ECLI:NL:RBNNE:2021:4675

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
18/930116-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrijfs- of beroepsmatige grootschalige hennepteelt in Grootegast

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedrijfs- of beroepsmatige grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen april 2016 en 15 januari 2019, samen met anderen, in een pand aan [straatnaam] te Grootegast, opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft bewerkt en verwerkt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is een taakstraf van 160 uren opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn.

De verdachte, geboren in 1985, was niet ingeschreven in de basisadministratie en had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij slechts twee keer heeft geholpen met het knippen van hennep, maar de rechtbank oordeelde dat zijn rol groter was. De verklaringen van medeverdachten waren consistent en ondersteunden de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke schakel was in de hennepketen en dat zijn betrokkenheid bij de kwekerij een actieve rol had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930116-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

2 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorteplaats] 1985 te [geboortedatum] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 oktober 2021. Het onderzoek is gesloten op 2 november 2021, waarna diezelfde dag uitspraak is gedaan.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. de Groene, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van april 2016 tot 15 januari 2019, (in een
pand aan [straatnaam] ) te Grootegast, in de gemeente Westerkwartier,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, opzettelijk heeft
bewerkt, verwerkt (telkens) een grote hoeveelheid hennepplanten (rond de 800)
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer personen in of omstreeks de periode van april 2016 tot en met 15
januari 2019, in een pand aan [straatnaam] , te Grootegast, in de gemeente
Westerkwartier, in de uitoefening van een beroep of bedrijf ,
meermalen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een grote
hoeveelheid hennep (van rond de 800 hennepplanten) in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van april 2016 tot en met 15 januari 2019 in een pand
aan [straatnaam] , te Grootegast, in de gemeente Westerkwartier, meermalen,
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door die hennepplanten te plukken
en/of te knippen en/of te oogsten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n).
De rol van verdachte bij de hennepkwekerij is slechts beperkt gebleven tot het twee keer helpen met het knippen van hennep. Er was geen sprake van een significante intellectuele bijdrage en significante uitvoerende rol. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over een mogelijk grotere rol van verdachte bij de in Grootegast aangetroffen hennepkwekerij verschillen onderling teveel van elkaar en zijn onvoldoende betrouwbaar. Daar komt bij dat verdachte in de periode van de opbouw van de hennepkwekerij voor langere tijd in Limburg verbleef, hetgeen tevens blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 september 2021. Immers, verdachte is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 20 maart 2018 veroordeeld voor geweld tegen beroepsbeoefenaars, gepleegd op 13 juni 2016 te Reuver.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, opgenomen in het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland, Hennepteam Noord-Nederland, met onderzoeksnummer NNRBA 19005 en sluitingsdatum
3 december 2019, betreffende het opsporingsonderzoek onder de naam “Hazelmuis”.
Het dossier Hazelmuis (hierna te noemen: het dossier) betreft een voortzetting van het opsporingsonderzoek onder nummer BVH 2018317683, sluitingsdatum 27 augustus 2019, welk dossier als bijlage is gevoegd in eerstgenoemd dossier achter paginanummer 1093 van Zaaksdossier 1.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik blijf bij de door mij bij de politie afgelegde verklaring dat ik twee keer heb geholpen met het knippen van hennep. Ik heb daarvoor hooguit € 200,- per keer voor gekregen. Het klopt dat mijn bijnaam [naam 1] is.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met bijlagen d.d. 21 januari 2019, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op dinsdag 15 januari 2019 zijn wij verbalisanten naar het perceel [straatnaam] te Grootegast gegaan. Gezien de MMA melding, de positieve netwerk meting, de verwarring omtrent de huisnummering en de geblindeerde ramen van de oude vervallen boerderij aan [straatnaam] bestond bij ons verbalisanten de indruk dat de melding mogelijk betrekking had op de boerderij aan [straatnaam] te Grootegast in plaats van de woning aan [straatnaam] te Grootegast.
Met toestemming van [medeverdachte 1] hebben wij vervolgens de boerderij betreden bestaande uit een stal/schuur met daaraan vast het woonhuis. (..)
Omschrijving pand
De boerderij bestond uit een schuur met een inpandig stalgedeelte. Aan de schuur vast bevond zich een woonhuis. In het schuurgedeelte van de boerderij was een hok gemaakt met behulp van isolatieplaten. In het midden van het hok zat een scheidingswand met daarin een deur, waardoor er in het hok 2 kweekruimtes waren gecreëerd. Beide ruimtes waren ingericht met professionele apparatuur om hennep te kweken en er werd tevens een grote hoeveelheid gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Voorportaal, ruimte C
In het voorportaal stonden 2 watertonnen en l grote groene waterzak. Deze waren alle drie gevuld met water. Tegen de achtergevel van de ruimte van het voorportaal stond een stelling, hierop stonden onder andere de voedingsmiddelen en bestrijdingsmiddelen.
Daarnaast werden lege verpakkingen van voedings- en bestrijdingsmiddelen aangetroffen.
Kweekruimte A
Kweekruimte A was de eerste kweekruimte die zich in het opgetrokken hok van isolatieplaten in de schuur bevond, gezien vanaf de achterzijde van het pand. Aan de wand, aan de binnenzijde van kweekruimte A, rechts van de toegangsdeur bevond zich het schakelbord met daarop de transformatoren. In kweekruimte A troffen wij 399 kweekpotten aan die gevuld waren met teelaarde. In deze potten zaten afgeknipte stengels met daaraan wortelresten. De kweekpotten stonden deels verspreid over de ruimte en deels opgestapeld langs de wanden van de kweekruimte.
In totaal hingen er in kweekruimte A 32 assimilatielampen. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er werd ook gebruik gemaakt van Co2 toevoeging. In kweekruimte A werden 52 droogrekken aangetroffen.
Op 13 droogrekken lag hennepgruis en op 6 droogrekken lagen henneptoppen. In de buurt van de droogrekken werden 11 grote gripzakken aangetroffen met daarin henneptoppen.
Naast de gevulde zakken met henneptoppen stond een weegschaal merk Escali.
Verder werden er verspreid over de gehele ruimte meerdere vuilniszakken aangetroffen met daarin stengelresten van hennepplanten. (..)
De elektriciteitskabels waarmee de kweekapparatuur van elektriciteit werd voorzien hadden als productiedatum 20 mei 2015.
Kweekruimte B
Kweekruimte B bevond zich achter kweekruimte A. Beide ruimtes waren van elkaar gescheiden door middel van een scheidingswand. Uiterst rechts in de wand bevond zich de deur tussen deze beide ruimtes. In kweekruimte B troffen wij 410 kweekpotten aan die gevuld waren met teelaarde. In de potten zaten afgeknipte hennepstengels met daaraan wortelresten. De potten stonden deels verspreid over de ruimte en deels ook op elkaar gestapeld. In totaal hingen er in kweekruimte B 31 assimilatielampen. De luchtverversing en de luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er werd gebruik gemaakt van Co2 toevoeging en er hingen verspreid 4 koolstoffilters in kweekruimte B
Loze ruimte achter kweekruimte B
Achter kweekruimte B bevond zich een looppad tussen de buiten muur van de boerderij en de wand van de kweekruimte. Deze ruimte was te bereiken via een deur in de wand van kweekruimte B. In deze loze ruimte troffen wij de volgende kweekbenodigdheden aan:
39 kweekpotten met teelaarde en stengelresten, 2 gasslangen met produktiedatum 2018, 2 knipscharen met hennepresten, l hoofdzaklamp, 2 kachels à 2000 watt, 35 lege kweekpotten, en 2 zakken Cana potgrond.
Zolder boven de kweekruimtes, ruimte D
Op de zolder boven de beide kweekruimtes hingen 2 koolstoffilters in de balken van de boerderij en er stonden 2 slakkenhuizen.
Deze koolstoffilters en slakkenhuizen waren middels slangen verbonden met de onderliggende kweekruimtes.
Vaststelling hennep. Stengels en bladeren
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen en de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de plantendelen, bestaande uit stengels en bladeren, die wij aantroffen afkomstig waren van hennepplanten.
Henneptoppen/gruis
De plantendelen die wij aantroffen op de droogrekken en in de 11 grote plastieken gripzakken herkenden wij aan de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en herkenbare geur als zijnde henneptoppen dan wel hennepgruis.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 100 e.v. van het dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Wanneer is de kwekerij opgebouwd?
