ECLI:NL:RBNNE:2021:4735

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
C/18/203593 PR RK 21-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. R.R. van der Heide. Dit verzoek volgde op een aantal beslissingen die de rechter had genomen in de procedure van verzoeker en de zaken van de erven. Verzoeker meende dat deze beslissingen, waaronder de gezamenlijke behandeling van de zaken en de afwijzing van een uitstelverzoek, leidden tot een schijn van partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat een wrakingsverzoek niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen de inhoud van procesbeslissingen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen bijkomende feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Daarom werd het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. De procedure van verzoeker in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Deze beslissing is gegeven op 4 februari 2021 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/203593/PR RK 21-18
Uitspraak van de wrakingskamer van 4 februari 2021 in de zaak van
[naam],
die woont in [woonplaats],
en die hierna “verzoeker” wordt genoemd.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling van 15 januari 2021 in zijn zaak en de zaken van de erven [naam] met zaaknummers LEE 20/521 tot en met 20/523, 20/587 20/589, 20/590 (aanhangig bij deze rechtbank, afdeling Bestuursrecht, zittingsplaats Groningen) een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter, mr. R.R. van der Heide (hierna: de rechter).
1.2.
De rechter heeft bij brief van 25 januari 2021 op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.3.
De wrakingskamer die deze beslissing geeft, heeft besloten dat op het wrakingsverzoek zonder voorafgaande mondelinge behandeling een beslissing kan worden genomen.
1.4.
Ten slotte is bepaald dat vandaag deze uitspraak wordt gegeven.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Verzoeker meent dat hij als gevolg van een aantal voor de zitting van 15 januari 2021 genomen beslissingen in zijn belangen is benadeeld en dat daarom sprake is van (de schijn van) partijdigheid dan wel vooringenomenheid van de rechter die zijn zaak behandelt. Om deze redenen wraakt hij die rechter.
2.3.
De beslissingen waaruit verzoeker afleidt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden betreffen (i) de beslissing van de rechter om de zaak van verzoeker en de zaken van de erven gelijktijdig en gezamenlijk op de zitting te behandelen, en (ii) de beslissing van de rechter om het verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling van de zaken af te wijzen. De beslissingen die de rechter heeft genomen betreffen de procedure en worden daarom procesbeslissingen genoemd.
2.4.
De wrakingskamer neemt als uitgangspunt dat uit rechtspraak van de Raad van State voor het bestuursrecht volgt dat in een wrakingsprocedure niet te beoordelen staat of procesbeslissingen al dan niet juist zijn genomen, omdat een wrakingsverzoek niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen de inhoud van een procesbeslissing. Dat is alleen anders wanneer deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen (zie: ABRvS
6 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2665).
2.5.
De wrakingskamer die deze zaak behandelt, leidt uit deze rechtspraak af dat het nemen van een onwelgevallige procesbeslissing op zichzelf genomen nooit een grond voor wraking oplevert, tenzij bijkomende feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter kan worden afgeleid.
2.6.
Dit brengt met zich dat een wrakingsverzoek dat is gericht tegen een procesbeslissing niet-ontvankelijk is, tenzij de hiervoor bedoelde bijkomende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd. Dergelijke bijkomende feiten of omstandigheden heeft verzoeker niet aangevoerd. Dit brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de procedure van verzoeker in de hoofdzaken (met zaaknummers LEE 20/521 tot en met 20/523, 20/587 20/589, 20/590) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan mr. Van der Heide;
Deze beslissing is gegeven door mrs. B.R. Tromp, Th.A. Wiersma en S. Dijkstra, bijgestaan door mr. E.A. Ruiter, griffier, en door de voorzitter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2021.