ECLI:NL:RBNNE:2021:5055

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
18.093151.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor ontuchtige handelingen met een twaalfjarig meisje onder invloed van drugs

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een twaalfjarig meisje. De feiten vonden plaats op 22/23 augustus 2020 in Sneek, waar de verdachte, die op dat moment zeventien jaar oud was, seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, dat onder invloed van drugs verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van het meisje, maar dat hij wel had moeten beseffen dat zij jong was. De rechtbank concludeerde dat de handelingen ontuchtig waren, ondanks het feit dat het meisje het initiatief nam en instemde met de seksuele handelingen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op van één maand, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder verplichte hulpverlening en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen en de gevolgen van het gedrag van de verdachte voor het slachtoffer en haar omgeving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.093151.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [plaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22/23 augustus 2020 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] en/of het likken aan en/of betasten van de vagina en/of het laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor een bewezenverklaring niet nodig is dat verdachte op de hoogte was van de leeftijd van [slachtoffer] . Zijn opzet hoefde hierop niet gericht te zijn. De vraag is echter wel of sprake is van ontuchtige handelingen. Van belang is de context en de setting waarin de seksuele handelingen plaatsvonden. Er was geen sprake van een romantische relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Ze kenden elkaar niet of amper. Voor verdachte was duidelijk dat [slachtoffer] drugs had gebruikt. De handelingen vonden plaats min of meer gelijktijdig dan wel kort na de seksuele handelingen die plaatsvonden tussen [slachtoffer] en [naam 1]. Deze context en setting maakt dat de seksuele handelingen sociaal-ethisch niet aanvaardbaar zijn en dus ontuchtig. Dat [slachtoffer] met de seksuele handelingen instemde en verdachte heeft uitgenodigd om seks te hebben, verandert niets aan het ontuchtige karakter.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan onder omstandigheden het ontuchtige karakter aan de seksuele handelingen ontbreken. Dat is het geval wanneer de seksuele handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden en er sprake is van een gering leeftijdsverschil. Het initiatief tot de seksuele handelingen kwam bij [slachtoffer] zelf vandaan. Zij heeft verdachte gevraagd naar boven te komen voor seks. De echte leeftijd van [slachtoffer] was twaalf jaar, maar dat was voor verdachte niet duidelijk. Hij dacht dat ze ouder was. Uit de verklaring van getuige [naam 2] blijkt dat [slachtoffer] vroeg vrouwelijk is geworden en dat het lijkt alsof ze vijftien of zestien jaar oud is. Verdachte was destijds zeventien jaar, maar uit het dossier blijkt ook van aanwijzingen dat hij op sommige gebieden minder volwassen is dan zijn leeftijdsgenoten. Hierdoor is sprake van een gering leeftijdsverschil. Dit alles maakt dat er op vrijwillige basis seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen leeftijdsgenoten. Hierdoor is geen sprake van ontuchtige handelingen en moet verdachte worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de seksuele handelingen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 28 augustus
2020 opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020233286 van 11 maart 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2021, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1].
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het ontuchtige karakter van de handelingen overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het volgende zich feitelijk heeft afgespeeld. [slachtoffer] heeft via snapchat contact gezocht met een vriend van verdachte en heeft hem uitgenodigd om naar de woning te komen waar zij op dat moment verbleef. Verdachte is samen met twee vrienden naar deze woning gegaan. Toen zij binnen kwamen zagen ze dat [slachtoffer] en de vriendin van de bewoner schaars waren gekleed. Tijdens zijn verblijf in de woning heeft verdachte gezien dat [slachtoffer] MDMA gebruikte en blowde. [naam 1], een van de volwassen vrienden van verdachte, heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer] niet kon stilstaan, dat ze met haar ogen heen en weer ging, dat ze grote pupillen had en wit bij haar mondhoeken. Uit de door de politie beschreven inhoud van de Snapchat video’s van [slachtoffer] van die avond blijkt ook dat duidelijk zichtbaar was dat zij die avond ernstig onder invloed was en niet naar behoren functioneerde.
