Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
6 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2665).
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. R.R. van der Heide. Dit verzoek volgde op een aantal beslissingen die de rechter had genomen in de procedure van verzoeker en de zaken van de erven. Verzoeker meende dat deze beslissingen, waaronder de gezamenlijke behandeling van de zaken en de afwijzing van een uitstelverzoek, leidden tot een schijn van partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat een wrakingsverzoek niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen de inhoud van procesbeslissingen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen bijkomende feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Daarom werd het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. De procedure van verzoeker in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Deze beslissing is gegeven op 4 februari 2021 en is openbaar uitgesproken.