ECLI:NL:RBNNE:2021:4964

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
18.021345-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en eigenrichting door een groep tegen mannen die met minderjarigen afspreken voor seks

Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een groep die mannen confronteerde die met minderjarigen afspraken voor seksuele contacten. De rechtbank oordeelde dat het aanspreken van deze mannen, vaak met geweld, een verwerpelijke vorm van eigenrichting is. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam aan het licht na meerdere incidenten waarbij de verdachte en medeverdachten openlijk geweld pleegden tegen verschillende slachtoffers in Emmen en Zwartemeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zijn rol in de geweldpleging beperkt was, voldoende betrokkenheid had bij de gewelddadige acties van de groep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte dat de groep niet alleen de intentie had om de mannen aan te spreken, maar dat dit vaak resulteerde in fysiek geweld. De verdachte werd ook aansprakelijk gesteld voor de schade die aan een van de slachtoffers was toegebracht, en de rechtbank kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.021345-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2020 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de [straatnaam], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan/stompen en/of schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2020 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan/stompen en/of schoppen/trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] en/of een of meer mededader(s) op of omstreeks 26 september 2020 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan/stompen en/of schoppen/trappen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 september 2020 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door
- aanwezig te zijn en/of
- de (verstop)plek van die [slachtoffer 1] kenbaar te maken aan die [medeverdachte 3] en/of mededader(s) en/of
- na te laten om in te grijpen (door daad en/of woord) wanneer die [medeverdachte 3] en/of mededader(s)geweld uitoefenden op die [slachtoffer 1] en/of
- op geen enkele wijze hulp te zoeken en/of hulp in te roepen om te voorkomen dat die [medeverdachte 3] en/of mededader(s) die [slachtoffer 1] zouden mishandelen, althans om ervoor te zorgen dat het geweld zou stoppen;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2020 te Zwartemeer, gemeente Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten aan [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, tegen zijn neus, althans tegen zijn gezicht te slaan/stompen terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting in/op het voorhoofd rond de oogkassen, een forse gezwollen neus en een zeer uitgebreid septumhematoom voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2020 te Zwartemeer, gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, tegen zijn neus, althans tegen zijn gezicht, te slaan/stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of mededader(s) op of omstreeks 9 oktober 2020 te Zwartemeer, gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, tegen zijn neus, althans tegen zijn gezicht, te slaan/stompen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 oktober 2020 te Zwartemeer, gemeente Emmen, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door
- het initiatief te nemen tot het ‘pedojagen’ en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of mededader(s) met de auto naar Zwartemeer te vervoeren en/of
- aanwezig te zijn en/of
- na te laten om in te grijpen (door daad en/of woord) wanneer die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of mededader(s) (ernstig) geweld uitoefenden op die [slachtoffer 2] en/of
- op geen enkele wijze hulp te zoeken en/of hulp in te roepen om te voorkomen dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of mededader(s) die [slachtoffer 2] (zwaar) zouden mishandelen, althans om ervoor te zorgen dat het geweld zou stoppen;
3.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Blikveldweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] meerdere malen, althans eenmaal, tegen de borst, althans tegen het lichaam, te duwen en/of slaan/stompen, waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of die [slachtoffer 3] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te schoppen/stompen terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten trauma capitis en/of milde slagpijn nierloge rechts, voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Wolfsbergenweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] door die [slachtoffer 4] meerdere malen, althans eenmaal, in zijn buik en/of zij en/of gezicht, althans tegen het lichaam te duwen en/of slaan en/of schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meerdere malen, althans eenmaal, in zijn buik en/of zij en/of gezicht, althans tegen het lichaam te duwen en/of slaan en/of schoppen/trappen;
5.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Blikvelderweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een (linker) autoruit en/of buitenspiegel althans een auto van [slachtoffer 3] door meerdere malen, althans eenmaal, met een boortje althans een puntig voorwerp te slaan en/of druk uit te oefenen op deze autoruit en/of buitenspiegel, althans auto, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (linker) buitenspiegel, althans een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6.