[naam 1] is op enig moment met [slachtoffer] naar boven gegaan. Ze hebben daar seks gehad. Even later heeft [slachtoffer] verdachte via de telefoon van [naam 1] gebeld en hem gevraagd of hij naar boven wilde komen voor een “gangbang”. Eerst heeft verdachte geweigerd, omdat zijn vriend [naam 3] hem vertelde dit niet te doen. Nadat [slachtoffer] wederom belde zijn zowel verdachte als [naam 3] naar boven gegaan. [naam 3] is echter weer naar beneden gegaan. Verdachte zag dat [slachtoffer] seksuele handelingen met [naam 1] verrichtte. Verdachte besloot om mee te gaan doen en hij heeft zich door [slachtoffer] laten aftrekken, zich laten pijpen en heeft geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] gehad. Tijdens deze seksuele handelingen was [naam 1] aanwezig en heeft [slachtoffer] gefilmd. Ook is de bewoner van de woning naar boven gekomen en heeft hij op de slaapkamerdeur geklopt en geïnformeerd of alles oké was en of alles vrijwillig was.
Verdachte kende [slachtoffer] niet en had haar voor deze avond enkel een paar keer in Sneek gezien. Zij hadden geen vriendschappelijke of affectieve relatie.
De rechtbank stelt vast dat tijdens deze seksuele handelingen [slachtoffer] twaalf jaar oud was. Met betrekking tot de vraag of [slachtoffer] haar leeftijd die bewuste avond ter sprake is gekomen en wat daarover dan zou zijn gezegd, zijn verschillende verklaringen afgelegd door de aanwezigen. Wat voor de rechtbank wel vaststaat is dat verdachte niet op de hoogte was van de daadwerkelijke leeftijd van
[slachtoffer] . Uit het dossier blijkt dat qua gedrag en uiterlijk [slachtoffer] als een vijftien- of zestienjarige kon worden geschat.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn. Hier moet naar het oordeel van de rechtbank onverkort aan worden vastgehouden. Onder omstandigheden kan aan zodanige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken; dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. In de onderhavige zaak dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook de vraag beantwoord te worden of er omstandigheden waren, waardoor het ontuchtige karakter aan de door verdachte gepleegde handelingen is komen te vervallen. Daarbij is het volgende van belang:
  • verdachte is door [slachtoffer] uitgenodigd deel te nemen aan de seksuele handelingen en deze waren vrijwillig;
  • verdachte was ten tijde van de seksuele handelingen zeventien jaar oud, terwijl hij er vanuit ging dat [slachtoffer] vijftien of zestien jaar oud was. Verdachte ging dus zelf uit van een gering leeftijdsverschil. Door getuigen is bevestigd dat [slachtoffer] een ouder voorkomen heeft dan zij daadwerkelijk is.
Niettemin acht de rechtbank ook onder voormelde omstandigheden de bedoelde norm geschonden. Verdachte zag dat zijn volwassen vriend seksuele handelingen met een jong meisje verrichtte die duidelijk onder invloed van harddrugs verkeerde. Hij heeft vervolgens zelf ook verregaande seksuele handelingen met haar verricht. Dit, terwijl verdachte geen vriendschappelijke dan wel affectieve relatie met het meisje had en haar nauwelijks had gesproken. Met name door het ontbreken van die relatie, is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen sociaal-ethisch niet aanvaardbaar zijn en derhalve een ontuchtig karakter hebben. Dat het meisje zelf heeft ingestemd met de handelingen en ze zelfs op haar initiatief plaatsvonden maakt dit niet anders, gezien haar jeugdige leeftijd en omdat het immers ook duidelijk was dat zij onder invloed van drugs verkeerde waardoor haar gedrag werd beïnvloed. De vriend van verdachte genaamd [naam 3] had dit duidelijk ook door en heeft verdachte bij het eerste telefoontje gewaarschuwd niet naar boven te gaan en is zelf weer naar beneden gegaan na mee te zijn gelopen met verdachte. Ook de bewoner van de woning, die zelf ook onder invloed van harddrugs verkeerde, had kennelijk de behoefte te informeren of alles in orde was en of er niets tegen iemands wil gebeurde.
Tegen de achtergrond van het belang dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogt te beschermen en gelet op de context waarin en de wijze waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van ontuchtige handelingen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2020 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en in de mond van die [slachtoffer] en het laten aftrekken/betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijk jeugddetentie van één maand met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren en de volgende bijzondere voorwaarden, dat verdachte:
  • zich meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht en waarbij verdachte de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal opvolgen;
  • zal meewerken aan de door de jeugdreclassering nodig geachte hulpverlening.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij, doordat geen sprake is van dwang, een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend vindt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit -in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt- de eis van de officier van justitie te volgen. Hij heeft aangevoerd dat in de strafmaat moet worden meegenomen dat geen sprake was van dwang, maar dat ook rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat het lang heeft geduurd voordat de strafzaak van verdachte door de rechtbank kon worden behandeld. Hierdoor heeft verdachte lange tijd in onzekerheid verkeerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het adviesrapport opgemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 29 juli 2021, het plan van het Legers des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 25 oktober 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds zeventienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van vergaande ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een meisje van twaalf jaar oud. Verdachte was destijds niet op de hoogte van de leeftijd van het meisje en zij heeft het initiatief tot de handelingen genomen. Voor verdachte was echter wel duidelijk dat het slachtoffer jong was en verkeerde onder invloed drugs. Nadien kon zij zich alles niet meer goed herinneren.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Op jeugdige leeftijd moeten kinderen zich in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Daarbij moet hun seksuele integriteit beschermd worden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van de vader van het slachtoffer, blijkt ook dat het incident veel invloed heeft gehad op het gezin en op [slachtoffer] . Verdachte heeft hiermee geen rekening gehouden en zijn eigen lustgevoelens laten voorgaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij nog niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat verdachte is opgegroeid in een onveilige en onrustige situatie. Op zijn elfde is verdachte naar Nederland gebracht en achtergelaten. Hij heeft vervolgens asiel aangevraagd. Verdachte is hierna bij verschillende opvanggezinnen in Nederland geplaatst.
Er is veel zorg over het traumatische verleden van verdachte met veel verlieservaringen en weinig kans tot een gezonde hechting richting volwassenen. De toekomst voor verdachte is zeer onzeker wat betreft zijn verblijf in Nederland waardoor hij nergens meer gemotiveerd voor is; hij wil niet met iets beginnen als hij het niet kan afmaken. Momenteel heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats waar hij voor langere tijd kan verblijven, hij heeft geen adequate dag invulling en heeft naar eigen zeggen geen hulpvraag. Verdachte heeft in het verleden zeer veel meegemaakt, waarvoor hij tot op heden geen hulpverlening of behandeling voor heeft gehad. Verdachte beschikt over vaardigheden, hij heeft een diploma behaald en doet aan sport. Gezien het zeer belaste verleden en zijn huidig welbevinden is het van groot belang dat er op korte termijn onderzoek/hulpverlening/behandeling wordt ingezet om meer zicht te krijgen op zijn functioneren en welbevinden. Tevens is het van belang dat er aandacht komt voor zijn dagbesteding en invulling van zijn vrije tijd. Verdachte moet duidelijkheid krijgen en begeleid worden in dit proces.
De Raad adviseert daarom een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplichte hulp en begeleiding van de jeugdreclassering van het Leger des Heils en de verplichting mee te werken aan nodig geachte hulpverlening.
De Raad heeft ter terechtzitting uitgelegd dat het niet nodig is om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte moet meewerken aan controles op alcohol en drugs, omdat er geen aanwijzingen zijn dat middelengebruik een probleem is voor verdachte. De Raad heeft verder aangegeven dat het vanwege de vreemdelingrechtelijke status van verdachte niet mogelijk is om een werkstraf uit te voeren.
Bij de bepaling van de strafsoort en -maat houdt de rechtbank uitdrukkelijk rekening met de ernst van het feit, de omstandigheid dat het initiatief tot de seksuele handelingen niet bij verdachte vandaan kwam en dat er op geen enkele wijze dwang is gebruikt richting het slachtoffer. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat het lange tijd heeft geduurd voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in deze zaak, te weten tien maanden na de aanhouding van verdachte. De rechtbank is overigens van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is ven een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Aangezien artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht ook wordt bedreigd met een maximale gevangenisstraf van zes jaren, is het taakstrafverbod van toepassing. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal deze straf met de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd, opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
zal meewerken aan de door de jeugdreclassering nodig geachte ambulante hulpverlening.
Geeft aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vinger afdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt, dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. R.B. Maring en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2021.