Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het procesdossier volgt dat er op 12 november 2017 een ruzie heeft plaatsgevonden op het Gedempte Zuiderdiep te Groningen tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] aan de ene kant en aangever en [getuige 1] aan de andere kant. Ter hoogte van de coffeeshop De Vliegende Hollander ontstaat er wat onenigheid tussen beide partijen over het (niet) geven van een “boks”. Nadat het gevecht is begonnen, verplaatst het zich op een gegeven moment naar de andere kant van de straat. Daar wordt aangever op een gegeven moment tegen het lichaam en in het gezicht geschopt, waarna de groep van verdachte ervandoor gaat. Aangever blijft buiten bewustzijn op de grond liggen en wordt uiteindelijk met aanzienlijk letsel aan zijn gezicht door de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
De rechtbank stelt voorop dat er veel onduidelijk is gebleven over de vechtpartij. Zo is het niet duidelijk welke partij is begonnen en wie precies wat heeft gedaan. Aangever heeft verklaard dat een jongen van 1.85 meter met een Nederlands uiterlijk de eerste klap heeft uitgedeeld. Dit signalement zou bij verdachte kunnen passen, maar het betreft een erg algemeen signalement. Daar komt bij dat alle andere betrokkenen een andere persoon aanwijzen als degene die als eerste heeft geslagen en voor dit deel van het gevecht zijn er geen onafhankelijke getuigenverklaringen of ander objectief bewijs.
Voor het tweede deel van het gevecht aan de overkant van de straat is er wel een aantal onafhankelijke getuigenverklaringen. Hoewel deze verklaringen niet geheel overeenkomen, is de kern van deze verklaringen wel eensluidend. Meerdere getuigen verklaren dat aangever tegen zijn hoofd is geschopt en dat dit met veel kracht gebeurde. Dit blijkt overigens ook uit het bij aangever geconstateerde letsel. Daarnaast verklaren getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat er door twee van de drie verdachten geweldshandelingen zijn gepleegd. Dat er door de derde verdachte ook geweld is gebruikt, blijkt niet uit het bewijs.
Verdachte heeft verklaard dat hij is weggelopen van de ruzie nadat deze ontstond. Aangever is achter verdachte aangegaan en heeft hem onderuit gehaald en in de houdgreep gehouden. Uiteindelijk is verdachte losgekomen en ervandoor gegaan. De verklaring van verdachte wordt niet weersproken door de overige verklaringen in het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan – nu niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan – niet is komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging, zodat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.