ECLI:NL:RBNNE:2021:4794

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
C/17/178971 / HA RK 21/60
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toedeling van percelen in het kader van landinrichting en bezwaar tegen ruilplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting het Klaarkampster Weeshuis en de Bestuurscommissie 'Franekeradeel-Harlingen' over de toedeling van percelen in het kader van een landinrichtingsproject. Het Weeshuis, dat meerdere percelen heeft ingebracht, maakte bezwaar tegen de toedeling van kavel RIE00XY001031 en verzocht om toedeling van perceel RIE00XY00089, zoals in het ontwerp-ruilplan was voorzien. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij het verzoekschrift van het Weeshuis op 3 juni 2021 is ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2021.

De rechtbank oordeelde dat de toedeling van de percelen door Gedeputeerde Staten niet onterecht was. De rechtbank constateerde dat de toedeling van de percelen in overeenstemming was met de uitgangspunten van de gebiedsontwikkeling, waarbij concentratie van grondgebruik en afstandsverkorting tussen veldkavels en bedrijfsgebouwen centraal stonden. Het Weeshuis had niet aangetoond dat de toedeling niet voldeed aan deze uitgangspunten. De rechtbank concludeerde dat de toedeling in de gegeven omstandigheden de toets der kritiek kon doorstaan en verklaarde het beroep van het Weeshuis ongegrond.

De rechtbank besloot verder dat de proceskosten zouden worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking staat voor belanghebbenden beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Landinrichtingskamer
zaaknummer: C/17/178971/HA RK 21-60
beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 3 november 2021
inzake
de stichting
Stichting het Klaarkampster Weeshuis,
gevestigd te Leeuwarden,
gemachtigde: ing. mr. S.A. Bruinsma;
verzoekster inzake het ruilplan dat is opgemaakt door de
Bestuurscommissiein de Gebiedsinrichting
"Franekeradeel-Harlingen"en dat is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 januari 2021, verweerster.
Verzoekster zal in het hierna volgende het Weeshuis worden genoemd. Verweerster zal
- enkelvoudig - Gedeputeerde Staten worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ontwerp-ruilplan van de Gebiedsinrichting 'Franekeradeel-Harlingen',
  • de hiertegen ingediende zienswijze, geregistreerd onder nummer 135,
- het ruilplan, hierna aangeduid als het ruilplan, dat van 22 april 2021 tot en met 3 juni 2021 ter inzage heeft gelegen,
- het verzoekschrift van het Weeshuis van 3 juni 2021, bij de rechtbank binnengekomen op
3 juni 2021,
  • het verweerschrift van Gedeputeerde Staten met de stukken als bedoeld in artikel 69 derde lid van de Wet inrichting Landelijk Gebied (hierna: Wilg),
  • de mondelinge behandeling van 11 oktober 2021 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is ing. mr. Bruinsma namens het Weeshuis verschenen. Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie is het woord gevoerd door ing. mr. J. Heinen. Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.De feiten

2.1.
Het Weeshuis heeft meerdere, in een kavel gelegen percelen ingebracht onder het buurtschap Arkens, ten zuiden van de snelweg A31 ten noorden van Franeker. Aan het Weeshuis zijn toegedeeld percelen ten noorden van de A31. De toedeling wordt doorsneden door een aan de gemeente toebehorend pad en door de Schalsumerweg. Een toegedeelde kavel, nummer RIE00XY001031, bevindt zich ten zuiden van de Schalsumerweg, de overige percelen bevinden zich ten noorden en ten westen van genoemde weg. In het ontwerp ruilplan was kavel RIE00XY001031 niet aan het Weeshuis toegedeeld. In plaats daarvan was perceel RIE00XY00089 toegedeeld dat is gesitueerd deels tussen de overige aan het Weeshuis toegedeelde percelen ten westen van het gemeentelijke pad.
2.2.
Het Weeshuis heeft de hiervoor genoemde gronden in losse verhuur dan wel geliberaliseerde pacht uitgegeven. De inbreng ter plekke betreft ongeveer 21.45 hectare en de toedeling ongeveer 23.57 hectare.

3.Het beroep en het verweer

3.1.
Het Weeshuis maakt bezwaar tegen de toedeling van kavel RIE00XY001031 en wenst alsnog toedeling van perceel RIE00XY00089, zoals in het ontwerp ruilplan het geval was. Dit laatstgenoemde perceel is volgens het Weeshuis een mooi en groot perceel. Zij heeft verder een aaneengesloten kavel ingebracht en wenst ook als zodanig weer toegedeeld te worden. Verder wenst het Weeshuis de verbetering van de toegangsweg, de aanleg van een afrastering, voldoende brede dammen en de verwijdering van bestaande begroeiing.
3.2.
Gedeputeerde Staten concluderen tot ongegrondverklaring van het beroep. Een deel van het bezwaar van het Weeshuis is identiek aan de eerder ingebrachte zienswijze en het bloot inlassen van de zienswijze, zonder aan te geven op welke gronden de beslissing op de zienswijze wordt bestreden kan niet. Verder betreft dit bezwaar de kavelaanvaarding en niet het ruilplan.
Het door het Weeshuis gewenste perceel RIE00XY00089 is weer toegedeeld aan de inbrenger ervan en betreft een veldkavel die het dichtst bij diens bedrijfsgebouwen in Schalsum is gelegen. Het belang van deze inbrenger mocht hier het zwaarst wegen. Daarnaast zou ingeval van toedeling van dit perceel aan het Weeshuis de overbedeling aan haar stijgen tot ruim 8% en de overbedeling aan de inbrenger dalen tot 3,1% en ook de belangenafweging in verband hiermee dient volgens Gedeputeerde Staten in het voordeel van de inbrenger uit te vallen.
Volgens Gedeputeerde Staten hebben de percelen in de inbreng van het Weeshuis een grillige vorm, zijn ze niet goed ontsloten en loopt de totale ontsluiting via een erfdienstbaarheid, terwijl de toedeling aan de openbare weg ligt en deze daardoor beter is ontsloten. De toedeling voldoet volgens Gedeputeerde Staten gezien het gebruik dat het Weeshuis maakt van de percelen.

