Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2. De officier van justitie acht de feiten te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat verdachte wist dan wel kon redelijkerwijs kon vermoeden dat de inreis en het verblijf van de personen die hij naar Nederland vervoerde wederrechtelijk was.
Deze wederrechtelijkheid is ook pas ontstaan op het moment dat zij asiel wilden aanvragen. Immers, het ging om Moldaviërs met geldige paspoorten en die mogen in beginsel 90 dagen zonder visum binnen de Europese Unie reizen (tijdens de zogenaamde ‘vrije termijn’ als bedoeld in artikel 12 van de Vreemdelingenwet).
De officier van justitie baseert zich met betrekking tot de vermeende wetenschap van verdachte over bedoelde wederrechtelijkheid ten onrechte op de verklaringen van de vervoerden, dat zij verdachte en medeverdachte tijdens hun reis hebben verteld dat zij asiel wilden aanvragen in Nederland. Dit, terwijl de verklaringen van deze personen op andere onderdelen aantoonbaar onjuist zijn. Zo strookt hun verklaring dat zij pas ergens in Duitsland bij een tankstation bij verdachte en medeverdachte in de auto zijn gestapt niet met de bevindingen over grenscontroles waaruit is gebleken dat zeven van hen gezamenlijk met medeverdachte in de auto de Hongaarse grens zijn gepasseerd.
Ten aanzien van feit 2 ontbreekt eveneens het bewijs. Winstbejag is enkel van belang bij het verschaffen van verblijf. Niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze bekend was met de plaats van verblijf van de vervoerde personen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
11. De door verdachte ter zitting van 15 juli 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat we de mensen vanuit Duitsland mee naar Nederland hebben genomen. Mijn broer was de chauffeur. Als mijn broer moe was, dan reed ik ook wel.
12. De door verdachte ter zitting van 29 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Wij zijn op 5 augustus 2019 uit Moldavië vertrokken. Mijn broer (de rechtbank begrijpt: medeverdachte) vroeg mij of ik met hem mee wilde rijden. Tijdens de reis vertelde mijn broer mij dat zijn vriend [naam 11] hem geld voor de reis zou geven. Ik zou daar ook iets van krijgen. De mensen die wij vervoerden waren de mensen die mijn broer voor die vriend uit Moldavië had meegenomen. We zouden naar Nederland gaan om die mensen daar af te zetten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Koninklijke Marechaussee met nummer 27MOGEND0URA / 27DAE190004, d.d. 16 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij zagen op 7 augustus 2019 omstreeks 10:15 uur een witte bestelbus voorzien van het kenteken afkomstig uit Litouwen: [kenteken] , zijnde een Mercedes-Benz VITO. Wij zagen dat er in het voertuig meerdere mensen zaten. De bestuurder overhandigde mij een paspoort op naam van: [medeverdachte] . De bijrijder overhandigde een paspoort voorzien op naam van: [verdachte] . De overige inzittenden betroffen 2 mannen, 3 vrouwen en 5 kinderen.
Ik vroeg middels een tolk aan de mensen achterin de auto wat deze mensen hier deden. Ik hoorde een aantal zeggen dat ze naar Nederland kwamen, vanuit Duitsland, om asiel aan te vragen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 augustus 22019, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Controle van de passagiers/gesmokkelden/getuigen wees uit dat het de volgende personen betreft.
1. [naam 1] , [geboortedatum] -1990
2. [naam 2] , [geboortedatum] - 1994, nationaliteit Moldavië
3. [naam 3] , [geboortedatum] -2013, nationaliteit Moldavië
4. [naam 4] , [geboortedatum] -2015, nationaliteit Moldavië
5. [naam 5] , [geboortedatum] -2016, nationaliteit Moldavië
6. [naam 6] , [geboortedatum] -2019, nationaliteit Moldavië
Opgemerkt wordt dat dit het gezin [naam gezin 1] betreft met vader, moeder en 4 kinderen.
7. [naam 7] , [geboortedatum] -1997, nationaliteit Moldavië
8. [naam 8] , [geboortedatum] -1998, nationaliteit Moldavië
9. [naam 9] , [geboortedatum] -2017, nationaliteit Moldavië
Opgemerkt wordt dat dit gezin [naam gezin 2] betreft met vader, moeder en 1 kind.
10. [naam 10] , [geboortedatum] -1967, nationaliteit Moldavië
Opgemerkt wordt dat dit de moeder van [naam 8] betreft.
Alle 10 gesmokkelden zijn in het bezit van een geldig biometrisch Moldavisch paspoort met een inreisstempel Schengen d.d. 6 augustus 2019 van het land Hongarije.