A: In 2016. In eind april 2016. Toen zijn we begonnen met opbouwen. Dat heb ik samen met [medeverdachte 3] gedaan. Er waren ook handlangers van [medeverdachte 3] bij.
V: [medeverdachte 2] heeft het over de schoonzoon van [medeverdachte 3] , die wordt [verdachte] genoemd. Dat die mee heeft geholpen met de opbouw.
A: Ja, dat klopt wel.
V: [medeverdachte 3] en zijn handlangers. Daar zit [verdachte] ook bij en wie nog meer?
A: Ja, er is nog een. Zij noemen hem [naam 2] (fonetisch).
V: Dus voor de opbouw heb jij meegeholpen, [medeverdachte 3] , [verdachte] , [naam 2] en die man van wie je de naam niet weet, die 46-jarige.
A: Ja, dat klopt.
V: Dus in april 2016 begonnen. Hoe lang heeft de opbouw geduurd?
A: Ongeveer 2 à 3 maanden.
V: Wanneer is de eerste kweek begonnen.
A: Eind juni, begin juli 2016.
V: Hoe zijn jullie gestart met kweken. Is het via zaadjes gegaan of via stekjes?
A: Stekjes.
V: En wie regelde dat?
A: [medeverdachte 3] .
V: Dan staan die stekjes er en de boel is in bedrijf. Wie onderhoudt het?
A: [medeverdachte 3] , samen met [verdachte] .
V: Hoe vaak kwam hij?
A: De ene keer twee per week de andere keer drie keer. Ongeveer om de dag. [verdachte] kwam altijd samen met [medeverdachte 3] .
V: Hoeveel weken duurde de kweek.
A: Dat hing af van het soort plantje. De ene duurde 10 weken en de andere duurde 13 weken.
V: Hoeveel oogsten zijn er geweest? En dan inbegrepen die wij hebben aangetroffen.
A: Dan kom ik op 8.
V: Wie oogstte er?
A: [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 3] z'n vrouw , [naam 2] en [medeverdachte 2] .
De dochter van [medeverdachte 3] ook wel, [naam 3] heet die.
V: Dat was de vaste ploeg die kwam te oogsten?
A: Ja, dat was de vaste ploeg.
V: Wat gebeurde er met het afval?
A: Dat ging naar de mesthoop. De bladeren en stengels.
V: En de potgrond dan?
A: Een klein gedeelte daarvan ging naar de mesthoop en over het land en een groot gedeelte bleef gewoon in de pot zitten. Er ging maar twee handjesvol grond uit het potje en dan kwam er een nieuw stekje in met een beetje nieuwe grond.
V: Wie deden dat dan?
A: [medeverdachte 3] en [verdachte] en heel af en toe de dochter, [naam 3] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van het dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wie is de eigenaar van de hennepkwekerij ?
A: [medeverdachte 1] en die man die bij ons komt.
V: Wat was de rol van die andere man in de hennepkwekerij?
A: Die regelde de voeding, het water geven. Die bepaalde eigenlijk alles. Wij waren de hulpjes van hem en wij zorgden voor het onderdak van de hennepkwekerij. Wij hielpen met oogsten.
V: Wie kwamen er nog meer in de hennepkwekerij, dan die man jij en [medeverdachte 1] ?
A: Die man zijn schoonzoon en zijn eigen dochter. Die hielpen ook wel met het oogsten en het knippen van de bladeren.
V: Hoe heten die man, zijn schoonzoon en zijn dochter?
A: Ik noem die man [medeverdachte 3] , de schoonzoon heet [naam 1] . De dochter heet [naam 3] .
V: Staan die personen ook in je gsm?
A: Ja, [medeverdachte 3] staat erin, [naam 1] ook en [naam 3] ook. [naam 1] staat als [verdachte] in mijn gsm en [naam 3] staat als [naam 3] in mijn gsm.
V: Wie heeft de kwekerij opgebouwd en ingericht?
A: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . Ongeveer 2,5 jaar geleden is de hennepkwekerij opgebouwd. In de lente van 2016.
V: Als jullie teelden, deden jullie dat dan elke keer met 800 hennepplanten verdeeld over twee ruimtes?
A: Ja.
