ECLI:NL:RBNNE:2021:496

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
18/830012-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij een hennepkwekerij in Sappemeer, waar in de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en -stekken werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig had gehandeld bij het betreden van het pand, op basis van voldoende aanwijzingen voor een overtreding van de Opiumwet. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de hennepkwekerij, maar de rechtbank achtte deze verklaring onaannemelijk. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] werd als betrouwbaar beschouwd, en ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zoals het energieverbruik van het pand. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een aansturende rol had gespeeld in de hennepkwekerij en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830012-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzinga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 te Sappemeer, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, (meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ), (telkens) een hoeveelheid van ongeveer 1831 hennepplanten en/of 7476 hennepstekken en/of 129 moederplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of anderen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 te Sappemeer, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, met elkaar, althans één van hen, (meermalen) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) (telkens) een hoeveelheid van ongeveer 1831 hennepplanten en/of 7476 hennepstekken en/of 129 moederplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 te Sappemeer, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- de energierekening van voornoemd pand te betalen.

Vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)

Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is het verweer gevoerd dat de politie onrechtmatig is binnengetreden in de loods aan de [straatnaam] . De informatie die de politie ten tijde van het aanwenden van dit dwangmiddel had, was onvoldoende voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld; hooguit was sprake van een verdenking waarop eerst doorgerechereerd had moeten worden. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het rechtsgevolg dat aan dit vormverzuim verbonden dient te worden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie rechtmatig heeft gehandeld. Hij ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 9 Opiumwet hebben opsporingsambtenaren toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt. Het onderzoek naar het bedrijfspand aan de [straatnaam] alwaar de hennepplantage is aangetroffen, is ingesteld naar aanleiding van een e-mail die verbalisant [verbalisant 1] naar verbalisant [verbalisant 2] heeft gestuurd en die inhield:
"Onlangs sprak ik met iemand in Sappemeer. Hij vertelde dat hij vermoedde dat er mogelijk een hennepkwekerij zou zitten op het terrein van [naam] te Sappemeer. Op dat terrein zou middenop een loods staan. Als men daar in de buurt komt wordt men daar altijd gelijk weggestuurd. Als ik het goed heb begrepen staan er o.a hekken om de loods heen."
Hierop is verbalisant [verbalisant 2] naar het pand gegaan. Hij heeft aldaar geconstateerd dat -kort gezegd- op het raam van de rechter roldeur van de loods condensvorming was, dat de ramen geblindeerd waren en dat hij, toen hij zijn oor tegen de roldeur legde, een zoemend geluid hoorde. Nu deze bevindingen van verbalisant de inhoud van de melding dat er mogelijk een hennepplantage aanwezig was in het pand ondersteunen, kon de politie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid vermoeden dat in dat pand een hennepplantage aanwezig was, en was de politie derhalve op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd het pand te betreden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde, nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om vast te kunnen stellen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij, nu hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Nu voornoemde wetenschap ontbreekt kan evenmin bewezen worden dat verdachte opzettelijk de loods ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij.
De raadsvrouw heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is en derhalve niet als wettig bewijsmiddel kan dienen. De eerste verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] was zeer gedetailleerd; hij heeft verklaard hoe de kwekerij eruitzag, hoe het zat met de financiering en wat hij met de teelt heeft verdiend. Geen enkele keer heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de naam van verdachte genoemd als betrokkene bij de hennepkwekerij. Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] echter wordt geconfronteerd met een hoog ontnemingsbedrag geeft hij aan zelf slechts een summier aandeel gehad te hebben en wijst hij in de richting van verdachte; hetgeen erop wijst dat medeverdachte [medeverdachte 1] de schuld in de schoenen van verdachte probeert te schuiven.
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar acht en voor het bewijs gebruikt, zich op het standpunt gesteld dat deze verklaring niet door andere wettige bewijsmiddelen wordt ondersteund. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op 6 oktober 2016, midden in de ten laste gelegde periode, contact heeft opgenomen met [naam] om de huur op te zeggen; hetgeen volstrekt onlogisch zou zijn wanneer verdachte betrokken zou zijn bij de hennepkwekerij en daar geld aan zou verdienen. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hetgeen medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard heeft omtrent de wijze van betaling onjuist is, dat er op geen enkele plaats in de loods DNA van verdachte is aangetroffen en dat hij geen motief had voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Ten aanzien van het energieverbruik heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een contract had met Fudura B.V. om het stroomverbruik op te meten; hetgeen een contra-indicatie is voor wetenschap en betrokkenheid bij de hennepkwekerij.
Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het feit dat verdachte voor en na het ontdekken van de hennepkwekerij contact heeft gehad met de medeverdachten niet volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en daarin een bepaalde rol heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Aantreffen hennepkwekerij d.d. 8 januari 2018, opgenomen op pagina 356 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017284143 d.d. 30 oktober 2018, inhoudend als relatering van verbalisant:

