ECLI:NL:RBNNE:2021:4958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
18/020456-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepzaak wegens gebrek aan bewijs van opzet

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het (medeplegen van) aanwezig hebben van 25 hennepstekken. De verdachte was niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. T. Mustafazade. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten op of omstreeks 15 januari 2020 in Heereveen.

Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd, stellende dat de verdachte medepleger was van het voorhanden hebben van de hennepstekken, die in de auto van de medeverdachte waren aangetroffen. De verdediging betoogde echter dat de verdachte het voertuig slechts kortstondig had geleend en niet op de hoogte was van de inhoud van de doos met hennepstekken. De raadsvrouw stelde dat er geen bewijs was voor opzet of nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte. De rechtbank stelde vast dat de medeverdachte de hennepstekken in zijn auto had geplaatst en dat de verdachte niet wist van de inhoud van de doos tijdens het gebruik van de auto. Gezien het gebrek aan bewijs van opzet en nauwe samenwerking, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/020456-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

11 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2021.
Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen als gemachtigd raadsvrouw van verdachte mr. T. Mustafazade, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2020, te Heereveen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een auto met kenteken [kenteken]) aanwezig heeft/hebben gehad 25 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals nader omschreven in haar schriftelijk requisitoir, veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld
dat gelet op het aantreffen van de hennepstekken in de auto van de medeverdachte [medeverdachte] , het feit dat verdachte [verdachte] hierin reed en de gesprekken die zijn aangetroffen in de telefoons van de medeverdachte, er sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van
25 hennepstekken. Deze hennepstekken bevonden zich in de machtssfeer van beide verdachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het voertuig kortstondig van eigenaar [medeverdachte] heeft geleend. Hij heeft de doos wel gezien maar niet aangeroerd. Gelet hierop heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden geacht dat verdachte opzettelijk hennepstekken voorhanden had, dan wel bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard, dan wel dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat verdachte wel enige wetenschap zou moeten hebben gehad in de vorm van voorwaardelijk opzet, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit enkele handelen niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Meer subsidiair, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsvrouw om deze zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde nog nader te bepalen getuigen te doen horen, om zodoende aan te tonen dat verdachte geen enkele betrokkenheid heeft bij de feiten welke aan medeverdachte [medeverdachte] ten laste zijn gelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van het strafdossier stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] een doos met 25 hennepstekken in zijn auto heeft gezet. Vervolgens heeft [medeverdachte] zijn auto voor een korte periode aan verdachte uitgeleend, omdat de auto van verdachte bij de garage stond. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte ten tijde van de autorit wetenschap heeft gehad van de inhoud van de doos, dan wel anderszins enige vorm van opzet heeft gehad op het vervoeren en aanwezig hebben hiervan. Voorts bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat ten aanzien van de doos met hennepstekken sprake was een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de eigenaar van de auto, medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook niet bewezen dat verdachte opzettelijk 25 hennepstekken aanwezig heeft gehad en spreekt verdachte daarvan vrij.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2021.