ECLI:NL:RBNNE:2021:5043

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
18/850012-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en faillissementsfraude in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen verdachte

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en faillissementsfraude. De zaak kwam voort uit het onderzoek 'Kangoo', dat was gestart naar aanleiding van aangiftes van oplichting door onderaannemers in 2013. Deze onderaannemers hadden werkzaamheden verricht voor de nieuwbouw van twee panden in Groningen, maar ontvingen geen of niet alle betalingen van de hoofdaannemer, [bedrijf 1]. De verdachte was betrokken bij deze bouwprojecten en werd beschuldigd van het oplichten van de onderaannemers door zich voor te doen als bonafide bouwbegeleider en het aangaan van valse overeenkomsten.

Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij betrokken was bij de bouwprojecten, niet voldoende bewijs kon worden aangerekend voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen van medeverdachten en andere betrokkenen niet betrouwbaar genoeg waren om de verdachte te veroordelen. Er waren sterke aanwijzingen dat de getuigen zelf ook betrokken waren bij de frauduleuze activiteiten en dat zij mogelijk hun eigen rol probeerden te minimaliseren door de schuld op de verdachte te schuiven.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel oplichting als faillissementsfraude. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De rechtbank benadrukte dat hoewel er aanwijzingen waren voor frauduleuze activiteiten binnen [bedrijf 1], de rol van de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850012-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 25 november 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 en
9 november 2021.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 oktober 2013 te Groningen en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meerdere eigenaar/eigenaren en/of medewerker(s) van) een of meerdere bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen, te weten
a. a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (aangifte p. 657/701), en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] (aangifte p. 713/752), en/of
c) [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] (aangifte p. 759/807), en/of
d) [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] (aangifte p. 850/857), en/of
e) [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] (aangifte p. 862/875), en/of
f) [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] (aangifte p. 881/895), en/of
g) [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] (aangifte p. 903/929), en/of
h) [benadeelde partij 15] en/of [benadeelde partij 16] (aangifte 940/948),
heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten een overeenkomst en/of werkzaamheden met betrekking tot (de (ver)bouw en/of afbouw en/of inrichting van) een pand/perceel aan/nabij de [straatnaam] te Groningen en/of een pand/perceel aan/nabij de [straatnaam] te Groningen, althans enige dienstverlening of schuld, en/of tot afgifte van bij die overeenkomst en/of werkzaamheden behorende goederen, althans enig goed,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid jegens dat/die (bovengenoemde) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen
- een bedrijf [bedrijf 1] gepresenteerd als hoofdaannemer en/of opdrachtgever of (tussen)contractant met betrekking tot dat/die dienst(en) en/of overeenkomst(en) en/of werkzaamheden, en/of (ook)
- zich gepresenteerd als bonafide bouwbegeleider(s) en/of controleur(s) en/of contactperso(o)n(en) van of namens [bedrijf 1] , en/of - een of meer (nieuwe) opdracht(en) doen/laten geven en/of (een) offerte(s) en/of overeenkomst(en) doen/laten tekenen door/namens de (formele) bestuurder van [bedrijf 1] , te weten [naam 1] , en/of
- via [bedrijf 1] (ook) een of meer afgesproken (eerste) aanbetaling(en) verricht en/of (betalings)toezeggingen gedaan of laten doen, en/of (tevens)
- gezegd of doen/laten zeggen dat door (bovengenoemde) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen in de toekomst meer betaalde (bouw)werkzaamheden zou(den) kunnen worden verricht en/of (anderszins) een vorm van (schuld)verrekening zou kunnen plaatsvinden, althans een nieuw aanbod of belofte gedaan of laten doen, en/of
- gezegd of doen/laten zeggen dat (mede)verdachte [medeverdachte 1] (mede) garant zou staan voor (een deel van) de betreffende betaling(en), en/of