Aanleiding onderzoek
Op donderdag 26 oktober 2017 zijn in een bedrijfspand gelegen aan de [straatnaam] te Sappemeer een inwerking zijnde hennepkwekerij en hennepstekkerij aangetroffen.
Omschrijving pand
Het pand betreft een vrij staand bedrijfspand dat op enige afstand van de doorgaande weg ligt. Om het bedrijfspand staat een hek. Het bedrijfspand bestaat uit 3 loodsen. Drie roldeuren geven toegang tot deze loodsen. In een van deze loodsen - de meest rechtse vanuit het gebouw gerekend als je er met je gezicht naar toe staat - bevonden zich de verschillende kweekruimtes. Deze kweekruimtes waren in de loods gebouwd middels een hout skelet, gipsplaten en isolatieplaten. In het pand zagen wij de volgende kweekruimtes:
Kweekruimte l
Kweekruimte l was de eerste kweekruimte waar je vanaf de ingang gezien langs liep. Na het binnentreden door de deur zagen wij het volgende: Het was een langgerekte ruimte van ca . 6 meter lang en 3 meter breed waar aan weerszijden tegen de wand houten stellages stonden met bakken met hennepstekken. In totaal stonden er 89 bakken met hennepstekken. Elke bak bevatte 84 hennepstekken.
Dit betekent dat er totaal 89 x 84= 7476 hennepstekken stonden.
Kweekruimte 2
Kweekruimte 2 lag achter kweekruimte 1. Kweekruimte 2 was ook een langgerekte ruimte van ca. 8 meter lang en 3 meter breed. Middendoor liep een looppad van ca. 7 meter lang en 1 meter breed. In totaal stonden er 391 hennepplanten.
Kweekruimte 3
Kweekruimte 3 was ook een langwerpige ruimte waar de hennepplanten links en rechts van een gangpad stonden. De ruimte was ca. 14 meter lang en 3 meter breed. Middendoor liep een gangpad van ca. 13 meter lang en 1 meter breed. In totaal stonden in deze ruimte 720 hennepplanten.
Kweekruimte 4
Kweekruimte 4 leek sterk op kweekruimte 3. Kweekruimte 4 was eveneens ca. 14 meter lang en 2,8 meter breed. In het midden liep een gangpad van ca. 13 meter lang en 1 meter breed. In totaal stonden er in de ruimte 720 hennepplanten.
Kweekruimte 5
Kweekruimte 5 bevond zich op de eerste verdieping boven het zogenaamde kantoor. De ruimte was ca. 10 meter land en 4 meter breed. In deze kweekruimte stonden 129 moederhennepplanten langs de wanden.
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur
en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 545 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :

V: U woont zelf in Bedum. Hoe kwam u bij het pand?
A: Ja via via. [verdachte] ken ik wel goed. Ik was met [verdachte] in gesprek en kwam er op die manier achter dat dat pand te huur was.
V: Wat betaalde u aan huur voor het pand?
A: Ik betaalde voor dat gedeelte 1500,- euro volgens mij.
V: Waarom huurde u het pand?
A: Door mijn problemen op dat moment werd ik een bepaalde richting in gedreven. Ik moest geld hebben en dan maar op een manier die niet goed was.
V: U gaf aan dat de hennepkwekerij van u was. Wanneer bent u begonnen met de hennepkwekerij?
A: Ik denk dan halverwege 2015. Toen ben ik begonnen met inrichten. Eerst kleinschalig om maar wat geld binnen te krijgen.
V: Wie heeft de hennepkwekerij opgebouwd?
A: Ik.
V: Wie heeft de elektrische installatie aangelegd?
A: Ik.
V: Hoeveel mensen zijn er betrokken bij deze kwekerij?
A: 5 ongeveer. [verdachte] en ik kenden elkaar. Dat verhaal klopt. En op een bepaald moment brandde ik dat dak van het pand. Het pand zou op dat moment net verhuurd gaan worden. Ik gaf aan dat ik zat met geld problemen. Volgens mij zei ik dat tegen [verdachte] . Toen kwam naar voren dat ik eventueel dat pand op mijn naam zou krijgen.
V: Wie stelde voor om dat pand op jou naam te zetten?
A: [verdachte] . En toen is het contract op gesteld en toen is het begonnen.
V: Wist je wat er in dat pand zou gaan gebeuren?
A: In het begin niet, maar dat had ik wel snel door. Toen heb ik geholpen met stroom aanleggen enzo.
V: Dan ben je bezig met het stroom. En verder. Wat heb je daar nog meer gedaan?
A: Ja het stroom en nog wat andere kleine dingen. Ik heb onder andere een afvoer gemaakt. En nog wat andere kleine dingen. Had te maken met de opbouw van de kwekerij.
V: Je gaf aan een beetje geholpen te hebben met het aanleggen van de elektra van de hennepkwekerij. De verdere opbouw, hoe is dit gegaan?
A: Ik werd vaak gebeld als ik een klusje moest doen. Ik had een sleutel. Ik was daar bijna altijd alleen. Do heb ik daar weleens gezien. En ik werd gebeld als er iets kapot was met de stroom ofzo. Dit repareerde ik dan.
V: Hoe vaak ben je in totaal in de hennepkwekerij geweest?
A: Wel vaak. Ik weet echt niet hoe vaak, maar regelmatig.
V: Wie gaf jou opdracht om daar heen te gaan?
A: [verdachte] .
V: Werd je voor de klussen betaald?
A: Soms. Dat ging gewoon per uur. Ik kreeg 25 euro per uur.
V: Heb je behalve het stroom aanleggen andere werkzaamheden verricht voor de kwekerij?
A: Ja ik heb opgeruimd, weleens geknipt.
V: Waren er behalve [verdachte] nog anderen die jou opdracht gaven m.b.t. de hennepkwekerij?
A: Nee.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 juni 2018, opgenomen op pagina 559 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :

V: Wanneer is er begonnen met de opbouw van de hennepkwekrij?
A: Het was ergens in de zomer. In het begin werd er gezegd dat er niets in moest i.v.m. de temperatuur. Het was warm weer dat weet ik zeker.
V: Wie zei dat er op dat moment niets in moest i.v.m. de temperatuur?
A: [verdachte] .
V: Wie waren bij de opbouw van de hennepkwekrij aanwezig?
A: De keren dat ik er was er een man die mij geholpen heeft met tillen.
V: Was [verdachte] er ook bij?
A: Die was er weleens, maar die hielp niet mee.
V: Je gaf aan dat [verdachte] jou opdracht gaf om werkzaamheden te doen in de kwekerij. Wanneer is dat gebeurd?
A: Pfff ja meestal als er wat met het stroom was.
V: Hoe is dat gebeurd?
A: Dan belde hij of stuurde een sms’je met stroomprobleem ofzo. Dan ging ik heen om te kijken wat er aan de hand was. Dat zag ik dan wel snel. [verdachte] durft niet aan stroom te zitten.
V: Wat is je contact na het opruimen geweest met [verdachte] ?
A: We hebben elkaar nog wel gesproken. Dan zei [verdachte] dat ik als ik opgepakt werd bepaalde dingen moest zeggen en moest volhouden dat de kwekerij van mij was.
V: Wie hadden er een sleutel van het pand?
A: Ik en [verdachte] sowieso.
V: Je vertelde in je vorige verklaring dat je een keer goederen afkomstig uit de kwekerij naar een boer heb gebracht. Met wie was je toen?
A: Volgens mij met [verdachte] .
V: Reed [verdachte] met jou mee of jij met [verdachte] ?
A: Ik met hem.
V: Wat voor goederen bracht je daar?
A: Slabs.
V: Waar lagen die goederen op dat moment?
A: Lagen al in z’n bus.
V: Maar je kunt je wel herinneren dat je contant geld kreeg van [verdachte] en dit bewust op je
privérekening stortte om de huur over te maken?
A: Ja dat kan ik me vaag wel herinneren. Verder heb ik nooit huur betaald.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 350 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:

