ECLI:NL:RBNNE:2021:4999

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
179261
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op kindbrief in kindvriendelijke taal met betrekking tot omgangsregeling en ondertoezichtstelling

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een minderjarige. De kinderrechter heeft de verzoeken van de minderjarige, die op 17 juni 2021 een brief naar de rechtbank heeft gestuurd, beoordeeld. De minderjarige heeft verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, de omgangsregeling met haar vader stop te zetten en haar moeder met het eenhoofdig gezag te belasten. Tijdens een gesprek met de kinderrechter heeft de minderjarige aangegeven dat ze niet meer naar de omgang met haar vader wil gaan en dat ze het moeilijk vindt om hem te zien. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de brief niet door de minderjarige zelf is geschreven, maar door een volwassene, en dat de minderjarige niet goed op de hoogte was van de juridische termen die in haar verzoeken werden gebruikt.

De kinderrechter heeft besloten dat de omgangsregeling met de vader tijdelijk wordt stopgezet voor een periode van zes maanden, waarin hulp voor de minderjarige moet worden ingeschakeld. De gezinsvoogd zal in overleg met de ouders bepalen hoe het contact tussen de minderjarige en haar vader kan worden hersteld. De kinderrechter benadrukt het belang van contact met beide ouders voor de ontwikkeling van de minderjarige, maar erkent ook de noodzaak van ondersteuning voor de minderjarige in deze situatie. De beschikking wijzigt de eerdere omgangsregeling en legt de regie over de uitvoering van de omgang bij de gecertificeerde instelling (GI).

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de verzoeken die verder zijn gedaan, zijn afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/179261 / FA RK 21-695
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 9 november 2021
inzake
[Minderjarige]
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder]
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen de moeder,
[de vader] ,
wonende te [woonplaats]
hierna ook te noemen de vader,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
[minderjarige] heeft de rechtbank op 17 juni 2021 een brief gestuurd. Op 6 juli 2021 heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken over haar brief.
1.2.
De rechtbank heeft op 13 augustus 2021 de moeder, bijgestaan door mr. P. Rijnsburger, de vader en [naam] (gezinsvoogd), namens de GI, gehoord. De zaak is vervolgens aangehouden tot de zitting van 19 oktober 2021, in afwachting van een evaluatie van Comfortzorg en de GI.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
- de brief met bijlage van de GI, ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2021;
- de brief met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de griffier op 11 oktober 2021;
- de twee brieven met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de griffie op 13 oktober 2021.
1.4.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 19 oktober 2021. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door mr. P. Rijnsburger;
- de vader;
- [naam] , namens de GI;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de RvdK).

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest. Dit huwelijk is op 22 juni 2015 ontbonden.
2.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] woont samen met haar broertje [A] en zusje [B] bij de moeder.
2.3.
[minderjarige] , [B] en [A] zijn bij beschikking van 27 juni 2018 onder toezicht gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De ondertoezichtstelling is hierna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 december 2021.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 januari 2020 de volgende zorgregeling vastgesteld:
de kinderen hebben tenminste twee uren per zes weken omgang met de vader, onder begeleiding, op een door de GI te bepalen locatie.

3.Het verzoek

[minderjarige] heeft in haar brief van 17 juni 2021 verzocht:
- de ondertoezichtstelling op te heffen;
- de omgangsregeling met haar vader stop te zetten;
- haar moeder met het eenhoofdig gezag te belasten.

