzocht om opschorting van de zorgregeling en om een gezagswijziging. Zij heeft gesteld dat [minderjarige] niet meer naar de man wil. Hij wil ook geen contact met de man. Reden hiervoor is dat de man zich zeer actief en obsessief bezighoudt met de regels vanuit de overheid ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus. Hij verzet zich daartegen. Hij is actief bij demonstraties en houdt zich niet aan de overheidsmaatregelen ter voorkoming van verspreiding van het coronavirus. Dat heeft geleid tot een arrestatie van de man wat heeft geleid tot aandacht van regionale en landelijke media. De acties van de man hebben zich onder meer gericht tegen het beleid dat de school van [minderjarige] destijds voerde ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus. Zo riep de man op tot bezetting van de school van [minderjarige] . [minderjarige] heeft vervolgens op Instagram a.bekendgemaakt dat de mening van zijn vader niet ook zijn mening is. De media hebben dit ook weer opgepakt en de man heeft daar op zijn facebookpagina weer op gereageerd. [minderjarige] heeft hier psychisch veel last van gehad en zijn schoolgang heeft er onder geleden.
2.3.
In het kader van voormelde procedure heeft de rechtbank de RvdK gelast onderzoek te doen naar de zorgregeling en het gezag en hierover advies uit te brengen. Ten tijde van de behandeling van onderhavige procedure was het raadsrapport nog niet in definitieve vorm gereed.
2.4.
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken en hetgeen is besproken ter zitting vast:
- dat er vanaf augustus 2020 feitelijk geen uitvoering wordt gegeven aan de co-ouderschapsregeling, noch aan enige andere regeling;
- dat er op dit moment en al langere tijd geen contact is tussen [minderjarige] en de man;
- dat [minderjarige] op dit moment niet naar school gaat; hij heeft in afwachting van de uitkomst van deze procedure bijzonder verlof gekregen van de school ( [naam school] te [woonplaats] );
- dat partijen het erover eens zijn dat [minderjarige] moet worden ingeschreven op een andere school;
- dat de vrouw haar woning in [woonplaats] heeft verkocht en een woning in [plaats] heeft gekocht.

3.Bespreking van de standpunten van partijen en de RvdK en beoordeling daarvan

3.1.
In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijke gezag, waaronder het onderhavige geschil over een voorgenomen verhuizing van het kind en de inschrijving van het kind op een andere school, een zodanige beslissing neemt als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter volgens vaste rechtspraak aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van de betrokkenen in aanmerking te nemen en af te wegen. Het belang van de minderjarige dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
3.2.
De vrouw heeft gesteld dat zij zich zorgen maakt over wat de hele situatie van het activisme van de man doet met [minderjarige] heeft het heel zwaar gehad met de toestanden op de school en kampte met suïcidegedachten. Door haar zorgen over [minderjarige] en de zorg voor [minderjarige] heeft zij zelf vijf maanden niet kunnen werken. Het gaat nu beter met [minderjarige] , hij krijgt ook hulp, maar er is kans op een terugval. [minderjarige] wil de gebeurtenissen van het afgelopen jaar letterlijk en figuurlijk achter zich laten. Hij wil verhuizen naar [plaats] en daar op een nieuwe school beginnen. De vrouw vindt een dergelijke nieuwe start in het belang van [minderjarige] en gunt hem die. Zij heeft de man om toestemming gevraagd voor de voorgenomen verhuizing naar [plaats] , maar die niet gekregen. Zij ervaart weinig wederkerigheid in het contact met de man. Constructief overleg is niet mogelijk. De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij met de aankoop van een woning in [plaats] misschien te overhaast heeft gehandeld. Zij heeft geanticipeerd op wat zij meent dat goed is voor [minderjarige] . De keuze voor [plaats] ligt voor de hand, omdat zij daar werkt. [minderjarige] kan daar naar school. Als er problemen zijn op school, dan kan zij snel beschikbaar en bereikbaar zijn voor hem en voor de school. Zij begrijpt dat de fysieke afstand tussen de man en [minderjarige] groter wordt door een verhuizing naar [plaats] , maar er is op dit moment al een jaar geen contact tussen vader en zoon en contactherstel is niet heel eenvoudig. Aan contactherstel staat de afstand [plaats] - [woonplaats] in ieder geval niet in de weg. Die is overbrugbaar. [minderjarige] is 15,5 jaar, het is een slimme jongen, hij kan goed zijn eigen keuzes maken. Hij is nu heel stellig. Hij wil geen contact met zijn vader en hij wil ook niet het risico lopen dat hij de man tegenkomt in [woonplaats] .
