ECLI:NL:RBNNE:2021:5026

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
18/048258-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Productie en lozing van synthetische drugs in Minnertsga

Op 1 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie van synthetische drugs, specifiek amfetamine, en het illegaal lozen van afvalwater. De verdachte, geboren in 1979, was op 19 februari 2021 aangetroffen in een laboratorium in Minnertsga waar synthetische drugs werden geproduceerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij slechts één dag in het lab had gewerkt, voldoende betrokkenheid had bij het productieproces om als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de productie van amfetamine in de periode van 18 tot en met 19 februari 2021. De verdachte werd vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op het lozen van afvalwater, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij hiervan op de hoogte was of dat hij de constructie had aangelegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/048258-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 19 februari 2021, meerdere malen, althans eenmaal, telkens, te Minnertsga, gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 19 februari 2021, meerdere malen, althans eenmaal, telkens, te Minnertsga, gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk feit verdachte toe en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door als hulpje voor die [medeverdachte] op te treden, immers heeft hij geholpen spullen te sjouwen en/of heeft hij geholpen de inhoud van 8 zakken die al binnen stonden in het water te gooien van de vaten die er al stonden en zo aldus heeft bijgedragen aan het vervaardigingsproces van die amfetamine (speed);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 19 februari 2021, te Minnertsga, gemeente Waadhoeke, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk stoffen, te weten:
-MDA en/of
-MDMA en/of
-Amfetamine en/of
-Methamfetamine en/of
-N-acetyl-amfetamine
althans met bovengenoemde stoffen verontreinigd water, heeft gebracht in een sloot (gelegen aan of nabij de [straatnaam]), zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
-een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap en
-daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur en
-artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2, beide in de periode van 18 en 19 februari 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Verdachte heeft enkel spullen aangereikt aan de medeverdachte en in het lab schoongemaakt. Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de periode beperkt moet worden tot 18 tot en met 19 februari 2021, omdat verdachte op 18 februari 2021 voor het eerst op het perceel aankwam en binnen een dag de politie kwam.
Verder heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat hij de afvoer niet heeft aangelegd en überhaupt niet wist van lozing van afval in het oppervlaktewater.
Oordeel van de rechtbank [1]
Op 19 februari 2021 is bij de doorzoeking op het perceel aan de [straatnaam] te Minnertsga een productieplaats van synthetische drugs aangetroffen [2] .
Uit onderzoek verricht door experts van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) blijkt onder meer dat in de opstal gelegen aan de linkerzijde van het perceel drie aan elkaar geschakelde ruimtes waren ingericht voor de productie. Twee ruimtes (aangeduid als E en V) waren in gebruik ten behoeve van de opslag van voorraad chemicaliën (nieuw en afval) ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs en/of precursoren (BMK). Bij het betreden van de derde ruimte (aangeduid als L) werd de geur van amfetamineachtige stoffen geroken. De ruimte L was ingericht en in gebruik ten behoeve van de vervaardiging c.q. bewerking van vermoedelijk BenzylMethylKeton (BMK: grondstof (meth)amfetamine) met behulp van een preprecursor (MAPA, BMK glycidezuur) en een sterk zuur en vermoedelijk de vervaarding en bewerking van amfetamine met behulp van de ter plaatse vervaardigde BMK. Aan de achterzijde van ruimte L stonden twee in werking zijnde productieopstellingen bestaande uit een vierkante rvs reactieketel voorzien van een rvs koeler en een roermotor waaruit aan de voorzijde via een kogelafsluiter warme, ongeveer 60 °C, olieachtige vloeistof, geur BMK, in een vat liep. In dit vat stond een vloeistofpomp welke middels een slang de warme vloeistof aan het overpompen was in een 200 liter schroefdekselvat. Verder stond er een stoomdestillatieopstelling bestaande uit een rvs reactieketel welke middels een rvsslang gekoppeld was aan een koelsysteem. Onder de reactieketel stond een gasbrander te branden. Daarnaast stonden in de ruimte L diverse verpakkingen (jerrycans en vaten) met chemicaliën opgeslagen. [3]
Uit de lijst aangetroffen en in beslag genomen goederen [4] blijkt dat in de verschillende ruimtes aan de [straatnaam] te Minnertsga onder meer de volgende goederen zijn aangetroffen.