4.De beslissing

4.1.
De kinderrechter zal hierna aan [minderjarige] uitleggen wat de beslissing is. De kinderrechter richt zich nu tot [minderjarige] .
Tijdens ons gesprek heb jij mij verteld dat je niet meer naar de omgang van je vader gaat en je wilt dat de omgangsregeling stopt. Je vindt het naar om je vader te zien en hebt geen goede herinneringen aan hem. Ook heb je verteld dat je niet wilt dat je moeder filmpjes van jou maakt en aan je vader stuurt. Over de omgang en de filmpjes beslis ik hierna. Voor de andere verzoeken (het stoppen van de ondertoezichtstelling en het beëindigen van het gezag van jouw vader) geldt dat ik niet heb kunnen vaststellen dat dit jouw verzoeken zijn. Jouw brief is door een volwassene opgesteld. Je hebt deze brief wel overgeschreven, maar dat vind ik niet genoeg om hierop te gaan beslissen. Je wist tijdens het gesprek namelijk niet wat de woorden ‘ondertoezichtstelling’ en ‘gezag’ betekenden. Ook heb je tijdens het gesprek niets verteld over deze onderwerpen. Daarom zal ik niets wijzigen aan ‘de ondertoezichtstelling’ en het ‘gezag’.
4.2.
Eerst zal ik beslissen over het maken van de filmpjes. Je moeder heeft op de zitting verteld dat deze filmpjes werden gemaakt in de periode dat de omgang vanwege corona niet
doorging. Deze filmpjes worden nu niets meer gemaakt, omdat er wel weer omgang wordt georganiseerd. Omdat de filmpjes niet meer worden gemaakt, hoef ik hier niet meer over te beslissen. Ik wijs daarom jouw verzoek af.
4.3.
Over de omgang met je vader heb ik gesproken met jouw ouders, de gezinsvoogd en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming. Je vader wil graag omgang met jou. Ook je moeder vindt het belangrijk dat er omgang is tussen jou en je vader. Zij probeert jou ook te stimuleren om naar de omgang toe te gaan, maar ze wil jou niet dwingen. Ze denkt dat het het beste is om de omgang nu tijdelijk stop te zetten en voor jou hulp te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van een buddy.
De gezinsvoogd vindt het voor jouw ontwikkeling belangrijk dat er wel contact is tussen jou en je vader. De RvdK vindt dat jij moet weten dat jouw ouders en de gezinsvoogd het allemaal belangrijk vinden dat jij omgang hebt met je vader. Volgens de RvdK mag jij niet zelf bepalen of er wel of niet omgang is. De RvdK denkt wel dat het beter is dat er nu geen vaste omgangsregeling meer is, maar dat de gezinsvoogd mag bepalen hoe vaak er omgang is.
4.4.
Jij hebt mij in het gesprek goed uitgelegd dat je geen contact meer wilt met jouw vader. Dit heb je heel goed duidelijk gemaakt. Ik ga niet beslissen wat jij graag wilt. Ik leg je hier uit waarom.
4.5.
Jouw ouders zijn al lange tijd uit elkaar. Ze zijn helaas niet als vrienden uit elkaar gegaan en hebben nog steeds geen goed contact. Ik denk dat dit voor jou heel erg lastig moet zijn. Je hebt ervoor gekozen geen contact meer te willen met je vader. Toch vind ik contact met je vader wel belangrijk voor jou. Je hebt een moeder, maar ook een vader waaruit jij bent ontstaan. Ik vind het voor jouw ontwikkeling het beste dat beide een rol in jouw leven hebben. Ook jouw moeder vindt het belangrijk dat je contact hebt met je vader. Contact met beide ouders is nodig om je te ontwikkelen tot een gezond volwassen persoon. Als ik nu zeg dat jij geen contact meer hoeft te hebben met jouw vader, dan denk ik dat jij hem in ieder geval tot dat je 18 bent nooit meer gaat zien. Het contact met jouw vader is ook niet onveilig voor jou en er is altijd begeleiding bij. Ik ben het dus eens met wat de RvdK heeft gezegd.
4.6.
Ik ga beslissen dat de komende zes maanden de huidige omgangsregeling niet geldt. Over zes maanden vind ik dat de omgangsregeling wel weer volledig moet starten en dat je je vader minimaal één keer in de zes weken twee uren onder begeleiding moet zien.
De komende zes maanden zijn bedoeld om hulp voor jou in te schakelen. De gezinsvoogd moet in overleg met jouw moeder en vader hulp voor jou zoeken. Deze hulp moet jou motiveren/helpen om weer omgang te hebben. Dit kan bijvoorbeeld een buddy zijn, zoals jouw moeder heeft voorgesteld. Ik verwacht van de gezinsvoogd dat hij dit snel gaat regelen en dat jij en je ouders hieraan meewerken. De gezinsvoogd beslist hoe het contact tussen jou en je vader hersteld wordt. Ook mag de gezinsvoogd beslissen hoe over zes maanden de twee uren omgang per zes weken worden ingevuld. Ik begrijp best dat de Monkeytown niet heel leuk meer voor jou is. Ik vind dan ook dat er naar jou geluisterd moet worden bij het bepalen van de locatie voor de omgang. Je zou bijvoorbeeld met je vader eens naar de film of een museum kunnen gaan.
4.7.
Omgang is dus niet vrijblijvend. Net zoals dat je naar school moet en naar de tandarts, is het ook nodig dat je contact hebt met je beide ouders. Je vader moet de komende maanden geduld hebben, omdat jij eerst hulp nodig hebt. Je moeder moet ervoor zorgen dat je klaarstaat op het moment dat de omgang is. Ik vind dat de gezinsvoogd of een hulpverlener hierover ook met je moeder moet praten, omdat ik zie dat zij dit lastig vindt.
4.8.
Samengevat betekent dit dat er nu eerst hulp voor jou moet komen en dat vervolgens de omgang weer wordt opgestart. De gezinsvoogd mag de komende zes maanden bepalen hoe dit gebeurt en hoe vaak. Over zes maanden geldt dan weer de oude regeling. Wat ik hiervoor heb verteld, lees je hieronder bij de beslissing in formele taal.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 22 januari 2020, voor zover het ziet op de omgang tussen [minderjarige] en de vader, in die zin dat tot 9 mei 2022 de regie over de uitvoering en de invulling van de omgang bij de GI ligt, met als doel dat wordt toegewerkt naar de volgende zorgregeling, die met ingang van 9 mei 2022 zal gelden:
[minderjarige] heeft tenminste eenmaal per zes weken twee uren onder begeleiding omgang met haar vader, op een door de GI te bepalen locatie;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
dinsdag 9 november 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 871