3.3.
De man heeft gesteld dat de situatie heel eenvoudig lijkt. [minderjarige] en hij hebben al een jaar geen contact en [minderjarige] wil ook geen contact met hem. Hij is 15 jaar en kan niet gedwongen worden om naar zijn vader te gaan. De man heeft echter het gevoel dat hij al een hele tijd buitenspel wordt gezet. Hij wordt overal doelbewust buiten gehouden, ook vanuit hulpverlening (het Gebiedsteam en Veilig Thuis). Hij weet ook niet van de hulpverlening voor [minderjarige] . Met een verhuizing is de missie van de vrouw voltooid. De man is uit het leven van [minderjarige] . Er is sprake van ouderverstoting, aldus de man. [minderjarige] heeft kennelijk bij de vrouw aangegeven dat hij een nieuwe start wil op een nieuwe school in een andere woonplaats. Dat heeft hij niet met hem besproken. Dat verbaast hem, want hij heeft ook gezag. De man heeft geprobeerd om in gesprek te komen met de vrouw over hoe zij [minderjarige] kunnen helpen, maar dat is niet gelukt. Hij wil wel in gesprek met vrouw onder begeleiding van hulpverlening, maar de vrouw houdt dat af. De man stelt dat het al langer speelt wat er met [minderjarige] aan de hand is en dat heeft allemaal niks met zijn kritische houding ten aanzien van de coronamaatregelen te maken. De man wil betrokken worden bij [minderjarige] , maar hij raakt steeds verder van hem verwijderd. De vrouw heeft haar verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing niet gebaseerd op de criteria die de Hoge Raad hiervoor heeft gesteld. Zij heeft niet met hem overlegd en heeft overhaast gehandeld. Zij heeft hem benaderd over haar voornemen om te verhuizen, maar kort daarna heeft zij al een verzoekschrift ingediend. Het is de vraag of de verhuizing [minderjarige] de gewenste rust zal geven. Er was altijd een co-ouderschap. De man zou daar weer uitvoering aan willen geven.
De man is het ermee eens dat [minderjarige] niet meer naar [naam school] moet gaan, maar de vrouw heeft geen alternatieven voor een school in de buurt voorgesteld. De man heeft desgevraagd gesteld niet in te zien hoe zijn toestemming voor de verhuizing, waarmee [minderjarige] nog verder van hem verwijderd wordt, hen dichter bij elkaar zou kunnen brengen. Hij kan dus niet instemmen met de verhuizing naar [plaats] en de inschrijving op de school in [plaats] .
3.4.
De RvdK heeft ter zitting verklaard in grote lijnen te herkennen wat in de procedure over de zorgregeling en het gezag ook aan de orde is. Het gaat om principiële kwesties. De vraag is wat dit betekent voor het welzijn van [minderjarige] . [minderjarige] kent deze patronen en heeft die zelf ook wel. Er is sprake van een impasse. De RvdK heeft geen pasklaar antwoord om hieruit te komen. Wat betekent een juridische afweging in deze kwestie voor de realiteit van [minderjarige] daarna. [minderjarige] moet verder en heeft last van zwaarmoedige gedachten. Als het verzoek van de vrouw wordt afgewezen, dan kunnen partijen wel invullen wat dit voor [minderjarige] betekent. Voor de RvdK is duidelijk dat partijen beiden heel veel van [minderjarige] houden, maar zij moeten zich realiseren dat [minderjarige] slachtoffer en deelnemer is in de hele kwestie en dat is heel belastend voor hem. De oplossing ligt bij de ouders. Hun emoties voeren de boventoon. Zij zullen hun houding ten opzichte van elkaar moeten veranderen. Op de een of andere manier zal er water bij de wijn moeten ten behoeve van een goede toekomst voor [minderjarige] .