Ruimte L
AANK6618NL 19 jerrycans, inhoudsmaat 20 liter, etiket ‘Formic acid’, alle geheel gevuld
met een heldere zure vloeistof, geur mierenzuur. Totaal 380 liter mierenzuur, volgens het NFI bevattende mierenzuur [5] .
AANK6617NL 9x bruine vezel versterkte zak, etiket lithopone 25 kg met 12x dubbele
plastic zak alle met restanten wit poeder, bevattende volgens NFI MAPA [6] .
AANK6614NL Klemdekselvat, inhoudsmaat 200 liter, geheel gevuld met een stroperige
basische substantie, vermoedelijk destillatieresidu, volgens het NFI bevattende voornamelijk amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen [7] .
AANK6613NL Maatbeker, inhoudsmaat 3 liter met daarin circa 1800 ml bruine olieachtige
vloeistof met de geur van amfetamine achtige stoffen, volgens het NFI bevattende oa amfetamine [8] .
AANK6612NL Een petfles met etiket ‘plus sinas’ met daarin 500 ml bruine emulsie met de
geur van tolueen, volgens het NFI bevattende oa amfetamine [9] .
Uit het NFI-rapport blijkt verder onder meer dat BMK (benzylmethylketon) een grondstof is voor amfetamine. MAPA wordt gebruikt voor het vervaardigen van BMK. Mierenzuur is een hulpstof bij de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode [10] .
Deze conclusie komt overeen met de interpretatie van het LFO, namelijk dat de aangetroffen productiemiddelen (o.a. reactieketels, scheitrechters) en chemicaliën (o.a.MAPA, BMK glycidezuur, fosforzuur, mierenzuur, formamide en caustic soda) typische goederen zijn en chemicaliën zijn welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. De productieplaats, aanwezig in opstal [L], was ingericht en in gebruik voor het op (zeer) grote schaal vervaardigen c.q. bewerken van BMK vanuit een preprecursor en amfetamine met behulp van de ter plaatse vervaardigde BMK met behulp van een rvs reactieketel (loog) met een inhoudsmaat van 1500 liter. Op moment van ontdekking was de productieplaats in werking [11] .
Op 19 februari 2021 omstreeks 8:21 uur werd verdachte aangetroffen in de achterste schuur op het perceel aan de [straatnaam] te Minnertsga [12] . Verdachte heeft bekend één dag in het productielab te hebben gewerkt. Hij heeft onder andere jerrycans gesjouwd. [13] Verder heeft hij verschillende jerrycans gevuld met onder andere water en inhoud van zakken. Ook heeft hij jerrycans schoongemaakt [14] .
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte was benaderd om ergens te helpen waarvoor hij een vergoeding zou krijgen van € 350,-. Op het moment dat verdachte op het perceel aan de [straatnaam] aankwam, wist hij wat er gaande was, namelijk dat er drugs geproduceerd werden. Vervolgens heeft verdachte willens en wetens de instructies van de medeverdachte opgevolgd en meegewerkt aan het productieproces. Ook al zou er sprake zijn van ondergeschiktheid van verdachte aan de medeverdachte, dan nog is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het produceren van drugs van zodanig gewicht is geweest dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Periode
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 19 februari 2021 zich schuldig heeft gemaakt aan het meewerken in het productielab van amfetamine. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de ochtend van 19 februari 2021 door de politie is aangetroffen in het lab. Verdachte heeft verklaard dat hij één dag aanwezig was, zodat aangenomen kan worden dat hij de dag ervoor op het perceel is aangekomen. In het dossier zijn aanwijzingen voorhanden dat er in het aangetroffen productielab reeds een langere periode amfetamine is geproduceerd, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte hierbij betrokken is geweest. De rechtbank komt, net als de officier van justitie en de raadsman, tot het oordeel dat enkel de periode van 18 tot en met 19 februari 2021 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van het overig deel van de ten laste gelegde periode zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Feit 2.