V: Hoe lang duurde een oogst?
A: Naar mijn weten 10 tot 13 weken.
V: Hoe kweekten jullie. Vanuit zaadjes of met stekjes?
A: Met stekjes en dat regelde [medeverdachte 3] allemaal. De stekjes werden in dozen aangeleverd. Vervolgens werden die stekjes in zwarte vierkante potten met aarde geplaatst. Dit werd voornamelijk door [medeverdachte 3] en [verdachte] gedaan.
V: Hoeveel keer hebben jullie geoogst en geld ontvangen, dus 20.000 euro per oogst gekregen?
A: Sowieso 7 à 8 oogsten. Dat minstens.
V: Wanneer is er voor de laatste keer geoogst?
A: Vorige week dinsdag 8 januari 2019 tot en met zaterdagavond 12 januari 2019.
V: Wie hebben er meegeholpen?
A: [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en ik. In wisselende samenstellingen.
V: Hoeveel kilo leverde een oogst op?
A: Ongeveer 20 kilo per oogst, maar dat verschilde wel eens. Het varieerde tussen de 18 kilo en de 23 kilo.
V: Hoe vaak kwam [medeverdachte 3] langs?
A: Elke dag of om de dag. Heel zelden om de 2 dagen.
V: En [verdachte] . De schoonzoon van [medeverdachte 3] ?
A: Als hij komt dan komt hij met [medeverdachte 3] mee.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen gedurende de ten laste gelegde periode van april 2016 tot 15 januari 2019 betrokken is geweest bij de aan [straatnaam] te Grootegast aangetroffen hennepkwekerij. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft allereerst bekend dat hij twee keer heeft geholpen met het knippen van hennep en dat hij daarvoor (hooguit) € 200,- per keer voor heeft gekregen. Verder heeft verdachte bevestigd dat zijn bijnaam [verdachte] (lie) is.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over een mogelijk grotere rol van verdachte bij de hennepkwekerij onderling teveel van elkaar verschillen en onvoldoende betrouwbaar zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op essentiële onderdelen, gedetailleerd en (ook onderling) consistent verklaard over onder andere de rol van [verdachte] (verdachte) bij de hennepkwekerij. Niet is aannemelijk geworden dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enig belang hadden/hebben bij het afleggen van onjuiste, voor verdachte belastende verklaringen. Beide medeverdachten hebben, met hun verklaringen, immers ook zichzelf verregaand belast. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te twijfelen.
Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden ondersteund door ander bewijs.
Zo blijkt uit onderzoek aan de telefoon van verdachte dat op 15 januari 2019 (de dag dat de politie de hennepkwekerij in Grootegast heeft aangetroffen) om 15:51 uur een bericht is gestuurd vanaf de telefoon van verdachte naar contactpersoon " [medeverdachte 2] " (medeverdachte [medeverdachte 2] ). In het bericht werd gezegd dat hij net thuis was van het werk en om 5 uur bij [medeverdachte 2] zou zijn. Door contactpersoon [medeverdachte 2] werd letterlijk gezegd: "Nee niet doen. Foute boel hier en niet reageren".
Verder blijkt uit onderzoek aan de telefoon van verdachte dat medeverdachte [medeverdachte 2] nog drie andere berichten heeft gestuurd naar verdachte. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 2] op 13 maart 2019 het volgende bericht gestuurd: “Bedankt he voor ellende en puinhoop”, en op 4 juni 2019: "Jullie lopen er nu nog steeds voor weg???" en "Belachelijk........ en ander in de stront zetten en een ander draait er voor op....". [1]
Voorts zijn de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte, over de periode van 1 september 2018 tot en met 3 maart 2019 opgevraagd. Hieruit blijkt dat de telefoon van verdachte in deze periode tot de ontmanteling op 15 januari 2019 van de hennepkwekerij telefoonmasten aanstraalde in de buurt van het adres [straatnaam] te Grootegast. Na de ontmanteling ervan straalde deze telefoon de telefoonmasten in de buurt van het adres niet meer aan. [2]
De rechtbank acht gelet op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in samenhang bezien met voornoemd ondersteunend bewijs, wettig en overtuigend bewezen dat de rol van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij groter is geweest dan, zoals hij zelf verklaart, enkel het twee maal helpen met het knippen van hennep.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte in de periode van de opbouw van de hennepkwekerij voor langere tijd in Limburg verbleef, reeds nu deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt, nog daargelaten het feit dat “verblijf in Limburg” betrokkenheid bij (de opbouw van) een hennepkwekerij in Grootegast niet in de weg staat.
