Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland
Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en faillissementsfraude. De zaak kwam voort uit het onderzoek 'Kangoo', dat was gestart naar aanleiding van aangiftes van oplichting door onderaannemers in 2013. Deze onderaannemers hadden werkzaamheden verricht voor de nieuwbouw van twee panden in Groningen, maar ontvingen geen of niet alle betalingen van de hoofdaannemer, [bedrijf 1]. De verdachte was betrokken bij deze bouwprojecten en werd beschuldigd van het oplichten van de onderaannemers door zich voor te doen als bonafide bouwbegeleider en het aangaan van valse overeenkomsten.
Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij betrokken was bij de bouwprojecten, niet voldoende bewijs kon worden aangerekend voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen van medeverdachten en andere betrokkenen niet betrouwbaar genoeg waren om de verdachte te veroordelen. Er waren sterke aanwijzingen dat de getuigen zelf ook betrokken waren bij de frauduleuze activiteiten en dat zij mogelijk hun eigen rol probeerden te minimaliseren door de schuld op de verdachte te schuiven.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel oplichting als faillissementsfraude. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De rechtbank benadrukte dat hoewel er aanwijzingen waren voor frauduleuze activiteiten binnen [bedrijf 1], de rol van de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld.