Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Deze opgave luidt als volgt:
Rechtbank Noord-Nederland
Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 februari 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. W. Schoo. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzinga.
De tenlastelegging betrof het telen en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en -stekken in de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 in Sappemeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in 2017 betrokken was bij de hennepkwekerij, maar dat zijn rol voornamelijk ondersteunend was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de hennepteelt.
De rechtbank legde een taakstraf op van 50 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de beperkte rol van de verdachte in de hennepkwekerij. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de bijdrage van de verdachte aan de handel in softdrugs, ondanks zijn relatief kleine rol.