- ( aldus) de indruk gewekt en/of in stand gehouden dat [bedrijf 1] een bonafide en/of kredietwaardig bedrijf was en/of een serieuze opdrachtgever of hoofdaannemer, althans contractant, en/of
- de indruk gewekt en/of laten wekken dat verdachte(n) en/of de/het aan verdachte(n) gelieerde bedrijf/bedrijven (te weten (destijds) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ) de feitelijke opdrachtgever(s) was/waren en/of [bedrijf 1] als hoofdaannemer (zonodig) financieel zou(den) ondersteunen, en/of
- [bedrijf 1] zich laten voordoen als bonafide opdrachtgever en/of
zich voorgedaan als bonafide (feitelijk) opdrachtgever en/of (feitelijk) bestuurder van [bedrijf 1] ,
waardoor die benadeelde bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot die dienstverlening(en) en/of het aangaan van die schuld(en) en/of afgifte van dat/die goed(eren);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 3 september 2014 te Groningen en/of Spijkernisse en/of Rotterdam en/of Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag, van 3 september 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van de rechtspersoon, niet heeft voldaan en/of niet voldeed aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, gevoerd en/of bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande onder geen veroordeling mocht volgen,
dat het aan verdachte te wijten is dat, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot 3 september 2014 te Groningen en/of Spijkernisse en/of Rotterdam en/of Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag, van 3 september 2013 in staat van faillissement is verklaard, niet is voldaan aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen, en/of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen administratie is gevoerd, en/of de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat te voorschijn werden gebracht,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, gevoerd en/of bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding
Naar aanleiding van de aangiftes van oplichting van acht onderaannemers in 2013 is het onderzoek Kangoo opgestart. Uit deze aangiftes bleek dat de onderaannemers in 2011 en 2012 werkzaamheden hadden verricht ten behoeve van de nieuwbouw van twee panden in de stad Groningen, aan [straatnaam] en [straatnaam] , en dat de onderaannemers geen of niet alle gefactureerde bedragen hadden ontvangen van de hoofdaannemer [bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1] ).
Door respectievelijk [bedrijf 3] en [bedrijf 4] is ten aanzien van beide panden een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijf 1] . [bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn bedrijven binnen de [bedrijvengroep] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] (indirect) bestuurder is en ten aanzien waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] over een volmacht beschikt. Namens deze BV’s heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de overeenkomsten gesloten met de hoofdaannemer [bedrijf 1] .
Binnen het onderzoek Kangoo zijn meer dan twintig personen als verdachte aangemerkt, waaronder meerdere verdachten die een zekere rol hadden bij [bedrijf 1] dan wel medeverdachte [medeverdachte 1] in contact zouden hebben gebracht met [bedrijf 1] . Uit het onderzoek is ook gebleken dat meerdere zogenaamde ‘katvangers’ als bestuurder van [bedrijf 1] waren benoemd.
Uit de bankgegevens kan worden opgemaakt dat [bedrijf 3] en [bedrijf 2] in totaal € 1.235.150 hebben overgemaakt naar [bedrijf 1] ten behoeve van de bouw van de twee panden en dat [bedrijf 1] in die betreffende periode geen andere opdrachtgevers had. Op de betreffende bankrekening komen geen andere bedragen binnen dan slechts ten behoeve van de panden. Opvallend is dat vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] in september en november 2011 in totaal € 400.000 is overgemaakt naar het Turkse bedrijf [bedrijf 5] en dat in december 2012 in totaal € 55.203,09 is overgemaakt naar verschillende Spaanse bedrijven, welke betalingen ogenschijnlijk niets van doen hadden met de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] . De onderaannemers stellen gedupeerd te zijn voor een bedrag dat ongeveer gelijk is aan het gezamenlijke bedrag dat naar Turkije en Spanje is overgemaakt. [bedrijf 1] is in verband met de vorderingen van de onderaannemers op 3 september 2013 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft vervolgens aangifte gedaan van faillissementsfraude.