Gezien het feit dat de gesmokkelden tijdens de staande houding hebben verklaard dat zij allen naar Nederland kwamen om asiel aan te vragen, kan worden gesteld dat zij niet voldoen aan termijn om toegestaan te verblijven in Nederland. De intentie van binnenkomst is namelijk om een verblijfsvergunning te krijgen, middels een asielaanvraag, en dus langer dan de vrije termijn in Nederland te verblijven.
Navraag IND
Door de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) werd medegedeeld:
"De Moldaviërs in het bezit van een Biometrisch Moldavisch paspoort hebben geen circulatierecht (vrij mogen reizen) binnen de EU. Omdat ze asiel aanvragen, zijn ze in strijd met artikel 12 Vreemdelingen Wet. Dit omdat artikel 12 VW toeziet op verblijf bepaalde tijd. Asielaanvraag is per definitie voor onbepaalde tijd.”
Omdat de gesmokkelden/getuigen/passagiers dus niet voldoen aan de geldende wetgeving, is er geen sprake van "90 dagen vrije termijn" en hebben zij op het moment dat zij Nederland inreizen een onrechtmatige status in Nederland en kunnen zij als illegaal worden aangemerkt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2019, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op woensdag 7 augustus 2019 om 15:56 uur is in verband met het onderzoek naar mensensmokkel een Samsung Galaxy A50 kleur zwart in beslaggenomen onder verdachte [medeverdachte] . Op dinsdag 13 augustus 2019 heeft een tolk een chat conversatie vertaald afkomstig van de Samsung Galaxy A50 van [medeverdachte] . De conversatie vond mogelijk plaats tussen [medeverdachte] met nummer: [telefoonnummer] en [naam 11] met nummer [telefoonnummer] . De conversatie is van 1 juni 2019 tot en met 7 augustus 2019. Hieronder volgen mijn bevindingen.
Op 5 augustus 2019 om 11:33 uur stuurt [medeverdachte] : [naam 11] , ik ga slapen, mocht er wat zijn, ik sta om 16:00 u op, dan vertrekken we als het moet. [naam 11] antwoord om 12:40 uur: We vertrekken om 6 u. Om 20:43 uur stuurt [naam 11] een telefoonnummer: [telefoonnummer] en zegt om 20:59 uur: Vergeet de verzekering niet voor de zigeuners. Om 22:41 uur vraagt [naam 11] : Ben je gepasseerd.
Vervolgens vinden er van 5 augustus 2019, 23:11 uur, tot en met 6 augustus 2019, 11:04 uur,
3 uitgaande gesprekken en 3 inkomende gesprekken tussen [naam 11] en [medeverdachte] plaats.
(p. 105) Op 6 augustus om 11:14 uur stuurt [medeverdachte] naar [naam 11] : Alles gewoon 50, echter tegen de zigeuners zei ik 100. [naam 11] antwoord met: ok.
Er volgt nog een spraakbericht om 11:17 uur, mogelijk van [medeverdachte] met daarin: Ik heb bij de grensovergang Krakau ingevoerd en ik denk dat ik niet eens door Slowakije kom. Om 11:31 uur wordt [medeverdachte] gebeld door [naam 11] voor de duur van 1:11 min. Om 15:24 uur is er nog een gemiste oproep. Om 15:16 uur vraagt [naam 11] : Waar ben je? Om 20:02 uur vind er een uitgaand gesprek plaats.
Daaropvolgend stuurt [naam 11] een afbeelding met het bezoekadres van Ter Apel te weten: Ter Apel bezoekadres: Ter Apelervenen 4 9561 MC Ter Apel. Dit vond om 21:48 uur plaats. Om 21:49 uur vindt er vanaf de telefoon van [medeverdachte] nog een spraakbericht plaats waarin het volgende gevraagd wordt: Ik heb nog 400 km tot Berlijn, kan ik nu dit adres invoeren?
Om 02:05 uur stuurt [naam 11] : Ben je gepasseerd. Om 02:09 uur stuurt [medeverdachte] : 150 km tot Berlijn. Om 02:10 uur stuurt [naam 11] : ok.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2019, opgenomen op pagina 121 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 13 augustus 2019 heeft een tolk een chat conversatie vertaald afkomstig van de Samsung Galaxy A50 van [medeverdachte] . De conversatie vond mogelijk
plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) .