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Klazienaveen, althans in Nederland, openlijk, nabij de A37, te weten in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] en/of een goed, te weten de fiets van die [slachtoffer 5] , door meerdere malen, althans eenmaal, slaande bewegingen te maken naar die [slachtoffer 5] en/of de fiets agressief te schudden en/of de sleutel van deze fiets weg te maken, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Klazienaveen, gemeente Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets en/of (fiets)sleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7.
hij op of omstreeks 14 november 2020 te Emmen, althans in Nederland, openlijk, aan de Kerspellaan, te weten in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 6] en/of een goed, te weten de telefoon van die [slachtoffer 6] , door die [slachtoffer 6] meerdere malen, althans eenmaal, tegen de buik, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 6] te schoppen terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een bewezenverklaring gevorderd van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6, telkens het primair ten laste gelegde, en de feiten 3 en 7. Op onderdelen heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 primair en subsidiair, 3, 5 en 6. De raadsman heeft daartoe betoogd dat de rol van verdachte in feite er alleen uit heeft bestaan dat hij de mededaders heeft vervoerd naar de plek waar de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Die rol is dermate gering te achten dat niet kan worden gesproken van een significante bijdrage aan de verweten openlijke geweldpleging. Gelet op die geringe rol kan evenmin worden gesproken over een nauwe en bewuste samenwerking hetgeen vereist is voor de onder de feiten 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van mishandeling en de onder de feiten 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van vernieling. Voor feit 5 geldt in het bijzonder dat verdachte per ongeluk tegen de buitenspiegel van de auto van aangever [slachtoffer 3] is aangerend waardoor deze afbrak. Verdachte had daarmee geen opzet op de vernieling van de spiegel.
Voor de feiten 2 meer subsidiair, 4 primair en 7 kan een bewezenverklaring volgen nu verdachte daarin een aandeel heeft gehad en dat aandeel ook heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat geen bewezenverklaring kan volgen voor het onder 5 ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende.
De hierna bewezen verklaarde feiten betreffen openlijk geweld gericht tegen personen waarbij tijdens de uitvoering daarvan in een enkel geval ook een goed van de betreffende aangever geweld werd aangedaan.
In het geval van het openlijk geweld gericht tegen [slachtoffer 3] is daarvan geen sprake.
De ruit van de auto van [slachtoffer 3] is door medeverdachte [medeverdachte 3] vernield en verdachte is tegen de buitenspiegel van de auto van [slachtoffer 3] gerend, nadat het geweld tegen [slachtoffer 3] reeds was beëindigd. De rechtbank acht die vernielingen daarom geen onderdeel uitmaken van de intentie van de groep, waarvan verdachte deel uitmaakte. Hun intentie was immers gericht op het aanspreken van [slachtoffer 3] op -kort gezegd- “verkeerd gedrag jegens minderjarigen”, en niet specifiek op het vernielen van goederen van [slachtoffer 3] . De gepleegde vernielingen maken dan ook geen onderdeel uit van de openlijke geweldpleging door de groep.
Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte op de terechtzitting volgt de rechtbank het standpunt van de raadsman dat verdachte geen opzet had op het vernielen van de buitenspiegel van de auto van aangever [slachtoffer 3] zoals subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank acht daarmee het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 primair en subsidiair, 3 en 6 ten laste gelegde openlijke geweldpleging omdat de rol van verdachte in die feiten daarvoor niet significant genoeg is geweest.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat verdachte een groep vormde met de drie medeverdachten.
De groep werd gevormd -althans volgens de verklaring van verdachte en de medeverdachten- om iets te doen aan het feit dat door mannen afspraken werden gemaakt met minderjarigen voor het hebben van seks. De groep vond dat de politie voor dit fenomeen te weinig aandacht had. De groep wilde personen die niet afwijzend stonden tegenover seksuele contacten met minderjarigen, aanspreken op hun gedrag.
Om de onderlinge communicatie te vergemakkelijken werd een Whatsappgroep met de naam Pedohunt aangemaakt. In die whatsappgroep werd regelmatig de vraag gesteld of men “nog wat ging doen”.
