In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een Pakistaanse asielzoeker, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was geplaatst in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na incidenten van grensoverschrijdend en seksueel intimiderend gedrag. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de verweerders, die de plaatsing en de beperking van de vrijheid van beweging van de eiser oplegden, beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat de aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegde gedragingen de oplegging van de HTL-maatregel rechtvaardigen. De rechtbank stelde vast dat eiser herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag had vertoond, wat gevoelens van angst en onveiligheid teweegbracht bij medebewoners en medewerkers. De rechtbank erkende dat, hoewel eiser niet fysiek agressief was, zijn gedrag als intimiderend werd ervaren.
Daarnaast overwoog de rechtbank dat er bij eiser sprake was van psychiatrische problematiek, maar dat dit niet voldoende was om de plaatsing in de HTL te weerleggen. De rechtbank vond dat verweerder 1 onvoldoende had aangetoond dat er geen alternatieve zorgtrajecten beschikbaar waren voor eiser. Hierdoor kwam de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit 1 onzorgvuldig tot stand was gekomen en vernietigd moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep tegen beide bestreden besluiten gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel, met een schadevergoeding van € 1.400,- voor de eiser.