Op 6 augustus 2019 om 14:43 uur deelt ' [verdachte] ' het bezoekadres van Ter Apel te weten:
Ter Apel bezoekadres: Ter Apelervenen 4 9561 MC Ter Apel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 234 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 8 augustus 2019, zijn de gegevens van een Samsung SM-J510h Galaxy J5 veiliggesteld, nadat deze op dezelfde dag onder verdachte [verdachte] in beslag was genomen. Tijdens de analyse zijn er een aantal audiobestanden naar voren gekomen welke door een tolk zijn vertaald. Op woensdag 16 oktober 2019 heb ik de vertaling van de audiobestanden geanalyseerd.
Bijlage 1: Vertaling audiobestanden app Voice recorder Samsung Galaxy J5
(p. 336) gesprek met [naam 14] [telefoonnummer] , 5 augustus 2019, 16:29 uur:
Man2 : We zal het weten [verdachte]
Man1 : En in Nederland waar, in welke plaats?
Man2 : waar we met die lul [naam 12] (fon) zijn geweest.
Man1 : Aha.
Man2 : Van daar, 30 km tot naar de grens met Nederland.
Man 1 : We gaan naar Nederland, laden en keren terug zonder
Man 1 : Nederland- Moldavië en klaar.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 augustus 2019, opgenomen op pagina 280 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
(p. 281) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Alleen de Moldavische nationaliteit.
A: Ik ben getrouwd met [naam 2] (fonetisch)
A: Ik heb vier kinderen. Ze heten [naam 4] [naam 3] [naam 6] en [naam 5] (fonetisch).
V: Kunt u precies zeggen wie er in de auto zat?
A: Er zaten vijf (5) volwassenen en vijf (5) kinderen.
V: Uw vrouw heet [naam 2] . Haar tante [naam 10] was erbij. Hoe heet de zuster van uw vrouw?
(p. 283) V: Hoe heet de man van de nicht van uw vrouw?
A: [naam 7] .
V: En verder?
A: Familienaam? [naam 7] .
V: Er zijn nog twee volwassenen in de auto. Wie waren dat?
A: De ene is de chauffeur van de auto. De andere die was naast hem.
A: De chauffeur vroeg waar moeten jullie heen en vervolgens hebben we gezegd dat we asiel wilden aanvragen.
V: De communicatie ging dus via uw vrouw. Wat heeft ze gevraagd aan de chauffeur?
A: Ze heeft gevraagd om ons naar Ter Apel te brengen om asiel aan te vragen. Dit heeft ze aan de chauffeur gevraagd om ons daar naar toe te brengen.
V: Waar is jullie reis begonnen?
A: In Moldavië.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 augustus 2019, opgenomen op pagina 286 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
(p. 287) Eergisteren zijn we vertrokken uit Moldavië, met tien mensen, 5 volwassenen en 5 kinderen. Allemaal Familie.
(p.291) V: Wisten de bestuurder en de bijrijder van jullie doel om asiel aan te vragen in Ter Apel?
A: Ja, dat hebben wij hen verteld. Dat zijn mijn vrouw en mijn tante geweest.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 augustus 2019, opgenomen op pagina 312 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 7] :
V: Hebben jullie ook verteld waar jullie naar toe wilden? En wat jullie wilden gaan doen?
A: Ja, we hebben gezegd dat we asiel aan wilden vragen in Nederland.
V: Heeft de bestuurder of bijrijder gevraagd of jullie in het bezit waren van geldige reisdocumenten?
A: Nee, geen van beiden heeft daar om gevraagd.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 316 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 7] :
V: Hebben de personen voorin de bus gevraagd of u in het bezit was van geldige documenten om naar Nederland te reizen?
A: Ze hebben ons niet gevraagd naar onze paspoorten.
V: Hebben jullie het doel van de reis ook besproken?
A: We hebben gesproken dat we asiel wilden in Nederland.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 326 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 8] :
(p.329) V: Hebben de twee mannen nog gezegd wat zij daar deden?
A: Wij zeiden wij willen naar Nederland, asiel aanvragen. Toen begrepen zij ons.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. (persoonsdossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 31) A: Ik kreeg de opdracht van [naam 13] om naar Risnari, republiek Moldavië, te rijden om daar vijf volwassenen en vijf kinderen op te halen. Deze personen moest ik naar Nederland brengen. De afspraak was dat ik in Duitsland het juiste adres per SMS zou krijgen van [naam 13] . De mensen die ik vervoerde, wisten precies waar ze naar toe moesten. Deze mensen zijn zigeuners. Ze vertelden dat ze onderweg waren naar een trouwerij maar volgens mij was dat gewoon een smoes. We zijn uit Riscani afgelopen maandag omstreeks 22:00 uur vertrokken.
V: Wat kunt u verklaren over de verblijfstatus van de personen die bij u in de auto zaten?
