Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Beslissing op verzoek machtiging
Procesverloop
[X], aangehecht verzoekschrift, met bovenstaand zaaknummer en voorzien van ontvangststempel.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan op een verzoek van een moeder om de BEM-clausule op de spaarrekening van haar minderjarige dochter op te heffen. De moeder, wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, had dit verzoek ingediend naar aanleiding van een verplichting die haar door de gemeente was opgelegd op grond van de Participatiewet. De gemeente had de moeder verzocht om toestemming te vragen voor het lichten van de BEM-clausule, omdat dit invloed zou kunnen hebben op de bijstandsverlening aan de moeder.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er niet in rechte is vastgesteld dat de minderjarige onderhoudsplichtig is jegens haar moeder. Daarnaast zijn er geen bijzondere omstandigheden aangetoond die rechtvaardigen dat de erfenis van de minderjarige zou moeten worden aangewend voor de vervanging van het gezinsinkomen. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar de wettelijke onderhoudsplicht van ouders jegens hun kinderen en de verantwoordelijkheden die ouders hebben ten aanzien van de financiële situatie van hun kinderen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de moeder op basis van artikel 1:253l BW het vruchtgenot heeft van het vermogen van haar dochter en dat zij zonder rechterlijke machtiging de renteopbrengst van de rekening met BEM-clausule mag gebruiken voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De kantonrechter heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat er geen grond was om de BEM-clausule op te heffen, en heeft benadrukt dat de gelden uit de erfenis van de minderjarige niet zonder meer voor levensonderhoud van de moeder kunnen worden aangewend. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.