ECLI:NL:RBNNE:2021:4747

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/4452
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving en Toezichtlocatie na agressief gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een Eritrese asielzoeker, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De eiser was per 4 juli 2021 geplaatst in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag en een incident op 3 juli 2021 waarbij hij onder invloed van alcohol agressief gedrag vertoonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van verweerder om eiser in de HTL te plaatsen, goed gemotiveerd waren en dat er voldoende gronden waren voor deze maatregel. Eiser had eerder al een maatregel opgelegd gekregen na een incident op 9 mei 2021, en ondanks interventies en gesprekken, was er geen gedragsverandering opgetreden. De rechtbank oordeelde dat de plaatsing in de HTL gerechtvaardigd was, ook al had eiser zijn mentale toestand niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] 1997,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: 284.067.3248
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser per die datum op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 5 juli 2021 (de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 21/4452. Eiser heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend dat is geregistreerd onder AWB 21/4453. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL21.11248. In alle procedures wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Alle procedures zijn tezamen op 20 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.A.L.A. van Ittersum als gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Verweerder heeft besloten om eiser met ingang van 4 juli 2021 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Eiser is sinds 9 mei 2021 in beeld met grensoverschrijdend agressief en overlastgevend gedrag, zowel op het AZC als bij een voetbalclub. Verweerder heeft daarop interventies gehouden en gesprekken gevoerd met eiser, maar deze hebben niet geleid tot de gewenste gedragsverandering. Op 3 juli 2021 heeft in strijd met de coronamaatregelen een feest plaatsgevonden waarbij eiser onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol. Eiser heeft daarbij verbale en fysieke agressie getoond richting medewerkers van Trigion met het doel hen te beschadigen. Ook was inzet van de politie noodzakelijk. Nu de eerder genomen maatregelen geen effect hebben gehad, heeft verweerder besloten om eiser in de HTL te Hoogeveen te plaatsen.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL mocht worden geplaatst en overweegt daartoe als volgt.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser weliswaar stelt excuses te hebben gemaakt naar aanleiding van het incident van 9 mei 2021, maar dat hij dit incident verder niet ontkent. De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaringen van eiser rondom het incident van
3 juli 2021 niet maken dat verweerder naar aanleiding van dit incident eiser niet in de HTL heeft mogen plaatsen. De rechtbank acht van belang dat verweerders beschrijving van het incident is gebaseerd op de verklaringen van meerdere betrokkenen. Hoewel eiser onderdelen van het incident ontkent of anders heeft beleefd, blijkt uit de beschrijving van het incident in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat eiser zich, onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, verbaal en fysiek agressief heeft gedragen tegenover medewerkers op het AZC. Het laatste is ook een strafverzwarende omstandigheid. Ook was er naar aanleiding van het incident inzet van de politie noodzakelijk. Gelet op het Maatregelenbeleid van verweerder is terecht besloten dat dit incident een zeer grote impact heeft gehad en dat eiser behoort tot de doelgroep waarvoor de HTL in het leven is geroepen. De rechtbank acht ook van belang dat aan eiser naar aanleiding van het incident van 9 mei 2021 al een maatregel is opgelegd en dat er meerdere pogingen zijn gedaan om eisers gedrag te beïnvloeden, zoals blijkt uit het bestreden besluit en uit het verweerschrift. Overigens is een voortraject, gelet op de impact van het incident van 3 juli 2021, niet noodzakelijk voor een overplaatsing naar de HTL.
4. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder bij de overplaatsing voldoende rekening heeft gehouden met eisers mentale toestand. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn huidige mentale toestand niet met (medische) stukken of anderszins heeft onderbouwd. De verwijzing naar het zelfdestructieve incident uit 2017 en in het verleden gedane suïcidale uitingen zijn in dit kader onvoldoende. Voorts heeft de GZA op 5 juli 2021 meegedeeld dat er geen medische bezwaren zijn voor een HTL-plaatsing. Ook is door eiser onbetwist dat er op de HTL medische en psychische zorg voor hem beschikbaar is. Dat het verblijf op de HTL eiser verder zwaar valt is een direct gevolg van zijn eigen gedragingen. Nu op de HTL ook gedragsverbetering wordt beoogd, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding voor een gegrond beroep.
5. De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet heeft hoeven afzien van het bestreden besluit wegens de lopende inburgering en de procedure voor woningtoewijzing van eiser. De laatstgenoemde procedure loopt onbetwist door tijdens het verblijf van eiser in de HTL. Met het oog op de inburgering gaat de rechtbank uit van de mededeling van verweerder dat eiser Nederlandse les volgt en dat er contact is geweest met de gemeente over inburgering. Ook staan er eiser voldoende activiteiten ter beschikking om zijn dag te besteden. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat eisers gronden met betrekking tot de voortgang van het programma in de HTL en de evaluatie daarvan, niet af kunnen doen aan de rechtmatigheid van het opleggen van het plaatsingsbesluit nu dit dient te worden beoordeeld in het licht van de situatie zoals die gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van der Werff, rechter, in aanwezigheid van
J.H. Folkers, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van bekendmaking.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.