Op donderdag 26 oktober 2017 werd in een bedrijfspand gelegen aan de [straatnaam] te Sappemeer een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Op vrijdag 27 oktober 2017 omstreeks 15:19 uur meldt een man genaamd [medeverdachte 1]
woonachtig in [woonplaats] zich op het politiebureau te Hoogezand. De man vertelt dat de
hennepkwekerij van hem was. [medeverdachte 1] maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Van dit telefoonnummer werden de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode van 6 september 2017 t/m 25 november 2017.
In deze periode blijkt uit de verkeersgegevens dat de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] op 11 oktober 2017 en 27 oktober 2017 omstreeks 14:28 uur de mast in [plaats] aanstraalt.
Opmerking verbalisant: Dit is ruim 3 kwartier eerder nadat [medeverdachte 1] zich bij het politiebureau had gemeld. [verdachte] is woonachtig in [plaats] .
Op 30 oktober 2017 omstreeks 15:00 uur meldt een man genaamd [verdachte] zich op het
politiebureau te Hoogezand. [verdachte] zegt de huurder te zijn van het pand [straatnaam] te Sappemeer. Een deel, waar de hennepkwekerij is aangetroffen, verhuurt hij aan [medeverdachte 1] . [verdachte] vraagt waarom wij (politie) [medeverdachte 1] niet hebben vast gehouden.
Onderstaand overzicht geeft de bel/sms contacten weer tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Opmerking verbalisant: Voordat [verdachte] zich meldt op het bureau (30-10-2017) heeft hij 's-ochtends SMS contact met [medeverdachte 1] . De dag erna heeft hij enkele belcontacten met [medeverdachte 1] .
Uit het onderzoek bleek dat er in de hennepkwekerij een DNA-spoor was aangetroffen welke gematcht is aan de verdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] maakt gebruik van de vaste telefoonaansluiting [telefoonnummer] en de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
Uit de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer van [medeverdachte 1] bleek dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geen enkele contact met elkaar hadden via de eerder genoemde
telefoonnummers.
[verdachte] maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer].
Van dit telefoonnummer werden de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode van 12 september 2017 t/m 25 november 2017
Uit deze verkeersgegevens blijkt dat [verdachte] op 8/11, 9, 11, 13/11 en 14/11/2017 contact heeft gehad met de vaste telefoonaansluiting van [medeverdachte 2]
Conclusie: Uit bovenstaande verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van [verdachte] zowel voor als na het ontdekken van de hennepkwekerij contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en na het ontdekken van de hennepkwekerij met [medeverdachte 2] . .

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2018, opgenomen op pagina 524 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:

