ECLI:NL:RBNNE:2021:5040

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
18/830032-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en faillissementsfraude in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen verdachte

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en faillissementsfraude. De zaak, die onder het parketnummer 18/830032-17 viel, was het resultaat van een onderzoek naar de aangiftes van oplichting door acht onderaannemers in 2013. Deze onderaannemers hadden werkzaamheden verricht voor de nieuwbouw van twee panden in Groningen, maar ontvingen geen of niet alle gefactureerde bedragen van de hoofdaannemer, [bedrijf 1]. De verdachte, die indirect bestuurder was van een groep bedrijven, werd ervan beschuldigd [bedrijf 1] te hebben ingezet als crimineel vehikel om de onderaannemers op te lichten.

Tijdens de rechtszitting op 8 en 9 november 2021, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaten, werd het standpunt van het Openbaar Ministerie gepresenteerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden en een geldboete van € 25.000, stellende dat de verdachte een grote verantwoordelijkheid droeg voor de frauduleuze activiteiten binnen de onderneming. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen betrokkenheid had bij de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten van oplichting en faillissementsfraude. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als bestuurder van [bedrijf 1] had gefungeerd en dat er geen bewijs was dat hij betrokken was bij de frauduleuze handelingen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, die alleen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830032-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 25 november 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
8 en 9 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.D. Meerburg en mr. M.S. de Groene, beiden advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 oktober 2013 te Groningen en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meerdere eigenaar/eigenaren en/of medewerker(s) van) een of meerdere bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen, te weten
a. a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (aangifte p. 657/701), en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] (aangifte p. 713/752), en/of
c) [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] (aangifte p. 759/807), en/of
d) [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] (aangifte p. 850/857), en/of
e) [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] (aangifte p. 862/875), en/of
f) [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] (aangifte p. 881/895), en/of
g) [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] (aangifte p. 903/929), en/of
h) [benadeelde partij 15] en/of [benadeelde partij 16] (aangifte 940/948),
heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten een overeenkomst en/of werkzaamheden met betrekking tot (de (ver)bouw en/of afbouw en/of inrichting van) een pand/perceel aan/nabij de [straatnaam] te Groningen en/of een pand/perceel aan/nabij de [straatnaam] te Groningen, althans enige dienstverlening of schuld, en/of tot afgifte van bij die overeenkomst en/of werkzaamheden behorende goederen, althans enig goed,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid jegens dat/die (bovengenoemde) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen
- een bedrijf [bedrijf 1] gepresenteerd als hoofdaannemer en/of opdrachtgever of (tussen)contractant met betrekking tot dat/die dienst(en) en/of overeenkomst(en) en/of werkzaamheden, en/of (ook)
- zich gepresenteerd als bonafide bouwbegeleider(s) en/of controleur(s) en/of contactperso(o)n(en) van of namens [bedrijf 1] , en/of - een of meer (nieuwe) opdracht(en) doen/laten geven en/of (een) offerte(s) en/of overeenkomst(en) doen/laten tekenen door/namens de (formele) bestuurder van [bedrijf 1] , te weten [naam], en/of
- via [bedrijf 1] (ook) een of meer afgesproken (eerste) aanbetaling(en) verricht en/of (betalings)toezeggingen gedaan of laten doen, en/of (tevens)
- gezegd of doen/laten zeggen dat door (bovengenoemde) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen in de toekomst meer betaalde (bouw)werkzaamheden zou(den) kunnen worden verricht en/of (anderszins) een vorm van (schuld)verrekening zou kunnen plaatsvinden, althans een nieuw aanbod of belofte gedaan of laten doen, en/of