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat er een belangenafweging moet worden gemaakt en dat de belangen van [minderjarige] daarbij voorop staan. De in de jurisprudentie ontwikkelde criteria spelen, zoals hierboven genoemd, een rol in de belangenafweging. Geen voorwaarde is dat in het verzoekschrift deze criteria expliciet worden genoemd. De rechtbank leest in de standpunten van de vrouw op welke wijze zij meent dat aan de criteria is voldaan.
3.6.
Omdat partijen het erover eens dat [minderjarige] niet langer naar [naam school] in [woonplaats] zal gaan, maar de man niet kan instemmen met een school in [plaats] , zal de rechtbank eerst beoordelen of er aanleiding is om de vrouw al dan niet vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar [plaats] .
3.7.
De rechtbank kijkt allereerst naar het belang van [minderjarige] . De rechtbank begrijpt dat [minderjarige] het afgelopen jaar veel last heeft gehad van de acties van de man bij de school van [minderjarige] en van zijn interacties met de school. Alleen al hun onderlinge verschil van mening over de coronamaatregelen is, zonder dat [minderjarige] dat wil, in het openbaar gekomen. Hij heeft er zoveel last van gehad dat hij psychische klachten heeft gekregen, niet verder kon op school en hulpverlening krijgt. [minderjarige] heeft niet alleen op school last op gehad van de situatie, maar ook in zijn privésituatie en in zijn leefomgeving, [woonplaats] . Op de school en in [woonplaats] kent iedereen zijn achtergrond en voor [minderjarige] is [woonplaats] nu onlosmakelijk verbonden met de voor hem zeer belastende gebeurtenissen van het afgelopen jaar. De rechtbank begrijpt ook dat [minderjarige] afstand wil nemen van het gebeurde en dat hij dat wil door middel van het fysiek afstand nemen van de school en de woonplaats. De rechtbank weegt mee dat [minderjarige] ruim 15 jaar is en dat hij zich goed kan verwoorden. De rechtbank acht een verhuizing naar een andere plaats en inschrijving op een school in [plaats] in het belang van [minderjarige] . In voormelde zin is een verhuizing voor [minderjarige] noodzakelijk. Tot zover het belang van [minderjarige] .
3.8.
Verder speelt bij de beoordeling een rol of de vrouw een verhuizing naar [plaats] goed heeft doordacht en voorbereid. De vrouw heeft gesteld dat zij altijd al van plan was om te verhuizen naar [plaats] , omdat zij daar werkt. Maar zij zou dat pas doen nadat [minderjarige] klaar was met zijn middelbare school. Gelet op de gebeurtenissen van het afgelopen jaar, wat dit gedaan heeft met [minderjarige] en wat de gevolgen voor zijn schoolgang zijn geweest, is het plan in een stroomversnelling geraakt omdat zij van mening is dat het in het belang van [minderjarige] is om nu met hem naar [plaats] te verhuizen. Zij heeft geanticipeerd op wat in zijn belang is. Zij heeft gesteld dat [minderjarige] graag een nieuwe start wil en zij vindt dit in zijn belang. De rechtbank kan de vrouw volgen in haar standpunt en overweegt dat [minderjarige] ook heeft geschreven aan de rechtbank dat hij weg wil uit [woonplaats] en dit heeft hij mondeling heeft toegelicht in zijn gesprek met de rechter. Dat de vrouw haar huis in [woonplaats] inmiddels heeft verkocht en een huis in [plaats] heeft gekocht verdient naar het oordeel van de rechtbank geen schoonheidsprijs. Dat punt op zich speelt ook geen rol in de belangenafweging van de rechtbank, maar moet hier wel benoemd worden.
3.9.