Tijdens onderzoek "Lifgun" zijn er meerdere telefoontaps aangesloten, dit in de hoop om tijdens het onderzoek nog sterkere aanwijzingen te krijgen over de samenwerking tussen de verdachten, dan wel om de identiteit te achterhalen van de andere verdachten (2 mannen en 2 vrouwen). Tevens wilden we graag zien of de verdachten contact met elkaar zouden opnemen nadat ze op de hoogte waren gebracht middels een ontbiedingsbrief. Hieronder wordt weergegeven van welke telefoonnummers en welke periode het communicatieverkeer is verstrekt aan het onderzoeksteam.
Telefoonnummer [telefoonnummer], volgens het rapport van het Centraal informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT), in gebruik bij verdachte [verdachte] .
Op 17 mei 2018 heeft de RC het bevel afgegeven voor het opnemen van telecommunicatie voor de periode van 16 dagen, namelijk van 17 mei 2018 tot en met 1 juni 2018.
Bijzonderheden taplijn: Op 18 mei 2018 om 19:25 uur heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 2] . Verdachte [verdachte] werd gebeld door verdachte [medeverdachte 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] Sessienummer gesprek: 306. Tijdens dit gesprek is het volgende te horen (letterlijk uitgewerkt):
[verdachte] WGO NNM3386
NNM3386: hey met [medeverdachte 2] (klinkt als). Ben je thuis?
[verdachte] : Wat?
NNM3386: Ben je thuis?
[verdachte] : Nee ik ben niet thuis
NNM3386: Oh ik ben nu bij jou thuis, .... (deel niet te verstaan)
[verdachte] : Nee dat kan niet, maar morgenvroeg ben ik er wel
NNM3386: Ja? Hoe laat?
[verdachte] : Euh 10 uur
NNM3386: Ja oké dat is goed. Ik zie jou morgen ja? Doei
[verdachte] : Doei
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er op 26 oktober 2017 in een bedrijfspand aan de [straatnaam] te Sappemeer een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte op enige wijze betrokkenheid heeft gehad bij die hennepkwekerij.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van doorslaggevende betekenis. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring en het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] consistent heeft verklaard. De rechtbank acht ook van belang dat [medeverdachte 1] met deze verklaring zichzelf in aanzienlijke mate belast en niet de schuld op de andere medeverdachten afschuift. Medeverdachte [medeverdachte 1] is twee keer verhoord en reeds in zijn eerste verhoor heeft hij zijn eigen rol en de rol van verdachte uiteengezet.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen; te weten de uitdraai van het energieverbruik, waaruit volgt dat, nadat het huurcontract op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] is gezet en de hennepkwekerij opgezet werd, het stroomverbruik van 2.000 kWh per maand gestegen is naar 10.000 tot 15.000 kWh per maand. Dat deze aanzienlijke stijging in stroomverbruik bij verdachte niet is opgevallen acht de rechtbank onaannemelijk; een dergelijk stroomverbruik kan niet, zoals verdachte heeft aangevoerd, worden behaald wanneer er enkel huisraad wordt opgeslagen. Daar komt bij dat is afgesproken dat bij de huurprijs de kosten voor het energieverbruik waren ingerekend, hetgeen normaal gesproken bij een huurcontract niet aan de orde is. Er komt bij de rechtbank het beeld naar voren - nu er in het pand één stroommeter was voor meerdere onderhuurders - dat deze afspraak bewust is gemaakt zodat de andere huurders zich niet zouden uitlaten over een te hoge energierekening.
Uit deze verklaring volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] begin 2015 het dak van een bedrijfspand van verdachte moest branden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan verdachte laten weten dat hij in financieel zwaar weer verkeerde, waarna verdachte aanbood om medeverdachte te helpen. Verdachte heeft geïnitieerd om het bedrijfspand op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] te zetten; waarna bij medeverdachte [medeverdachte 1] snel duidelijk werd dat er in het pand een hennepkwekerij opgezet zou worden. Medeverdachte [medeverdachte 1] kreeg van verdachte contant geld om dit vervolgens op zijn eigen rekening te storten en onder de noemer 'huur' over te maken naar verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de hennepkwekerij in de zomer van 2015 opgebouwd, heeft in deze hennepkwekerij de elektrische installatie aangelegd, de hennepplanten geknipt en goederen vanuit de hennepkwekerij vervoerd. Voornoemde werkzaamheden voerde medeverdachte [medeverdachte 1] uit in opdracht van verdachte.
Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, acht de rechtbank, gelet op hetgeen hierboven uiteen is gezet, volstrekt onaannemelijk. De rechtbank wordt in die conclusie gesteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte, waaruit volgt dat verdachte op opmerkelijke momenten contact had met zijn medeverdachten; namelijk kort voor en kort na het ontdekken van de hennepkwekerij heeft hij contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en kort na het ontdekken van de hennepkwekerij heeft hij contact met medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen hoe verdachte zijn betrokkenheid juridisch gekwalificeerd moet worden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte bij het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij een aansturende, leidinggevende rol heeft gespeeld. Niet alleen geeft hij medeverdachte [medeverdachte 1] opdracht om verschillende werkzaamheden uit te voeren in geval er (stroom)problemen waren in de kwekerij, ook had verdachte zelfstandig toegang tot de hennepkwekerij nu hij een sleutel van de loods had. Bovendien genoot verdachte van het grootste gedeelte van de opbrengst van de kwekerij. De rechtbank acht deze rol van verdachte van dusdanig gewicht, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten, zodat van medeplegen sprake is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 oktober 2017 te Sappemeer, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, in een pand aan de [straatnaam] , een hoeveelheid van ongeveer 1831 hennepplanten, 7476 hennepstekken en 129 moederplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast dienst aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het LOVS. In strafmatigende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf te matigen. Voorts is een voorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het tijdsverloop, een brug te ver. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte weliswaar documentatie heeft, echter betreffen dit geen Opiumwetfeiten. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat rekening gehouden dient te worden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich langdurig schuldig gemaakt aan het medeplegen van grootschalige hennepteelt. In een loods aan de [straatnaam] in Sappemeer is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin circa 1831 hennepplanten, 7476 hennepstekken en 129 moederplanten. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het kweken van hennep wordt daarnaast vaak omgeven door andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen of openheid van zaken gegeven. Door het pand waarin de kwekerij was gevestigd zogenaamd te verhuren heeft verdachte er op voorgesorteerd dat bij betrapping de medeverdachte verantwoordelijk zou worden gehouden. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is voor de bestraffing van hennepteelt in een kwekerij met 500 tot 1.000 hennepplanten als oriëntatiepunt een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden in combinatie met een taakstraf van 180 uren vastgesteld. In het onderhavige geval was echter sprake van een aanzienlijk groter aantal hennepplanten en zijn er voorts hennepstekken en moederplanten aangetroffen. Daar komt bij dat de periode van kweken meer dan twee jaren behelst en er vele oogsten zijn geweest. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf niet aan de orde; een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de enige passende sanctie.
De rechtbank stelt echter ook vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze overschrijding komt voor rekening van het openbaar ministerie. De rechtbank zal in de strafmaat in rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, in die zin dat op de gevangenisstraf die de rechtbank zonder de vertraging zou hebben opgelegd (14 maanden) een korting wordt toegepast.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten kennelijk anders beoordeelt dan de officier van justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2021.