A: Dat weet ik niet. Dit zijn zigeuners.
V: Over welke documenten beschikken zij ?
A: Ik heb geen paspoorten of iets dergelijks gezien.
A: Ik heb van de passagiers 950 euro ontvangen voor de reis naar Nederland. [naam 13] had mij verteld dat dit geld aan hem moest worden gegeven. Ik zou dan tweehonderd euro krijgen en mijn broer ook. Dus tweehonderd euro per persoon.
A: Ik heb zelf de brandstof en eten betaald. Ik mocht dit van de 950 euro aftrekken. De kassabonnetjes moest ik bij terugkomst aan [naam 13] overleggen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. (persoonsdossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 36) V: Wie is je baas?
A: Het zijn twee broers, [naam 13] en [naam 11] . Alle passagiers bellen [naam 11] op, de chauffeurs hebben geen communicatie met de passagiers. En ik communiceer met [naam 11] en hij zegt mij waar ik naar toe moet rijden.
(p. 41) A: In Polen heb ik [naam 11] opgebeld. En toen stuurde hij een Nederlands adres.
V: Zijn er nog mensen in of uitgestapt?
A: Nee vanuit Moldavië naar Nederland dezelfde mensen. En ik en mijn broer. Wij
reden om de beurt.
A: Bij de laatste stop in Duitsland heb ik de paspoorten gecontroleerd. Want ze zouden dan asiel gaan aanvragen. Dat had ik gehoord.
V: Dus u controleerde de documenten omdat u dacht dat ze asiel aan gingen vragen?
A: Ja, omdat ik het niet vertrouwde of ze echt naar een trouwerij gingen of zouden gaan werken.
V: U wist toen dus dat ze verschillende verhalen vertelde?
A: Ja.
V: Je broer was de hele rit bij je, hoe noem je je broer altijd?
A: [verdachte] .
V: Hoe staat hij in je telefoon.
A: [verdachte]
(p. 42) V: Wie bepaald het bedrag voor de rit?
A: [naam 11] .
V: Wat was het bedrag dat zij per persoon moesten betalen?
A: Ik begreep dat het 120 per volwassen was en 70 per kind maar in totaal was het 950 zijn.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. (persoonsdossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 46) V: Wat zegt het adres: Ter Apelervenen 4 9561 MC Ter Apel jou?
A: Ik heb dit adres gekregen van [naam 11] .
A: Ik weet de wegen niet in Europa. Ik had dit adres gekregen van [naam 11] . Ik had nog 400 kilometer tot Nederland en ik vroeg of ik dit adres mocht invoeren.
(p. 51) V: Hoe wordt jij zelf genoemd door je broer?
A: [naam 14].
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. (persoonsdossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 33) V: U bent gisteren aangehouden voor mensensmokkel. Waar kwam u vandaan?
A: Ik ben uit Moldavië gekomen. We hebben de mensen in Moldavië, Riscani, opgepikt.
V: Wie is de persoon die bij u in de auto naast u zat?
A: Mijn broer, [medeverdachte] .
V: Wie zijn de overige personen in het voertuig?
A: Ik ken ze persoonlijk niet, heb ook niet met ze gesproken, de eigenaar van de auto vertelde dat ze in Nederland een ceremonie hadden . De eigenaar van de auto vroeg aan mijn broer als hij wilde rijden. We hebben het adres ingevoerd op de navigatie van waar we heen
moesten.
(p. 34) V: Wat kunt u verklaren over de verblijfstatus van de personen die bij u in de auto zaten?
A: Het zijn mogelijk zigeuners. Moldaviërs.
A: Ik heb niet gezien of ze documenten of paspoorten bij zich hadden.
V: Je broer heeft verklaard dat jullie beiden tweehonderd euro zouden krijgen.
A: Dit geld zouden we pas krijgen als we weer terug in Moldavië waren.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2019, opgenomen op pagina 37 e.v. (persoonsdossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte:
(p.42) A: In Riscani zijn de personen die vervoerd moesten worden in het busje gestapt. 5 volwassenen en 5 kinderen. Er is niet gesproken, mijn broer zou de personen naar Duitsland brengen op verzoek van de eigenaar.
V: Is er iets afgesproken over een betaling ofzo?
A: De eigenaar zou mijn broer 400,- euro geven. Van dat geld zou mijn broer mij ook iets geven.
(p.45) V: U was onderweg naar een plaats vlakbij de grens met Duitsland en Nederland?
A: Mijn broer heeft het adres gekregen. Ik weet dat hij dat adres in de GPS van de telefoon heeft gezet en dat wij de route hebben gereden via die GPS.