Voorts overweegt de rechtbank dat voldoende is komen vast te staan dat partijen op dit moment niet in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg over de verhuizing en de wijziging van de school. De rechtbank baseert op de verklaringen van partijen ter zitting en op de gedingstukken, waaronder de emailberichten van partijen aan elkaar. De vrouw heeft de man bij emailbericht van 16 juni 2021 haar zorgen gedeeld over wat de situatie van het afgelopen met [minderjarige] heeft gedaan en zij heeft toestemming gevraagd voor de verhuizing en de inschrijving op de school om [minderjarige] een nieuwe start te geven. De man heeft hierop gereageerd in zijn emailbericht van
17 juni 2021. De man verwijt de vrouw nogal wat. Hij verwijt haar dat zij vlucht voor de brokken van haar eigen gedrag, dat zij [minderjarige] voor de tweede keer wil ontwortelen, dat zij destructief gedrag naar [minderjarige] vertoont, dat zij zorgt voor parentificatie en dat zij in een angstpsychose zit. Volgens de man is het gedrag van de vrouw te duiden als kindermishandeling. Voor het overige schrijft de man over indoctrinatie door het onderwijs en de overheid en stemmingmakerij door hulpverlenende instanties. Uit deze emailberichten blijkt in ieder geval dat de vrouw heeft geprobeerd met de man te overleggen en begrip heeft gevraagd voor [minderjarige] beleving van de situatie en dat de man in reactie hierop niet bepaald constructief is te noemen. De opstelling van de man is naar het oordeel van de rechtbank in geen enkel opzicht te zien als een manier om in overleg te komen; sterker nog: het sluit de deur voor contact tussen ouders met gezamenlijk gezag en het gaat voorbij aan wat de situatie van het afgelopen jaar met [minderjarige] heeft gedaan en aan wat [minderjarige] nodig heeft. Hij wijst veel schuldigen aan van 'het leed, de mishandeling en het misvormen' van [minderjarige] , maar benoemt zijn eigen aandeel daarin niet. Dit vormt een belemmering voor constructieve en gelijkwaardige communicatie. De rechtbank overweegt dat het positief is dat de man ter zitting heeft aangegeven wel open te staan voor systeemtherapie, en dat de vrouw hiertoe ook bereid is. Naar het oordeel van de rechtbank kan [minderjarige] daar nu niet op wachten. Hij moet weten waar hij naar school gaat en waar hij gaat wonen.
3.10.
Voor wat betreft het contact tussen de man en [minderjarige] na een verhuizing naar [plaats] overweegt de rechtbank dat [minderjarige] heef aangegeven op dit moment geen contact te willen met de man. Er is ook ruim een jaar geen contact meer tussen de man en [minderjarige] . De afstand [plaats] - [woonplaats] staat er naar het oordeel van de rechtbank ook niet in de weg aan contact, maar wel aan een co-ouderschapsregeling. Omdat [minderjarige] al 15 jaar is, hij onderdeel is geworden van de strijd tussen zijn ouders en gelet op zijn krachtige weigering om geen contact met de man te willen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van een ongestoorde voortzetting van de co-ouderschapsregeling in dit geval minder zwaar weegt, dan het belang van [minderjarige] bij een verhuizing.
3.11.
De rechtbank stelt vast dat de man geen andere bezwaren tegen de inschrijving van [minderjarige] op het [school] heeft aangevoerd dan dat de school in [plaats] staat. Gelet op al het voorgaande gaat de rechtbank aan dat bezwaar voorbij. De rechtbank zal, alle belangen afwegende, de vrouw vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] en om hem in te schrijven op het [school] .
3.12.
De rechtbank overweegt tenslotte dat doordat [minderjarige] afstand kan nemen van de gebeurtenissen in het afgelopen jaar, hij mogelijk wat rust krijgt en ruimte zal voelen om weer contact te hebben met zijn vader. Wat hierbij kan helpen is dat partijen, zoals geopperd op de zitting, systeemtherapie gaan volgen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent toestemming aan de vrouw – welke toestemming die van de vader vervangt – om met [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , te verhuizen naar [plaats] , en [minderjarige] in te schrijven op het [school] ;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. A. de Jong, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op dinsdag 21 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 679