4.De beoordeling van het beroep

4.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bij de vergelijking van de inbreng en de in de plaats daarvan toegedeelde percelen kan de conclusie niet anders zijn dan dat er sprake is van een vermeerdering van kavels van één naar drie. Over het algemeen is concentratie van kavels en daarmee vermindering van het aantal ervan een doelstelling van een herverkaveling. Het ontwerp ruilplan voldeed daaraan in grotere mate dan het uiteindelijk vastgestelde ruilplan.
Wel kan worden vastgesteld dat de toegedeelde percelen bij elkaar liggen, echter doorsneden door een openbaar pad en een openbare weg.
De rechtbank leidt verder uit het bezwaar van het Weeshuis en de daarop gegeven toelichting af dat zij de toedeling van de percelen anders dan kavel RIE00XY001031 niet aanvecht.
4.2.
Uit de voor deze gebiedsontwikkeling vastgestelde uitgangspunten valt af te leiden dat het hier een gebruikersverkaveling betreft waarbij onder meer wordt gestreefd naar concentratie van grondgebruik bij bedrijfsgebouwen, afstandsverkorting tussen veldkavels en bedrijfsgebouwen en verkleining van het aantal veldkavels. Anders dan door het Weeshuis wordt aangenomen is de omstandigheid dat de desbetreffende percelen niet door het Weeshuis worden gebruikt en aan derden in losse verhuur worden uitgegeven in dit geval, gelet op het voorgaande, een relevant gegeven. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat er met betrekking tot de ingebrachte en toegedeelde percelen geen gebruiker is, daarvan is althans niet gebleken, voor wie de hiervoor genoemde uitgangspunten van toepassing zijn en dat leidt er toe dat Gedeputeerde Staten bij de toedeling meer speelruimte toekomt. De percelen zijn in de toedeling bij elkaar gegroepeerd gebleven, zodat het Weeshuis er in die zin er niet op achteruit is gegaan.
Bij het voorgaande komt dat uit de motivering van Gedeputeerde Staten met betrekking tot de toedeling aan een derde, een actieve landbouwer, van het door het Weeshuis gewenste perceel RIE00XY00089 blijkt dat die toedeling klaarblijkelijk heeft plaatsgevonden aan de hand van de voornoemde uitgangspunten. De juistheid daarvan is door het Weeshuis niet betwist. Daarom heeft Gedeputeerde Staten het belang van deze derde mogen laten prevaleren.
4.3.
Het voorgaande leidt er toe dat de toedeling in de zich hier voordoende omstandigheden de toets der kritiek kan doorstaan en het daartegen gerichte bezwaar slaagt dan ook niet.
4.4.
Het Weeshuis heeft verder drie punten van bezwaar aangevoerd die letterlijk zijn gekopieerd uit de zienswijze. De Bestuurscommissie heeft daar in haar besluit naar aanleiding van de zienswijze op gereageerd. Met betrekking tot de toegangsweg heeft de Bestuurscommissie daarbij aangegeven dat het een weg in eigendom van de gemeente betreft, waarover de Bestuurscommissie geen zeggenschap heeft en dat de bezwaren voor het overige aangelegenheden betreffen die zien op kavelaanvaardingswerkzaamheden die het ruilplan niet kunnen wijzigen. Het Weeshuis heeft met het woordelijk herhalen van de zienswijze zonder daarbij aan te geven wat er mankeert aan het besluit dat de Bestuurscommissie daarop heeft genomen, haar beroep tegen het ruilplan ten aanzien van deze onderwerpen onvoldoende onderbouwd en reeds dat vormt een reden voor ongegrondverklaring van dit deel van het beroep.
De rechtbank voegt daaraan toe dat door het Weeshuis gewenste verbetering van een aan de gemeente toebehorend bestaand pad geen aangelegenheid voor de Bestuurscommissie is. De overige punten zien op aangelegenheden van kavelaanvaarding die niet het ruilplan betreffen en in dat kader ook geen onderwerp van bezwaar kunnen zijn.
4.5.
Het beroep van het Weeshuis zal gezien het voorgaande ongegrond worden verklaard.
4.6.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep ongegrond;
5.2.
bepaalt dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat partijen elk hun eigen kosten zullen dragen.
Deze beschikking is gewezen door mr. R. Giltay, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.