Bij het produceren van synthetische drugs komt afval vrij. Uit onderzoek is gebleken dat er afvalwater vanuit het laboratorium op het perceel aan de [straatnaam] te Minnertsga werd geloosd in de naastgelegen sloot en daarmee in het oppervlaktewater. In de ruimte van het laboratorium was zichtbaar dat vanaf een grote IBC (container) een overloop was aangesloten op een PVC buis en vervolgens op een gele slang. Deze gele slang lag langs de wand en kwam door de wand naar buiten. Vervolgens hing de gele slang in een afvoerput. Hierdoor kwam het afvalwater verderop op het perceel in de sloot terecht.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte deze constructie heeft aangelegd dan wel wist dat het afvalwater op deze manier werd geloosd. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden zijnde stukken niet kan worden opgemaakt door wie het laboratorium is opgebouwd en daarmee de constructie voor de afvoer van het afvalwater. Wel kan worden vastgesteld dat het laboratorium al aanwezig en in werking was toen verdachte daar aankwam. Verder is de rechtbank van oordeel dat op grond van het beschikbare strafdossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, die slechts één dag in het laboratorium aanwezig is geweest, wist of had kunnen weten dat het afvalwater buiten het laboratorium via een afvoerput die uitkomt in de sloot, in oppervlaktewater werd geloosd. De gele slang kwam uit in een afvoerput waarbij niet direct zichtbaar was en ook niet meteen voor de hand liggend was dat deze put loosde op het oppervlaktewater De rechtbank zal verdachte van feit 2 vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 18 februari 2021 tot en met 19 februari 2021, te Minnertsga, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd en aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C
van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Hij heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, zodat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis moet. Verdachte heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt en geen relevante veroordelingen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 16 augustus 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de productie van amfetamine. Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Amfetamine is een zeer verslavende drug. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Het chemisch afval dat ontstaat bij de productie wordt vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Ook bij het laboratorium waarin verdachte werkte werd afval geloosd in het oppervlaktewater. Zowel de productie van een synthetische drug zoals amfetamine, als het daaruit voorkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, zijn dan ook maatschappelijk ontwrichtend.
De verdachte heeft kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin – hij ontving zo stelt hij € 350,- voor zijn bijdrage – en zich totaal niet bekommerd om de risico’s voor omwonenden en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het adviesrapport, opgemaakt door de reclassering leidt de rechtbank onder meer af dat verdachte een verleden kent van drugs- en alcoholgebruik. Daarnaast heeft verdachte schulden. Het sociale netwerk van verdachte wordt door de reclassering gezien als risicovol. In het kader van de schorsing is er hulp opgestart. Verdachte krijgt ambulante begeleiding en schuldhulpverlening. Daarnaast is verdachte gestopt met alcoholgebruik. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij [instelling], meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan ambulante begeleiding.
De rechtbank neemt mee in haar overweging dat de verdachte zich thans (weer) op het juiste pad lijkt te begeven, een inkomen uit regulier werk en een vaste woonplaats heeft, en dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een bewezenverklaring komt van alleen feit 1 Gelet daarop zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Om te voorkomen dat de verdachte op enig moment in de verleiding komt zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van die straf, namelijk 12 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
dat de veroordeelde zich op uitnodiging van de reclassering zal melden bij de reclassering en zich zal blijven melden, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal zich aan de huisregels en de aanwijzingen van de zorgverlener houden;
dat de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden.
dat de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. Dit kan plaatsvinden middels urine- of ademonderzoek, zo vaak als de reclassering dit nodig acht.
dat de veroordeelde zal meewerken aan ambulante begeleiding van Creating Balance of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2021.
Mr. C.A.J. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2021042068, doorgenummerd 1 tot en met 907.
2.Pagina 473 e.v.
3.Proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, los bijgevoegd.
4.Pagina 502 ev.
5.Rapport NFI d.d. 3 mei 2021, zaaknummer 2021.03.10.103, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong
6.Zie voetnoot 5.
7.Zie voetnoot 5.
8.Zie voetnoot 5.
9.Zie voetnoot 5.
10.Zie voetnoot 5.
11.Zie voetnoot 3.
12.Pagina 154.
13.De verklaring van verdachte ter zitting van 17 september 2021.
14.Pagina 179 ev.