A: Ik weet dat dit een adres is wat aan mijn broer is doorgegeven via de telefoon. Voordat hij vertrok uit Moldavië heeft hij dit besproken met de eigenaar. Ik ging op reis om mijn broer te helpen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Wederrechtelijke toegang en verblijf
De rechtbank overweegt dat het begrip “wederrechtelijk” in de delictsomschrijving van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) gelet op de wetsgeschiedenis dient te worden uitgelegd als “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid”. De in artikel 197a Sr bedoelde hulp moet zijn verleend aan iemand die voor de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in Nederland aan geen rechtsregel - van nationale of internationale herkomst - enige titel kan ontlenen.
In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). In dit kader is van belang artikel 8 onder i van de Vw waarin is bepaald, dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gedurende de zogenaamde vrije termijn (van 90 dagen) als bedoeld in artikel 12 van de Vw.
Uit de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 7] en [naam 8] blijkt dat de personen uit Moldavië, die door verdachte en medeverdachte naar Nederland zijn vervoerd, naar Nederland zijn gereisd om asiel aan te vragen. Dit betekent dat zij het voornemen hadden om langer dan 90 dagen in Nederland te verblijven. Gelet hierop voldeden zij niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor rechtmatig verblijf gedurende de vrije termijn. Immers, uit artikel 3.3, eerste lid onder c. van het Vreemdelingenbesluit volgt dat de vrije termijn niet geldt voor vreemdelingen die voor een verblijf van langer dan 90 dagen naar Nederland zijn gekomen.
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de toegang en het verblijf van de in de tenlastelegging genoemde personen in Nederland wederrechtelijk was.
Wetenschap
De rechtbank acht daarbij tevens bewezen dat verdachte wist dat de toegang van deze personen tot en het verblijf van hen in Nederland wederrechtelijk waren en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard zij de betrokken personen in opdracht van [naam 11] vanuit Moldavië via Duitsland naar Nederland hebben gereden en dat het medeverdachte was die de contacten met [naam 13] onderhield. Uit onderzoek aan de telefoons van verdachte en medeverdachte is gebleken dat er tijdens de reis veelvuldig contact is geweest tussen [naam 13] en medeverdachte. Op 5 augustus 2019, om 21.48 uur, stuurt [naam 13] aan medeverdachte een afbeelding van het adres van het AZC in Ter Apel, waarna medeverdachte vraagt of hij dit adres nu kan invoeren. Op 6 augustus 2019 deelt verdachte via zijn telefoon genoemd adres met medeverdachte. Uit een telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte van 5 augustus 2019 leidt de rechtbank af, dat verdachte en medeverdachte eerder bij het AZC in Ter Apel zijn geweest. In bedoeld gesprek vraagt ‘man 1’ namelijk: “En in Nederland waar, in welke plaats?”, waarop ‘man 2’ antwoordt: “waar we met die lul [naam 12] (fon) zijn geweest.”
Nu ‘man 1’ eerder in het gesprek ‘man 2’ aanspreekt met ‘ [verdachte] ’, zijnde de naam die medeverdachte voor verdachte gebruikt, staat voor de rechtbank vast dat even bedoeld gesprek is gevoerd tussen verdachte en medeverdachte.
De verklaring van verdachte dat hij het AZC in Ter Apel, waarvan hij het adres in zijn telefoon had ingevoerd, niet kende, schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde.
Verder hebben de getuigen [naam 1] , [naam 7] en [naam 8] verklaard dat zij aan verdachte en medeverdachte hebben verteld dat zij asiel in Nederland wilden aanvragen. Verdachte heeft ontkend dat zij zulks aan hem hebben verteld, maar de verklaring van deze getuigen wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte, inhoudend dat hij bij de laatste stop in Duitsland de paspoorten van de personen heeft gecontroleerd omdat hij gehoord had dat ze asiel gingen aanvragen.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wist dat de toegang tot Nederland van de personen die hij vervoerde en het verblijf van deze personen in Nederland wederrechtelijk was.
Winstbejag
Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. Verdachte heeft gezegd dat hij na afloop van de reis een vergoeding zou krijgen van [naam 11] en dat medeverdachte daarin zou meedelen. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat het handelen van de verdachte erop gericht was om zichzelf te verrijken.
Medeplegen
Verdachte en medeverdachte hebben de in de tenlastelegging genoemde personen samen naar Nederland vervoerd, waarbij zij elkaar als chauffeur hebben afgewisseld. Zij waren beiden bekend met het doel van de reis van de Moldaviërs en zij zouden beiden na afloop van de reis 200 euro ontvangen. Dat levert een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander.