RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18-191100-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-159861-20, 18-107292-20, 18-264343-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
19 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-264343-19
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Alteveer, gemeente Stadskanaal
een Acer Liquid T01 (zwart) en/of een Aer Liquid T06 (antraciet) en/of een Samsung
Galaxy S7 en/of een accuboormachine (Gamma) en/of een zaklamp (Kryolight), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[benadeelde partij 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
Parketnummer 18-107292-20
1.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela, op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Raadhuislaan, als weggebruiker niet is
gestopt voor een stopteken dat is gegeven door middel van een aan een
politievoertuig aangebracht verlicht transparant, met daarin in rode letters de
woorden "stop" of "stop politie";
2.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, (onder
meer) de Feike Clockstraat en/of de Raadshuislaan en/of de Burgemeester
Snatterlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in
artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op/over de
voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) (onder meer) de Feike Clockstraat
en/of de Raadshuislaan en/of de Burgemeester Snatterlaan (telkens), met een
snelheid die (fors) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of bij een
verkeersplein (rotonde), op de Burgemeester Snaterlaan, geen gevolg heeft gegeven
aan een verkeersteken, bord D1 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990, (aanduidende: rotonde, verplichte rijrichting), immers
heeft hij, verdachte, toen en aldaar links aangehouden en is hij die rotonde in
tegengestelde rijrichting opgereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar
op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op
die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Parketnummer 18-159861-20
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te Veendam,
toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als
verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e)
strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had,
teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen
naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde
opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar
bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld
aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
Parketnummer 18-191100-20
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Zuidbroek, in de gemeente Midden-Groningen
openlijk, te weten op de [straatnaam] aldaar (bij [naam hotel] ), in elk geval
op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) en/of (een) goed(eren),
te weten:
- tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of gasten van [naam hotel] en/of
- tegen (een) aldaar geparkeerde auto('s), te weten een Mitsubishi Outlander
(kenteken [kenteken] ) en/of een Mitsubishi Spacestar (kenteken [kenteken] ) en/of een
bedrijfsbus (kenteken [kenteken] ) en/of een Ford Fiesta (kenteken [kenteken] )
door:
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen het (onder)lichaam van voornoemde [benadeelde partij 2]
en/of
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien in de richting van voornoemde [benadeelde partij 3]
en/of gasten van [naam hotel] en/of
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen voornoemde Mitsubishi Outlander en/of
Mitsubishi Spacestar en/of bedrijfsbus en/of Ford Fiesta en/of
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen de/een ruit(en) van voornoemd hotel
en/of
- met een bloembak van voornoemd hotel te gooien en/of tegen een (aantal)
bloembak(ken) van voornoemde hotel te schoppen en/of
- tegen voornoemde Mitsubishi Outlander te slaan en/of te schoppen en/of een
(aantal) ruit(en) van voornoemde Mitsubishi Outlander in te schoppen en/of in te
slaan en/of de ruitenwisser van voornoemde Mitsubishi Outlander af te trekken
terwijl hij, verdachte, voornoemde Mitsubishi Outlander en/of een bloembak
opzettelijk heeft vernield;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Zuidbroek, in de gemeente Midden-Groningen
openlijk, te weten op de [straatnaam] aldaar (bij [plaats] ), in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren), te weten tegen een
raam van een reclamebord/abri en/of een wachthokje, door tegen voornoemd(e)
ra(a)m(en) te slaan en/of te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Veendam, opzettelijk en wederrechtelijk
een raam van een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 7]
toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-264343-19
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-107292-20
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Parketnummer 18-159861-20
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-191100-20
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-264343-19
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte in het pand is geweest en dat hij heeft geprobeerd om de kluis weg te nemen. Verdachte is weggegaan toen dit niet lukte. Volgens de raadsvrouw is het mogelijk dat anderen dan verdachte in het pand zijn geweest nadat verdachte is vertrokken omdat er, naast de bloedsporen die aan verdachte kunnen worden gekoppeld, nog een bloedspoor is aangetroffen. Dit spoor heeft geen match met verdachte opgeleverd.
Gelet op deze omstandigheden en het grote tijdsbestek waarbinnen de personen zich de toegang hebben kunnen verschaffen tot het pand, kan niet worden vastgesteld dat verdachte de goederen heeft weggenomen. De raadsvrouw heeft tot slot geconcludeerd dat de gedragingen van verdachte geen voltooide diefstal maar hoogstens een poging daartoe opleveren.
Parketnummer 18-107292-20
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft ontkend de bestuurder van de auto te zijn geweest en dat de getuigen hem de schuld in de schoenen willen schuiven. Indien de rechtbank de lezing van verdachte volgt, ontbreekt ondanks de aanwezigheid van het wettige bewijs de overtuiging, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-159861-20
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte in eerste instantie zijn arm en later zijn lichaam in tegengestelde richting heeft bewogen. Nu het bewegen in tegengestelde richting volgens de jurisprudentie geen geweld of bedreiging met geweld in de zin van artikel 180 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) oplevert, dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18-191100-20
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft verdachte verklaard dat hij per ongeluk door het raam is gevallen. Wanneer de rechtbank deze lezing volgt ontbreekt ondanks de aanwezigheid van het wettige bewijs de overtuiging, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-264343-19
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op of omstreeks 19 augustus 2021 is bij een inbraak in het pand van [benadeelde partij 1] in Alteveer een aantal goederen weggenomen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 19 augustus 2021 het raam van [benadeelde partij 1] heeft ingegooid. Verdachte is vervolgens naar binnen geklommen en hij heeft aan de kluis gezeten. Verdachte heeft verklaard dat hij weg is gegaan, toen het niet lukte om de kluis mee te nemen. De rechtbank stelt vast dat uit het forensisch sporenonderzoek volgt dat er een raam is ingeslagen waardoor de dader het pand is binnengekomen. Op een lamel in het kantoor en op de bovenzijde van de kluis zijn bloedsporen aangetroffen. Deze bloedsporen zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard. De rechtbank acht de bloedsporen van verdachte op de lamel en de bovenkant van de kluis duidelijke dadersporen. De rechtbank acht het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat er na verdachte mogelijk anderen in het pand zijn geweest en de goederen hebben weggenomen, speculatief en niet aannemelijk geworden. Dat uit het dossier niet volgt dat het bloedspoor, dat aan de rechterzijde van de ladekast is aangetroffen (vlak naast de kluis) afkomstig is van verdachte, maakt dit niet anders. De rechtbank merkt daartoe op dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld of dit bloedspoor op de aanwezigheid van een DNA-profiel is onderzocht zodat hieraan geen eenduidige conclusie kan worden verbonden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich door middel van braak de toegang tot het pand heeft verschaft en goederen heeft weggenomen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 19 augustus 2019 een ruit ingegooid van [benadeelde partij 1] . Ik ben naar binnengeklommen en ik ben bij de kluis geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2019, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019219958 d.d. 6 november 2019, inhoudend als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij 1] :
Ik ben eigenaar van [benadeelde partij 1] te Alteveer. Gistermiddag, 19 augustus 2019 omstreeks 17:00 uur, heb ik het pand afgesloten en het bedrijventerrein verlaten. Op het moment dat ik alles had afgesloten verkeerde alles nog in goede staat. Vanmorgen, omstreeks 08:00 uur zag ik dat het raam in het kantoorruimte, was ingegooid. Ik zag in het kantoor grote scherven van glas op de grond liggen. Ik zag dat er bloed aan de witte lamellen zat, die voor het raam hangt. Tevens zag ik, dat men getracht heeft de kluis van de muur te breken, door middel van een breekvoorwerp. Ik zag dat er ook een bloedspoor aan de bovenzijde van de kluis zat. Door de inbraak mis ik de volgende goederen:
1 Acer Liquid T06, zwart, beschermhoesje, telefoonnummer [telefoonnummer] , IMEI [nummer]
1 Acer Liquid T06, antraciet, beschermhoesje, telefoonnummer [telefoonnummer] , IMEI [nummer]
1 Samsung Galaxy S7, zwart, kapot scherm, telefoonnummer [telefoonnummer] . IMEI [nummer]
1 accuboormachine, merk: 'GAMMA'
1 zaklamp, merk: Kryolight.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf (Beumeesweg 188 Alteveer Gr) d.d. 23 augustus 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het vaste raam onder dit uitzetraam was ingeslagen. Ik zag dat het glas bijna volledig uit de sponning was, waardoor er een ruime opening ontstond waardoor de dader goed in heeft kunnen klimmen. Ik zag dat er nog wel diverse scherpe punten aan de glasranden in de sponning zaten. Binnen in het kantoor zag ik bloed op een lamel. Ook zag ik bloed op de bovenzijde van de kluis. De volgende sporen werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld
:SIN: AAMD6193NLSpooromschrijving: Bloed
Plaats veiligstellen: Bovenzijde kluis
SIN: AAMD6207NLSpooromschrijving: Bloed
Plaats veiligstellen: Op lamel, binnenzijde (kantoorzijde), inklimraam
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.08.30.077, d.d. 16 september 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door S. Tuinman, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
SIN en omschrijvingBeschrijving DNA-profielCelmateriaal kanMatchkans
afkomstig zijn
van
AAMD6193NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan
Bloed één op één
miljard
AAMD6207NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan
Bloed één op één
miljard
Parketnummer 18-107292-20
De rechtbank is op grond van onderstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte op 15 september 2019 de bestuurder is geweest van de grijze Seat Cordoba zodat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het 1, 2 en 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2019, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019246296 d.d. 30 september 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 september 2019 kregen wij van de collega's door dat zij een melding hadden gekregen dat [verdachte] , in een grijze Seat Cordoba, voorzien van het kenteken [kenteken] zonder geldig rijbewijs in het voertuig zou rijden in Oude Pekela. Op bovengenoemde dag, reden wij op de Feiko Clockstraat in Oude Pekela. Wij zagen op de Wedderweg een grijs kleurige Seat Cordoba rijden in de richting van de Raadhuislaan met een verhoogde snelheid dan andere voertuigen welke over de Wedderweg en de Raadhuislaan reden. Hierop besloten we achter het voertuig aan te rijden en op Raadhuislaan hebben wij het voertuig een stopteken middels transparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig gegeven. Wij zagen dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de bestuurder niet voldeed aan ons stopteken en met een verhoogde snelheid weg reed. Vanaf de Raadhuislaan is het voertuig naar de rotonde met de Burgemeester Snaterlaan gereden. Hier is het voertuig in tegengestelde richting de rotonde opgereden en linksaf de Burgemeester Snaterlaan opgereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 september 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Vandaag, 15 september 2019, zag ik vanuit de richting Nieuwe Pekela een grijze Seat station personenauto aankomen rijden. Deze personenauto reed met hoge snelheid en daarachter reed een politiemotor met zwaailicht en sirene. Bij het voorbij rijden van de grijze Seat zag ik dat [verdachte] uit Oude Pekela de bestuurder was van de auto en dat hij op de vlucht was voor de politie. Ik ken [verdachte] al geruime tijd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 september 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam 3] :
Wij stapten in de auto. Ik ging links achterin de auto zitten. [naam 4] zat rechtsvoor en [naam 5] zat naast mij op de achterbank rechts achterin. Ik zag toen wij de brug over reden een politieauto vanaf de linkerzijde aankomen rijden. Ik hoorde dat of [naam 5] of [naam 4] riep dat de politie het stop politie bord aan de voorzijde van de politieauto aan had staan. Ik voelde dat [verdachte] er vol gas vandoor ging. Ik zag dat [verdachte] tegen de richting een rotonde opreed. Ik weet het zeker dat het [verdachte] was die de auto bestuurde want ik ken hem al een tijdje en ik ken hem van naam en gezicht.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van het RDW, opgenomen op pagina 45 van voornoemd voor zover inhoudend:
Identiteit [verdachte]
Geboren [geboortedatum] -2000 te Winschoten
Rijbewijs Geen registratie in CRB
Parketnummer 18-159861-20
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat het bestanddeel ‘geweld of bedreiging met geweld’ ruim dient te worden opgevat. Uit onderstaande bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten hebben verklaard dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet door zijn arm terug te trekken toen hij werd vastgepakt door een verbalisant. Toen verdachte daarna stevig werd vastgepakt door de verbalisant, heeft hij zijn lichaam in tegengestelde richting gedraaid. Deze gedragingen leveren naar het oordeel van de rechtbank geweld op in de zin van artikel 180 Sr zodat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2020, opgenomen op pagina 3 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020161079 d.d. 24 juni 2020, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 juni 2020 kwam de melding dat een aantal jongeren nabij het gemeentehuis in de winkelstraat aan de Raadhuisplein in Veendam lachgas aan het gebruiken waren. Nadat ik, verbalisant, verdachte [verdachte] had gevorderd om de inzage van zijn
legitimatiebewijs en dat dit niet op eerste vordering werd gedaan, heb ik verdachte
[verdachte] aangehouden. Ik zag dat hij weg wilde lopen, waardoor ik verdachte [verdachte] bij zijn arm heb vastgepakt. Ik voelde meteen dat de arm van verdachte
[verdachte] werd aangespannen en dat hij zijn arm terug trok. Hierop heb ik verdachte
[verdachte] zijn arm stevig vastgepakt en getracht een transportboei om te leggen. Ik voelde dat verdachte [verdachte] zijn hele lichaam aanspande en zich los wilde draaien van mijn greep en draaide zijn lichaam om.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2020, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 juni 2019 (de rechtbank begrijpt: 2020) hoorde ik de jongen weer zeggen dat wij maar even moesten wachten en hij eerst even wilde roken. Ik zag dat de jongen hierop werd aangehouden ter zake Wet op de Identificatie. Ik zag dat de jongen nadat hem werd gezegd dat hij was aangehouden helemaal niet mee wilde werken en van ons weg wilde lopen. Hierop zag ik dat collega [naam 6] een arm van de jongen beetpakte en een boei wilde aanleggen waarop ik zag dat de jongen zich verzette en zich in tegengestelde richting bewoog dan waar wij hem naartoe brachten. Ik, verbalisant, voelde bij het beetpakken van de jongen dat hij zijn arm probeerde terug te trekken en zich om wilde draaien. Tevens voelde ik dat de jongen in zijn lichaam spanning op zijn spieren had en op geen enkele wijze wilde meewerken aan zijn aanhouding.
Parketnummer 18-191100-20
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020209937 d.d. 21 augustus 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 3] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2020, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[naam 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juli 2020, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[naam 8] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-264343-19 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-107292-20 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-159861-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-191100-20 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-264343-19
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Alteveer een Acer Liquid T06 (zwart) en een Acer Liquid T06 (antraciet) en een Samsung Galaxy S7 en een accuboormachine (Gamma) en een zaklamp (Kryolight), dat geheel toebehoorde aan [benadeelde partij 1] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Parketnummer 18-107292-20
1.
hij op 15 september 2019 te Oude Pekela gemeente Pekela op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Raadhuislaan, als weggebruiker niet is gestopt voor een stopteken dat is gegeven door middel van een aan een politievoertuig aangebracht verlicht transparant met daarin in rode letters de woorden "stop" of "stop politie";
2.
hij op 15 september 2019 te Oude Pekela gemeente Pekela als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, onder meer de Feiko Clockstraat en de Raadshuislaan en de Burgemeester Snaterlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op 15 september 2019 te Oude Pekela gemeente Pekela als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen onder meer de Feiko Clockstraat en de Raadshuislaan en de Burgemeester Snaterlaan, met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en bij een verkeersplein (rotonde), op de Burgemeester Snaterlaan, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, bord D1 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aanduidende: rotonde, verplichte rijrichting, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar links aangehouden en is hij die rotonde in tegengestelde rijrichting opgereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
Parketnummer 18-159861-20
hij op 18 juni 2020 te Veendam toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld
aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
Parketnummer 18-191100-20
1.
hij op 22 juli 2020 te Zuidbroek, openlijk, te weten op de [straatnaam] aldaar bij [naam hotel] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen te weten:
- tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of gasten van [naam hotel] en
- tegen aldaar geparkeerde auto's, te weten een Mitsubishi Outlander
(kenteken [kenteken] ) en/of een Mitsubishi Spacestar (kenteken [kenteken] ) en/of een
bedrijfsbus (kenteken [kenteken] ) en/of een Ford Fiesta (kenteken [kenteken] )
door:
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen het (onder)lichaam van voornoemde [benadeelde partij 2] en
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien in de richting van voornoemde [benadeelde partij 3] en/of gasten van [naam hotel] en
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen voornoemde Mitsubishi Outlander en Mitsubishi Spacestar en/of bedrijfsbus en/of Ford Fiesta en
- een (aantal) ste(e)n(en) te gooien tegen de/een ruit(en) van voornoemd hotel en
- met een bloembak van voornoemd hotel te gooien en/of tegen een (aantal) bloembak(ken) van voornoemde hotel te schoppen en
- tegen voornoemde Mitsubishi Outlander te slaan en/of te schoppen en/of een (aantal) ruit(en) van voornoemde Mitsubishi Outlander in te schoppen en/of in te slaan en de ruitenwisser van voornoemde Mitsubishi Outlander af te trekken terwijl hij, verdachte, voornoemde Mitsubishi Outlander en een bloembak opzettelijk heeft vernield;
2.
hij op 22 juli 2020 te Zuidbroek openlijk te weten op de [straatnaam] aldaar bij [plaats] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen te weten tegen een raam van een reclamebord/abri en een wachthokje, door tegen voornoemde ramen te slaan en/of te schoppen;
3.
hij op 22 juli 2020 te Veendam, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar), dat aan [naam 7] toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-264343-19
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Parketnummer 18-107292-20
1.
Overtreding van artikel 83 van het Reglement verkeersregels en verkeerstegens 1990;
2.
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3.
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Parketnummer 18-159861-20
Wederspannigheid
Parketnummer 18-191100-20
1.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt;
2.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder parketnummer 18-264343-19 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-159861-20 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-191100-20 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820283-19 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren waaraan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de reclassering van 13 oktober 2021.
Ten aanzien van het onder parketnummer onder 18-107292-20 heeft de officier van justitie de volgende straffen gevorderd. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 200 euro, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden en hechtenis voor de duur van 2 weken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest indien de rechtbank tot een veroordeling van één of meerdere feiten komt. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 13 oktober 2021 heeft geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapportages van de reclassering van 13 oktober 2021 en 25 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse misdrijven. Op of omstreeks 19 augustus 2019 heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak, op 18 juni 2020 aan wederspannigheid, op 22 juli 2020 aan openlijke geweldpleging tegen personen en goederen waarbij verdachte opzettelijk goederen heeft vernield en op laatstgenoemde datum nogmaals aan openlijke geweldpleging tegen goederen en aan vernieling van een raam. Verder heeft verdachte zich op 15 september 2019 schuldig gemaakt aan een drietal overtredingen, namelijk door – kort gezegd – als weggebruiker niet te stoppen voor een door de politie gegeven stopteken, het zonder rijbewijs besturen van een personenauto op de openbare weg en door gevaarlijk en hinderlijk rijgedrag te vertonen.