- gezegd of doen/laten zeggen dat (mede)verdachte [medeverdachte] (mede) garant zou staan voor (een deel van) de betreffende betaling(en), en/of
- ( aldus) de indruk gewekt en/of in stand gehouden dat [bedrijf 1] een bonafide en/of kredietwaardig bedrijf was en/of een serieuze opdrachtgever of hoofdaannemer, althans contractant, en/of
- de indruk gewekt en/of laten wekken dat verdachte(n) en/of de/het aan verdachte(n) gelieerde bedrijf/bedrijven (te weten (destijds) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ) de feitelijke opdrachtgever(s) was/waren en/of [bedrijf 1] als hoofdaannemer (zonodig) financieel zou(den) ondersteunen, en/of
- [bedrijf 1] zich laten voordoen als bonafide opdrachtgever en/of
zich voorgedaan als bonafide (feitelijk) opdrachtgever en/of (feitelijk) bestuurder van [bedrijf 1] ,
waardoor die benadeelde bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot die dienstverlening(en) en/of het aangaan van die schuld(en) en/of afgifte van dat/die goed(eren);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 3 september 2014 te Groningen en/of Spijkernisse en/of Rotterdam en/of Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag, van 3 september 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van de rechtspersoon, niet heeft voldaan en/of niet voldeed aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, gevoerd en/of bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande onder geen veroordeling mocht volgen,
dat het aan verdachte te wijten is dat, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot 3 september 2014 te Groningen en/of Spijkernisse en/of Rotterdam en/of Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag, van 3 september 2013 in staat van faillissement is verklaard, niet is voldaan aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen, en/of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen administratie is gevoerd, en/of de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat te voorschijn werden gebracht,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, gevoerd en/of bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding
Naar aanleiding van de aangiftes van oplichting van acht onderaannemers in 2013 is het onderzoek Kangoo opgestart. Uit deze aangiftes bleek dat de onderaannemers in 2011 en 2012 werkzaamheden hadden verricht ten behoeve van de nieuwbouw van twee panden in de stad Groningen, aan [straatnaam] en [straatnaam] , en dat de onderaannemers geen of niet alle gefactureerde bedragen hadden ontvangen van de hoofdaannemer [bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1] ).
Door respectievelijk [bedrijf 3] en [bedrijf 4] is ten aanzien van beide panden een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijf 1] . [bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn bedrijven binnen de [bedrijvengroep] , waarvan verdachte (indirect) bestuurder is en ten aanzien waarvan medeverdachte [medeverdachte] over een volmacht beschikt. Namens deze BV’s heeft medeverdachte [medeverdachte] de overeenkomsten gesloten met de hoofdaannemer [bedrijf 1] .
Binnen het onderzoek Kangoo zijn meer dan twintig personen als verdachte aangemerkt, waaronder meerdere verdachten die een zekere rol hadden bij [bedrijf 1] , dan wel medeverdachte [medeverdachte] in contact zouden hebben gebracht met [bedrijf 1] . Uit het onderzoek is ook gebleken dat meerdere zogenaamde ‘katvangers’ als bestuurder van [bedrijf 1] waren benoemd.
Uit de bankgegevens kan worden opgemaakt dat [bedrijf 3] en [bedrijf 2] in totaal € 1.235.150 hebben overgemaakt naar [bedrijf 1] ten behoeve van de bouw van de twee panden en dat [bedrijf 1] in die betreffende periode geen andere opdrachtgevers had. Op de betreffende bankrekening komen geen andere bedragen binnen dan slechts bedragen ten behoeve van de panden. Opvallend is dat vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] in september en november 2011 in totaal € 400.000 is overgemaakt naar het Turkse bedrijf [bedrijf 5] . en dat in december 2012 in totaal € 55.203,09 is overgemaakt naar verschillende Spaanse bedrijven, welke betalingen ogenschijnlijk niets van doen hadden met de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] . De onderaannemers stellen gedupeerd te zijn voor een bedrag dat ongeveer gelijk is aan het gezamenlijke bedrag dat naar Turkije en Spanje is overgemaakt. [bedrijf 1] is in verband met de vorderingen van de onderaannemers op 3 september 2013 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft vervolgens aangifte gedaan van faillissementsfraude.