Ook werd gezamenlijk een simkaart aangeschaft en geplaatst in een telefoon van een van de medeverdachten waarbij die telefoon eerst werd leeggemaakt. Dit alles om herleiding naar leden van de groep te voorkomen.
Om met dergelijke personen in contact te komen werden afspraken gemaakt via chatsites zoals Bullchat waarbij men zich voordeed als een minderjarig persoon. Die afspraken werden veelal met medeweten van verdachte en de andere medeverdachten gemaakt door, onder andere, medeverdachte [medeverdachte 3] . Samen met hem en ook wel met verdachte zelf werden locaties bepaald waar de afspraak plaats kon vinden.
Men ging veelal als groep naar de afspraken toe waarbij verdachte steeds de groep vervoerde naar de betreffende locatie. Zowel medeverdachte Van Klinken als verdachte dienden wel als lokpersoon voor degenen met wie was afgesproken.
Gelet op deze context acht de rechtbank de bijdragen van verdachte aan het openlijk geweld als deelnemer aan de groep met als doel het confronteren van personen met hun gedrag en het daarbij toepassen van geweld, voldoende significant voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging.
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 6 primair wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past daartoe de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Feit 1.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2021, opgenomen op pagina 13 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021010027 d.d. 16 januari 2021, inhoudend als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] met betrekking tot [slachtoffer 1] :
Melding op 26 september 2020 om 22.08 uur dat een man aan de [straatnaam] te Emmen belaagd zou zijn.
Bij zijn woning bleek de melder [slachtoffer 1] te zijn.
Hier bleek dat hij via de site BullChat, een homo dating site, met iemand had afgesproken op de parkeerplaats bij het oude zwembad in Emmen.
verklaarde dat hij op die parkeerplaats, bij het benaderen van een auto, geen goed gevoel had en terug wilde gaan. Hij werd toen door meerdere personen achterna gezeten, vluchtte de bosjes in en kreeg daar klappen van meerdere personen. [slachtoffer 1] dacht dat het om 4 à 5 personen ging maar kon het niet goed zien omdat de personen met zaklampen op hem schenen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 december 2020, opgenomen op pagina 488 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
Weer een afspraak via BullChat. Ik weet niet meer zeker wie de afspraak heeft gemaakt.
Ik, [verdachte] en [medeverdachte 1] waren er bij.
Ik denk dat ik de locatie heb bedacht. Ik ben bij het zwembad redelijk goed bekend.
Ik was dit keer lokaas. We hadden met de man afgesproken.
Uit het niets hoorde ik achter mij een stem. Ik draaide me om en zag dat er een hele lange man achter mij stond. Hij vroeg of ik een afspraak met hem had.
Ik was op dat moment alleen. We stonden tegenover elkaar en op een gegeven moment deed hij alsof hij mijn broek wilde los maken. Ik heb hem toen met mijn vlakke hand een klap in het gezicht gegeven. Toen begon de man te rennen. Ik ben er achteraan gerend.
Ik zag dat [verdachte] in de auto ook achter de man aan ging.
Dan komen we bij het fietspad aan en [verdachte] en [medeverdachte 1] komen bij mij. Ik dacht dat de man al weg was. We hebben nog wel gezocht. Het was [verdachte] die de man daar ergens in de bosjes aantrof. Hij riep mij en ik heb de man vervolgens aangeroepen dat hij uit de bosjes moest komen. Dit deed hij niet. Dat maakte mij steeds kwader. Ik ben toen de bosjes ingelopen en bij de man aangekomen heb ik hem geschopt. Ik schopte met gestrekt been naar voren.
Ik liet de man daar achter. Ik ben toen samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de auto gelopen en we zijn weggegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2020, opgenomen op pagina 549 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Dat was met [medeverdachte 3] en [verdachte] . We reden een rondje. [medeverdachte 3] had weer een pedo geregeld.
[medeverdachte 3] ging naar buiten op de parkeerplaats. Wij gingen een eindje verderop staan wachten.
