ECLI:NL:RBNNE:2021:5042

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
LEE 20/2280
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het verhogen van hoogspanningsmasten en de wettelijke verplichting tot verlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het verhogen van drie hoogspanningsmasten op het bedrijvenpark Stadskanaal. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal op 22 november 2019. Eiser, eigenaar van percelen in de nabijheid, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 juni 2020, waarin zijn bezwaar tegen de vergunning ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet betrekking had op de vervanging van hoogspanningskabels of verhoging van de transportcapaciteit, en dat de activiteiten bij recht zijn toegestaan op basis van de beheersverordening. De rechtbank oordeelde dat verweerder wettelijk verplicht was om de omgevingsvergunning te verlenen, waardoor er geen ruimte was voor een belangenafweging. Eiser is niet verschenen op de zitting, en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Boelens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Visser).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
TenneT TSO B.V., te Arnhem, de vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M. Engelen).

Procesverloop

In het besluit van 22 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) verleend voor het verhogen van drie hoogspanningsmasten op het bedrijvenpark Stadskanaal te Stadskanaal.
Bij uitspraak van 11 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank een door eiser ingediend verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Die uitspraak is bekend onder zaaknummer LEE 20/1173.
In het besluit van 16 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021. Eiser is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij overweegt daartoe het volgende.
1.1.
Vaststaat dat eiser eigenaar is van de percelen [perceel 1] en [perceel 2] te Stadskanaal. Op grond van de beheersverordening “Bedrijvenpark Stadskanaal” (de beheersverordening) zijn die percelen bestemd voor ‘Bestaand gebruik’ en bevat een deel van die percelen de aanduiding ‘Hoogspanningsverbinding’. Op een deel van het perceel [perceel 1] staat een deel van een bestaande hoogspanningsmast, mast 86. Over een deel van dat perceel lopen bestaande hoogspanningskabels. Op het perceel [perceel 2] staat geen hoogspanningsmast. Over een deel van dat perceel lopen bestaande hoogspanningskabels.
1.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat de aanvraag van 30 september 2019 niet ziet op vervanging van de hoogspanningskabels in bovengenoemde masten. Evenmin ziet die aanvraag op verhoging van de transportcapaciteit van die kabels. Verweerder heeft die door eiser benoemde activiteiten daarom terecht buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de aanvraag. Eisers stellingen over (verweerders nalaten om zich uit te laten over) die gestelde activiteiten vallen dan ook buiten de omvang van dit geding.
1.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de vergunninghouder in dit geval geen belanghebbende zou zijn. De vergunninghouder is immers eigenaar van bovengenoemde hoogspanningsmasten en aanvrager van de verleende omgevingsvergunning. Daar komt bij dat ter zitting door de vergunninghouder is meegedeeld dat hij op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht heeft verzocht om oplegging van een gedoogplicht aan eiser om het primaire besluit te laten uitvoeren. Gelet op laatstgenoemd verzoek baat de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2717) eiser niet. Er is hier geen sprake van een vergelijkbaar geval.
1.4.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de aangevraagde activiteiten bij recht zijn toegestaan op grond van de beheersverordening. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijk eisen van welstand, de bouwverordening en het Bouwbesluit. Daarmee staat vast dat niet gebleken is dat het bouwplan moest worden geweigerd op een van de gronden genoemd in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. In het licht daarvan was verweerder wettelijk gehouden om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Om die reden was er in de aanvraagfase en de bezwaarfase geen ruimte voor afweging van de financiële en gezondheidsbelangen die eiser heeft aangevoerd.
1.5.
Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden niet.
2. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 25 november 2021. De uitspraak is openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.