Het enkele feit dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie op 13 juni 2016 te Reuver geweld tegen beroepsbeoefenaars heeft gepleegd en daarvoor door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 20 maart 2018 is veroordeeld, maakt dit niet anders.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit voornoemde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de in Grootegast aangetroffen professioneel opgezette hennepkwekerij (800 hennepplanten) het volgende af.
Verdachte heeft met anderen meegeholpen met de opbouw en de inrichting van de hennepkwekerij vanaf april 2016. Samen met medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verdachte vervolgens de kwekerij onderhouden. Verdachte was onderdeel van de vaste oogstploeg.
Hij heeft hennep geknipt en stekjes in zwarte vierkante potten met aarde geplaatst.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Voorts blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat sprake was van een professionele en grootschalige hennepkwekerij, gericht op het verwerven van zoveel mogelijk inkomsten dan wel winst en dus beroeps- of bedrijfsmatig van aard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van april 2016 tot 15 januari 2019,
in een pand aan [straatnaam] te Grootegast, in de gemeente Westerkwartier,
tezamen en in vereniging met anderen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen,
opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt telkens een grote hoeveelheid hennepplanten
(rond de 800) zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf, nu artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de duur van de op te leggen taakstraf aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 september 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna drie jaren, te weten in de periode van april 2016 tot 15 januari 2019, schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedrijfs- of beroepsmatige grootschalige hennepteelt aan [straatnaam] te Grootegast.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
Verdachte was een belangrijke schakel in de hennepketen en heeft met zijn betrokkenheid bij de aangetroffen hennepkwekerij een actieve rol gehad in de grootschalige en beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, en daarbij kennelijk slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld. Daar komt bij dat verdachte een strategische proceshouding heeft aangenomen en geen openheid van zaken heeft willen geven. Verdachte heeft zijn rol klein gehouden en hiermee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook voor aan de Opiumwet gerelateerde feiten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing, nu verdachte door de politierechter op 3 september 2021 is veroordeeld vanwege het rijden met een ongeldig rijbewijs en wederspannigheid, gepleegd op 29 december 2020 te Hoogezand, tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.
Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat bij de behandeling van de strafzaak de redelijke termijn is overschreden. Als eerste moment richting verdachte waaruit hij kon afleiden dat er strafvervolging jegens hem zou worden ingesteld, is in ieder geval 16 juli 2019 aan te merken, zijnde de datum van zijn aanhouding en inverzekeringstelling. In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar na voornoemde vervolgingshandeling tot een afronding komen. Daarmee is de redelijke termijn met bijna vier maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, zoals dat in deze zaak het geval is, gecompenseerd te worden door strafvermindering.
Alles afwegende acht de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel gelijk stellen met de duur van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het voorwaardelijke strafdeel dient er bovendien toe om verdachte te doordringen van de ernst van de door hem begane feiten en anderzijds om herhaling te voorkomen. Daarnaast wordt een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden geacht. Wegens de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank 20 uren in mindering brengen. De straf wijkt af van de door de officier van justitie geëist straf, omdat de rechtbank meer rekening houdt met het tijdsverloop.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft teruggave aan verdachte gevorderd van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 10 september 2021 vermelde telefoon (mobiele telefoon; kl: zilver SAMSUNG).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 10 september 2021 vermelde telefoon (mobiele telefoon; kl: zilver SAMSUNG).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36e, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 178 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 10 september 2021 onder nummer 1, te weten: telefoon (mobiele telefoon; kl: zilver SAMSUNG).
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. R Depping, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2021.
Mr. M.A.M. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pv van bevindingen betreffende “Onderzoek GSM [verdachte] ” d.d. 12 september 2019, pagina 405 e.v. van het dossier
2.pv van bevindingen betreffende “Mastgegevens telefoons verdachten [straatnaam] Grootegast” d.d. 24 juli 2019, pagina 1960 van het dossier