Later hoorde ik van [medeverdachte 3] dat hij kwaad werd en dat hij de man heeft getrapt omdat deze weg wilde lopen.
schreeuwde over de telefoon dat de man was gevlucht en dat hij er achteraan rende. [verdachte] en ik zijn in de auto vertrokken. [medeverdachte 3] vertelde ongeveer waar hij was. Dan komen [verdachte] en ik bij een parkeerplaats bij een flat. We gingen kijken waar die man was gebleven. We zochten dus in de omgeving en vonden de man in de bosjes. Hij had zich daar verstopt. [medeverdachte 3] kwam al aanrennen en hij zag dat wij met een zaklamp aan het kijken waren. Toen [medeverdachte 3] de man had gevonden is hij er bovenop gaan springen.

Feit 2.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2020, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] , wonende [straatnaam] te Zwartemeer:
Ik heb via Bullchat een afspraak gemaakt met een man uit Klazienaveen.
Ik had gisteren 9 oktober met die man afgesproken omstreeks 22.00 uur.
Op een gegeven moment vertelde de man via de chat dat hij er was maar hij wilde niet binnen komen. Ik opende daarom de voordeur omstreeks 22.00 uur en liep naar de overkant van de straat.
Daar zag ik een manspersoon staan. Ik liep naar de man toe.
Toen ik dicht bij die man was kreeg ik opeens een forse stomp in mijn gezicht.
Ik bloedde toen hevig uit mijn neus. Ik ben direct naar huis gelopen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2020, opgenomen op pagina 463 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik ben die avond daar geweest. Ik weet niet wie de man heeft geslagen. Volgens mij is dat een goede vriend van [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Met die man was een afspraak gemaakt via BullChat.
We waren met z’n vieren, [verdachte] , [medeverdachte 1] , die jongen en ik. We waren in de auto van [verdachte] .
Ik ben voorbij de woning langs gelopen en op de uitkijk gaan staan. [verdachte] stond op het schoolplein aan de overkant van de straat.
Ik hoorde geschreeuw en ik hoorde een doffe klap zeg maar.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2020, opgenomen op pagina 550 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik was daar met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Ik weet dat ze iemand hadden geregeld en dat ze daar heen gingen.
Dat ze weer naar een pedo gingen.
In de chat was afgesproken waar die man woonde.
We waren onderweg aan het praten. Er werd wat afgesproken. Ze hadden het erover. Met ze bedoel ik [medeverdachte 3] [verdachte] en [medeverdachte 4] .
Ik heb later gehoord wat er bij de woning was gebeurd. Dat er een confrontatie was. Dat er was geslagen.
Maar [medeverdachte 2] was er ook bij. Die is met mij in de auto achtergebleven.

Feit 3.

7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2020, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] .
Op zondag 1 november 2020, ergens tussen 20.00 en 22.00 uur heb ik via de app Bull chat contact gezocht met een vrouw. We hebben wat heen en weer gechat en kwamen uiteindelijk overeen om elkaar te ontmoeten.
In de chat spraken wij af dat wij elkaar zouden ontmoeten in Emmen, de Blikveldweg.
Ik ben die straat bijna helemaal uitgereden. Ter hoogte van twee zandpaden ben ik gestopt. Na ongeveer drie minuten denk ik, stond er iemand naast mijn auto.
Toen ik uitstapte zag ik een man staan. Ik ben toen voor het linker achterportier gaan staan. Die man ging voor het linker voorportier staan.
Die man vroeg toen aan mij: “Wat heb je hier te zoeken”. Ik zei toen dat ik een afspraak/date had met een vrouw. Die man zei toen: “Viezerik”.
Inmiddels waren er 3 personen uit het bos gekomen. Die man die naast mij stond had een zaklantaarn bij zich en die scheen hij in het bos. Hij riep ook iets van “Kom maar”. Op datzelfde moment kreeg ik een beste duw tegen mijn borst. Volgens mij duwde die man met beide handen tegen mijn borst. Ik ben toen op mijn rug gevallen. Ik weet niet meer wat er toen gebeurde.
Na enige tijd, ik weet niet hoelang, kwam ik bij in mijn auto. Ik zat op de bestuurderstoel.
Ik weet niet hoe ik in mijn auto ben gekomen.
De drie personen uit het bos heb ik niet goed gezien. De andere kon qua postuur wel een meisje zijn. Ik heb die persoon wel gehoord en toen dacht ik dat kon wel een meisje zijn.