Uit het dossier en de ten laste gelegde feiten volgt de kennelijke verdenking dat [bedrijf 1] bewust is ingezet met het (frauduleuze) doel om de onderaannemers niet meer te betalen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2 primair tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden en een geldboete van € 25.000. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat sprake is van oplichting waarbij [bedrijf 1] als crimineel vehikel is ingezet om onderaannemers op te lichten. Verdachte was actief als bouwbegeleider bij de nieuwbouwprojecten en hij was actief betrokken bij [bedrijf 1] . Uit de verklaringen en aangetroffen documenten volgt dat verdachte handelde namens [bedrijf 1] . Zo heeft hij facturen opgemaakt en betalingen verricht namens [bedrijf 1] . Verdachte heeft voorts via zijn bedrijf [bedrijf 6] geprofiteerd van de aan [bedrijf 1] onttrokken gelden, terwijl de onderaannemers niet (volledig) zijn uitbetaald. Vanwege zijn directe betrokkenheid moet verdachte hebben geweten van de hoed en de rand en opzet hebben gehad.
Door zijn directe betrokkenheid bij [bedrijf 1] moet verdachte worden aangemerkt als feitelijk bestuurder met betrekking tot feit 2.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier is gebleken dat verdachte al in een vroeg stadium betrokken was bij de bouwprojecten. Verdachte is kennelijk door medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd om de bouwprojecten uit te voeren met zijn bouwbedrijf [bedrijf 6]. Op enig moment is [bedrijf 1] aangesteld als hoofdaannemer. Door verdachte is verklaard dat dit verband hield met zijn persoonlijk faillissement en dat medeverdachte [medeverdachte 1] het bedrijf [bedrijf 1] heeft aangedragen. Verdachte had zowel contact met de onderaannemers als met [bedrijf 1] . Door getuigen is verklaard dat verdachte betalingen heeft verricht voor [bedrijf 1] , dat hij facturen heeft opgemaakt en dat hij valse handtekeningen heeft gezet.
Verdachte heeft deze gestelde bemoeienis binnen [bedrijf 1] ontkend. Hij heeft verklaard dat hij heeft gefactureerd aan [bedrijf 1] voor zijn diensten als bouwbegeleider en dat hij niet namens [bedrijf 1] heeft gehandeld. Verdachte heeft ook verklaard niets te weten van de betalingen door [bedrijf 1] naar de bedrijven in Spanje en Turkije.
De rechtbank stelt vast dat de aangevers de gefactureerde bedragen niet (volledig) hebben ontvangen van [bedrijf 1] , terwijl er voldoende betalingen door de [bedrijvengroep] waren gedaan om de onderaannemers te kunnen betalen. De rechtbank acht het gelet op de gehele gang van zaken zeker aannemelijk dat er een plan is gemaakt om gelden te onttrekken aan [bedrijf 1] . Er is immers geld verdwenen van de bankrekening van [bedrijf 1] , dat bestemd was voor het uitbetalen van de onderaannemers. Daarnaast kan worden vastgesteld dat er meerdere katvangers zijn benoemd tot bestuurder van [bedrijf 1] . Deze handelwijze duidt op het afschermen van de feitelijke bestuurders van de BV, hetgeen zou kunnen wijzen op het uitvoeren van niet-legale bedrijfsactiviteiten. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of dat alles aan verdachte verweten kan worden en of het handelen van [bedrijf 1] aan hem kan worden toegeschreven en hij zich dientengevolge schuldig heeft gemaakt aan oplichting en faillissementsfraude.