Uit het dossier en de ten laste gelegde feiten volgt de kennelijke verdenking dat [bedrijf 1] bewust is ingezet met het (frauduleuze) doel om de onderaannemers niet meer te betalen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2 primair tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een geldboete van € 25.000. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat sprake is van oplichting waarbij [bedrijf 1] als crimineel vehikel is ingezet om onderaannemers op te lichten. Hoewel verdachte zich op de achtergrond heeft gehouden, heeft hij als bestuurder binnen de [bedrijvengroep] een grote verantwoordelijkheid voor wat zich binnen de onderneming afspeelde (Garantenstellung). In het kader van zijn bijzondere zorgplicht is plaats voor een strafrechtelijke veroordeling indien strafbaar gedrag niet werd voorkomen. Verdachte moet hebben geweten welke rol [bedrijf 1] speelde, mede gelet op meerdere getuigenverklaringen die inhouden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gelijkwaardige zakenpartners zijn die alles met elkaar delen wat zich in de onderneming voordoet. Daarnaast heeft verdachte een rol gespeeld in het wegsluizen van € 400.000 door [bedrijf 1] naar het Turkse bedrijf [bedrijf 5] via zijn contacten. Via de BV-structuur kan het niet anders dan dat verdachte als directeur-grootaandeelhouder ook heeft geprofiteerd van de oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte (indirect) bestuurder is van de BV’s binnen de [bedrijvengroep] die de aannemingsovereenkomsten hebben gesloten voor de nieuwbouw van de panden. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , verschillende bedrijven heeft waar zij gezamenlijk de leiding over hebben. Verdachte heeft benoemd dat hij de ‘binnenman’ is en dat hij zich bezighoudt met de administratie en dat medeverdachte [medeverdachte] als ‘buitenman’ verantwoordelijk is voor het sluiten van overeenkomsten, het contact met externen en het controleren van de uitgevoerde werkzaamheden. Binnen de [bedrijvengroep] is sprake van een scherpe taakverdeling waarbij beide verdachten elkaar volledig vertrouwden.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij en wetenschap van de ten laste gelegde feiten. Hij had enkel wetenschap van het feit dat de [bedrijvengroep] de nieuwbouwprojecten liet uitvoeren waarbij [bedrijf 1] als hoofdaannemer fungeerde.
De rechtbank heeft in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de ten laste gelegde oplichting en faillissementsfraude. Verdachte was geen bestuurder van [bedrijf 1] en uit het dossier blijkt ook niet dat hij betrokken is geweest bij (handelingen namens) [bedrijf 1] . Dat hij betrokken is geweest bij het wegsluizen van gelden, zoals de officier van justitie heeft gesteld, of daar wetenschap van heeft gehad, volgt ook niet uit het dossier.
Dat verdachte (indirect) bestuurder was van een of meerdere vennootschappen binnen de [bedrijvengroep] , acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij wetenschap had van een vooropgezet plan om te frauderen binnen of met [bedrijf 1] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat beide feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Benadeelde partijen

De acht onderaannemers en de curator in het faillissement van [bedrijf 1] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Dit betreffen de volgende (rechts)personen:
1.
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 16.387,79 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2.
[benadeelde partij 3], tot een bedrag van € 84.431,13 ter vergoeding van materiële schade, inclusief rente, en € 1.529,80 ter vergoeding proceskosten, inclusief rente;
3.
[benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 149.178,00 ter vergoeding van materiële schade, inclusief rente;
4.
[benadeelde partij 7], tot een bedrag van € 21.039,93 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5.
[benadeelde partij 9], tot een bedrag van € 11.326,52 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6.
[benadeelde partij 11], tot een bedrag van € 114.557,46 ter zake van materiële schade, inclusief rente, en € 12.924,59 ter vergoeding van proceskosten, inclusief rente;
7.
[benadeelde partij 13], tot een bedrag van € 14.688,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
8.
[benadeelde partij 15], tot een bedrag van € 72.990,39 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en
€ 11.386,31 ter vergoeding van proceskosten;
9.
Curator S.H. Broeseliske namens de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van [bedrijf 1], tot een bedrag van € 267.678,32 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en € 6.000,00 ter vergoeding van proceskosten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partijen
  • [benadeelde partij 1] ;
  • [benadeelde partij 3] ;
  • [benadeelde partij 5] ;
  • [benadeelde partij 7] ;
  • [benadeelde partij 9] ;
  • [benadeelde partij 11] ;
  • [benadeelde partij 13] en
  • [benadeelde partij 15]
in hun vordering niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij de curator in het faillissement van [bedrijf 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. F. Sieders en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2021.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.