Nadat de politie kwam ben ik met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Men heeft
daar een aantal foto’s en een scan van mijn hoofd gemaakt. Zoals het nu lijkt heb ik geen ernstig letsel alleen een kneuzing. Ik heb wel een beschadiging op mijn voorhoofd. Ook ontbreekt er een klein stukje van een voortand.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 december 2020, opgenomen op pagina 473 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 1] , mijn zusje [medeverdachte 2] , [verdachte] en ik waren er bij.
Die man maakte mij kwaad, hij had met mij afgesproken en ik had mij voorgedaan als een jongen van veertien. Ik liep naar zijn auto toe en die man stapte uit. We raakten een beetje in gesprek wat hij wilde doen.
Toen heb ik hem geduwd. De man kwam weer terug en ik dacht dat hij iets terug wilde doen. Daarop heb ik hem een klap gegeven met de vuist, waarop die man buiten westen is geraakt en toen zijn wij direct weggegaan.
De anderen stonden achter mij te kijken en te luisteren.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2020, opgenomen op pagina 568 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
Daar ben ik bij geweest.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik stonden te wachten op de man.
De afspraak is via Bullchat gemaakt.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2020, opgenomen op pagina 551 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Weer met z’n vieren. [medeverdachte 3] , [verdachte] , ik en [medeverdachte 2] . Het contact ging via BullChat. Dat weet ik omdat alles via BullChat ging.
We gingen met de auto daar naar toe. We stappen uit en [medeverdachte 3] ging staan wachten tot de persoon er aan zou komen. Wij verstopten ons in de bosjes.
We kwamen vanuit de bosjes aanlopen toen begon [medeverdachte 2] de man te ondervragen. Wat hij deed en waarom hij hier was.
Ik kon alles goed zien en horen. Ik stond voor de auto.
Dan opeens zie ik dat [medeverdachte 3] de man met volle kracht met beide handen wegduwt. Ik zie dat de man achterover komt te vallen en op zijn rug terecht komt. Binnen een seconde stond [medeverdachte 3] weer bij de man en ik zie dat hij de man een trap met volle kracht tegen de zijkant van het hoofd schopt.
De man was na de val rechtop gaan zitten en [medeverdachte 3] trapte met een soort low kick tegen het hoofd van die man. Dus het lichaam indraaien en met de wreef vol en krachtig tegen de zijkant van het hoofd schoppen.
Ik ben met [medeverdachte 3] weggelopen. [medeverdachte 3] liep wat mank en hij vertelde dat zijn voet zeer deed. Hij zei dat dat door de trap tegen het hoofd van die man was gekomen. [verdachte] liep naar de auto en [medeverdachte 2] liep voor ons.
[verdachte] heeft ons gereden. Hij stond naast mij een sigaretje te roken toen [medeverdachte 3] de man aan sprak.
[medeverdachte 2] sprak de man aan en wilde later de autoruit slopen.

Feit 6.

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2020, opgenomen op pagina 138 van voornoemd dossier, inhoudend als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot [slachtoffer 5] :
Op woensdag 18 november 2020 had ik, verbalisant, een gesprek met [slachtoffer 5] wonende te Klazienaveen. Een aantal vragen beantwoordde hij als volgt.
Ik denk dat het die vrijdag rond 18.00 uur was dat ik inlogde. Op een gegeven moment kwam ik in contact met iemand. Ik begreep al vrij snel dat hij nog maar 16 jaar oud zou zijn.
We kwamen vervolgens overeen om elkaar om 20.00 uur te ontmoeten. Ik begreep dat die persoon ergens in Klazienaveen zou verblijven.
Ik geloof dat ik het was die de locatie van de Giraf aan de Rijksweg richting Duitsland bedacht. Die persoon wist waar ik bedoelde.
Ik fietste onder de snelweg door en fietste rechtsaf. Plotseling stond ik oog in oog met drie personen. Er werd direct gezegd dat ze pedojagers waren.
