In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiser, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder. Eiser, van Liberiaanse nationaliteit, was geplaatst in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na een incident op 21 augustus 2020, waarbij hij een Nederlandse vrouw had geïntimideerd. Eiser heeft tegen de besluiten van verweerder beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de besluiten niet bevoegd waren genomen en onvoldoende gemotiveerd waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de adjunct-locatiemanager van de opvanglocatie in Ter Apel het besluit tot plaatsing heeft ondertekend en dat deze daartoe bevoegd was, zoals blijkt uit de Bevoegdhedenregeling van 2020. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit bevoegd was genomen en dat er geen strijd was met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Echter, de rechtbank volgde eiser in zijn betoog dat de motivering van het incident onvoldoende was. De rechtbank vond dat verweerder niet voldoende had onderbouwd dat het incident op 21 augustus 2020 een grote impact had en dat de betrokkenheid van de politie niet automatisch duidde op een ernstig incident. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:46 van de Awb, omdat het onvoldoende was gemotiveerd. Daarom werd het besluit vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,00.