Het dossier bevat belastende getuigenverklaringen waarbij een aantal getuigen medeverdachte [medeverdachte 1] aanwijzen als degene die een plan zou hebben gehad waarin [bedrijf 1] zou worden ingezet om gelden weg te sluizen. De rechtbank wijst dan in het bijzonder op de getuigen [naam 2] , [medeverdachte 2] en [naam 3] . Zij verklaren dat medeverdachte [medeverdachte 1] (via anderen) een lege BV heeft gezocht die tussen de [bedrijvengroep] en de onderaannemers zou moeten worden geplaatst. Hierbij valt op dat er verschillend wordt verklaard over wat er vooraf is besproken over hoe de gelden zouden worden onttrokken. Zo wordt gesproken over een geldlening van de bank, subsidiegelden en/of de aanneemsom van de [bedrijvengroep] . Waar deze getuigen consequent in zijn, is in hun verklaring dat het plan om geld weg te sluizen uit de koker van medeverdachte [medeverdachte 1] is gekomen. Omdat de naam van medeverdachte [medeverdachte 1] niet in verband met [bedrijf 1] mocht worden gebracht werd [bedrijf 1] vertegenwoordigd door andere personen. Volgens de getuigen bepaalde [medeverdachte 1] , al dan niet in samenwerking met verdachte en andere medeverdachten, de gang van zaken binnen [bedrijf 1] ten tijde van de nieuwbouwprojecten.
Getuigen [naam 2] , [medeverdachte 2] en [naam 3] hebben verklaard dat verdachte de ‘loopjongen’ en de contactpersoon van medeverdachte [medeverdachte 1] was. Ook komt uit de verklaringen naar voren dat verdachte facturen opmaakte, betalingen uitvoerde en daartoe over de bankpas van [bedrijf 1] beschikte.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van deze getuigen overweegt de rechtbank als volgt. De belastende getuigenverklaringen over de rol van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij het vooropgezette plan moeten met terughoudendheid worden beoordeeld. Alle getuigen die belastend hebben verklaard zijn zelf ook verdachte (geweest) in dit onderzoek. Er zijn sterke aanwijzingen voor hun eigen betrokkenheid bij de feiten en deze getuigen hebben om die reden reeds een groot belang bij het minimaliseren van hun eigen rol en het wijzen naar anderen als schuldige. Zo volgt bijvoorbeeld uit het dossier dat zij zelf op verschillende manieren voordeel hebben genoten uit de opgezette constructie met [bedrijf 1] . Daarnaast bevatten de verhoren van bijvoorbeeld [naam 3] overduidelijk inconsequenties en valt het ook op dat hij zijn verklaring aanpast als hij met nieuwe onderzoeksinformatie wordt geconfronteerd. Dit geldt eveneens voor getuige [medeverdachte 2] . De rechtbank is om die reden van oordeel dat deze getuigenverklaringen niet betrouwbaar genoeg zijn om te kunnen bezigen tot het bewijs.
Nu deze verklaringen niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte betalingen deed namens [bedrijf 1] of betrokkenheid heeft gehad bij het wegsluizen van de gelden. Hoewel het mogelijk is dat verdachte wel andere handelingen verrichte voor [bedrijf 1] , zoals het opmaken van facturen, volgt hieruit niet dat verdachte degene is geweest die zeggenschap had over [bedrijf 1] en als feitelijk bestuurder moet worden aangemerkt. Daarbij acht de rechtbank relevant dat er meerdere personen betrokken waren bij (de frauduleuze handelingen binnen) [bedrijf 1] . Voorts acht de rechtbank het niet onlogisch dat meerdere onderaannemers en getuige [naam 4] hebben verklaard dat zij dachten dat verdachte namens [bedrijf 1] handelde, aangezien verdachte kennelijk de bouw begeleidde namens [bedrijf 1] en in die hoedanigheid werd betaald door [bedrijf 1] . Daarnaast volgt uit het dossier niet dat verdachte betrokken was bij het plan om gelden te onttrekken aan de rekening van [bedrijf 1] , die bedoeld waren om de onderaannemers te betalen.
Samengevat acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden om verdachte te veroordelen voor het hem ten laste gelegde. De rechtbank acht zonder meer aannemelijk dat er een plan is geweest om [bedrijf 1] te gebruiken voor frauduleuze doeleinden en daaraan gelden te onttrekken voor persoonlijk gewin. De rechtbank kan echter niet buiten redelijke twijfel vaststellen wat dit plan precies is geweest en in het bijzonder niet dat verdachte daarbij als initiator of uitvoerder betrokken is geweest.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. F. Sieders en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2021.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.