Er was steeds 1 persoon die het woord voerde. Deze persoon werd steeds agressiever in woord en daad. Ik hield steeds mijn fiets tussen hem en mij. Enkele keren haalde hij uit naar mij om mij te raken, maar ik wist dat af te weren met mijn fiets. Langzaam liepen we steeds verder in de richting Klazienaveen.
Op een gegeven moment pakte dezelfde persoon mijn fiets af, hield deze boven zijn hoofd en gooide deze met kracht op straat.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 december 2020, opgenomen op pagina 476 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
De afspraak is gemaakt via Bullchat. We waren met z'n drieën, [verdachte] , [medeverdachte 1] en ik. We hadden afgesproken bij de sluis en daar fietste elke keer een man.
Toen fietste hij nog een keer langs en toen dachten wij dat moet die man wel wezen want dat kan niet anders.
Toen heb ik hem aangesproken waar hij mee bezig was dat hij met minderjarigen afsprak. Dus ik werd een beetje kwaad, toen wilde hij wegfietsen. Toen heb ik zijn bagagedrager gepakt opdat hij niet weg kon fietsen. Daarbij maakte ik slaande bewegingen naar de man.
We waren een beetje aan het worstelen met de fiets. Ik pakte de fiets af en die gooide die weg. Ik was zo kwaad dat ik de fiets in de sluis wilde gooien, alleen kwam de fiets op het grasveld terecht. Op het moment dat ik de fiets weggooide begon de man te rennen. Daarna zag ik dat [verdachte] achter de man aan rende.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 december 2020, opgenomen op pagina 533 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
[medeverdachte 3] werd wild en heeft de fiets beetgepakt en hard heen en weer geschud.
De fiets van de man is hierop door [medeverdachte 3] richting het water gegooid. De fietssleutel is in het water gegooid door [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 1] had een lampje aan en deed net of hij aan het filmen was.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2020, opgenomen op pagina 555 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik was er met [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 3] wou graag nog een keer iemand pakken.
Het initiatief om deze locatie te noemen kwam van die man. We gingen wachten totdat hij kwam. De man fietste twee keer langs, we wisten niet zeker of dit de man was met wie was afgesproken. [medeverdachte 3] stapte uit en liep een eindje verder.
De man fietste naar [medeverdachte 3] en ze spraken elkaar aan. De man probeerde kort daarna te vluchten maar [medeverdachte 3] pakte de fiets vast zodat de man niet weg kon.
Hij rent weg in de richting van de snelweg. Ik zie dat [verdachte] achter hem aan loopt. [medeverdachte 3] heeft vervolgens de fiets vast en gooit de fiets een eind weg. Ik zie dat hij de sleutel uit de fiets pakt en deze weggooit.
Ik had een telefoon in de hand omdat ik van [medeverdachte 3] moest filmen.
De rechtbank acht de feiten 4 primair en 7 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De opgave van de bewijsmiddelen luidt als volgt.
14. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2021;
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2020, opgenomen op pagina 109 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2020, opgenomen op pagina 170 van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot [slachtoffer 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 6 primair en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 september 2020 te Emmen, openlijk, te weten aan de [straatnaam], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te slaan;
2.
hij op 9 oktober 2020 te Zwartemeer, gemeente Emmen, openlijk, te weten aan [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] tegen zijn neus te stompen;
3.
hij op 1 november 2020 te Emmen, openlijk, te weten aan de Blikveldweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] tegen het lichaam te duwen waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en door die [slachtoffer 3] tegen het hoofd te schoppen/stompen.
4.
hij op 12 november 2020 te Emmen, openlijk, te weten aan de Wolfsbergenweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] door die [slachtoffer 4] meerdere malen, tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen/trappen;
6.
hij op 13 november 2020 te Klazienaveen, openlijk, nabij de A37, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] en een goed, te weten de fiets van die [slachtoffer 5] , door meerdere malen, slaande bewegingen te maken naar die [slachtoffer 5] en door de fiets agressief te schudden en de sleutel van deze fiets weg te maken;
7.
hij op 14 november 2020 te Emmen, openlijk, aan de Kerspellaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 6] en een goed, te weten de telefoon van die [slachtoffer 6] , door die [slachtoffer 6] meerdere malen tegen het lichaam, te slaan en de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 6] te schoppen, terwijl hij, verdachte dit goed opzettelijk heeft vernield;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
2. Primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
3. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
4. Primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
6. Primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
7. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl hij opzettelijk goederen vernielt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 7 wordt veroordeeld tot:
- 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- 200 uren werkstraf subsidiair 100 dagen hechtenis;
- 40 uren leerstraf (SoCool) subsidiair 20 dagen hechtenis;
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen toepassing moet worden gegeven aan het jeugdstrafrecht, zoals wel door de reclassering is geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aandacht gevraagd voor de persoon van verdachte zoals uit de rapportage van de reclassering naar voren komt. Met de reclassering is de raadsman van mening dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte heeft door zijn niveau de gevolgen van zijn handelen niet overzien. Hij is meegegaan in de groepsdynamiek. Verdachte wordt nog steeds ondersteund door zijn ouders.
Voorts dient mee te wegen dat verdachte excuses heeft aangeboden.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de taakstraf te beperken tot 200 uren waarvan 40 uren leerstraf en 160 uren werkstraf.
Ten slotte heeft de raadsman verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijk jeugddetentie van maximaal 9 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland van 22 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte met anderen in een zestal gevallen openlijk geweld heeft gepleegd tegen personen waarbij in een tweetal gevallen ook goederen zijn vernield.
Zoals hiervoor al is aangegeven maakte verdachte deel uit van een groep die het gemunt had op mannen die met minderjarigen wilden afspreken voor seks. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte steeds de groep vervoerde naar de met het slachtoffer afgesproken plek.
Op de afgesproken plek werd de persoon in kwestie vervolgens geconfronteerd met het feit dat hij met een minderjarige had afgesproken. Dat aanspreken ontaardde al vrij snel in fysiek geweld waarbij veelal werd geslagen, voornamelijk door medeverdachte [medeverdachte 3] . In een enkel geval werd er ook geschopt. Verdachte heeft in een enkel geval geweld gebruikt tegen een persoon en een goed vernield.
Verwerpelijk is dat de groep het geweld steeds liet gebeuren. Men sprak elkaar er niet op aan. Zelfs na het incident met aangever [slachtoffer 3] die bij het geweld bewusteloos is geraakt, stopte het geweld niet.
Het handelen van de groep kan niet anders worden gekwalificeerd dan als een verwerpelijke vorm van eigenrichting.
De aard en omvang van de feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard en het aandeel van verdachte daar in, dienen naar haar oordeel te worden bestraft met (in dit geval een geheel voorwaardelijke) gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Anders dan de raadsman heeft verzocht, zal de rechtbank niet het jeugdstrafrecht toepassen.
Met name het planmatig uitvoeren van strafbare feiten en de rol van verdachte daarin zijn naar het oordeel van de rechtbank contra-indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rol van verdachte in de strafbare feiten bestond hierin dat verdachte steeds leden van de groep vervoerde naar de locatie waar werd afgesproken. Verdachte was steeds aanwezig bij de confrontatie. Wel is daarbij het door hem gepleegde geweld beperkt gebleven.
Voorts is gebleken dat verdachte door het justitieel ingrijpen voldoende doordrongen is van zijn foutief handelen.
Alles overwegende acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie qua omvang niet passend bij de rol van verdachte in de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 6 maanden alsmede een taakstraf van 180 uren.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12,12 ter vergoeding van materiële schade en € 700,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en daarmee hoofdelijk toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel niet aan verdachte kan worden toegerekend omdat verdachte daarin geen aandeel heeft gehad. De benadeelde partij moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De rechtbank acht verdachte mede verantwoordelijk voor de toegebrachte schade.
De vordering acht de rechtbank voldoende onderbouwd en de hoogte van de vordering is niet door verdachte betwist. De rechtbank zal de vordering toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 6 primair en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van 18.021345-21, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 712,12(zegge: zevenhonderd- twaalf euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 712,12(zegge: zevenhonderdtwaalf euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020.
Dit bedrag bestaat uit € 12,12 aan materiële schade en € 700,-- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 14 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2021.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.