De rechtbank overweegt dat de onderhavige zaken gelijktijdig zijn behandeld met de zaak onder parketnummer 18-820283-19. Die zaak is geregistreerd in een ander administratief systeem (Compas) dan de onderhavige zaken (GPS). De zaak die in Compas is geregistreerd kan hierdoor niet gevoegd worden bij de onderhavige GPS-zaken. Gelet op voornoemde specifieke omstandigheden heeft de rechtbank verdachte in de Compas-zaak schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank zal bij de strafoplegging van de onderhavige zaken de bewezenverklaarde feiten in de Compas-zaak meewegen. In de Compas-zaak zijn een tweetal misdrijven bewezenverklaard, te weten een poging tot diefstal met braak, verbreking en inklimming op 14 oktober 2019 en een diefstal in vereniging met braak op 12 november 2019.
Gelet op de aard en de ernst van deze strafbare feiten geldt als uitgangspunt dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte heeft kennelijk weinig geleerd van deze eerdere veroordelingen, aangezien hij tijdens de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 18-205056-18) en tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18-820283-19 opnieuw de fout is ingegaan. Het baart de rechtbank daarbij zorgen dat de openlijke geweldplegingen en het begaan van geweld tegen beroepsbeoefenaren inmiddels deel uitmaken van een delictpatroon van delicten met een geweldscomponenten dat er sprake lijkt te zijn van een beginnend patroon van vermogensdelicten. Ook de proceshouding van verdachte tijdens de zitting acht de rechtbank strafverzwarend, omdat hij vrijwel geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezen verklaarde feiten en geen spijt heeft getoond. Het lijkt verdachte te ontgaan dat hij niet alleen financiële schade heeft aangericht, maar dat de aangevers ook veel overlast hebben geleden. De ravage moet worden hersteld en daar moeten ze tijd in steken. Daar komt nog bij dat het gedrag van verdachte een blijvend gevoel van onveiligheid heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de rapportages van de reclassering blijkt dat verdachte een belastende voorgeschiedenis heeft. In het ouderlijk gezin was sprake van huiselijk geweld en verwaarlozing. Mede door de situatie waarin hij opgroeide en door zijn licht verstandelijke beperking, beschikt verdachte nu over onvoldoende vaardigheden om zijn leven op de rit te krijgen. Door alle problematiek blijkt verdachte niet in staat te zijn om zonder hulp van buitenaf een maatschappelijk geaccepteerd bestaan op te bouwen. Er ontstaan telkens nieuwe risico’s door met name het gebruik van alcohol, het netwerk waarin verdachte zich begeeft, het ontbreken van zinvolle dagbesteding en het niet kunnen conformeren of voldoen aan de eisen die hulpverlenende instanties aan hem stellen. Hierdoor is een traject in een ambulant kader niet tot stand gekomen en is een klinische behandeling [instelling] te [plaats] na meerdere incidenten voortijdig gestaakt. Sindsdien woont verdachte bij [instelling] in Groningen. Na een moeizame start is de inzet van verdachte om zich te houden aan de voorwaarden die gesteld worden aan het beschermd wonen verbeterd en komt hij zijn afspraken beter na. De reclassering geeft aan dat verdachte met ondersteuning van [instelling] op het rechte pad lijkt te kunnen blijven, waarbij de reclassering er op heeft gewezen dat hij de afgelopen periode niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. In het laatste reclasseringsadvies wordt daarom het risico op recidive en letselschade ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag.
Ten aanzien van de vraag welke straf of maatregel moet worden opgelegd, is door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Verdachte heeft zich bereid verklaard de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te leven.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte voor de bewezen verklaarde misdrijven een gevangenisstraf van 9 maanden moet worden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf lager uitvalt dan de eis van de officier van justitie komt doordat de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn nog jonge leeftijd, zijn kwetsbaarheid en het gegeven dat het bij [instelling] de laatste tijd beter lijkt te gaan met verdachte, zwaar heeft meegewogen bij de bepaling van de strafmaat. Tegelijkertijd wil de rechtbank met de opgelegde straf aan verdachte duidelijk maken dat hij de consequenties van zijn strafbare handelen wel degelijk zal moeten ondergaan en dat het afgelopen moet zijn met het plegen van strafbare feiten.
Voor de bewezen verklaarde overtredingen zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen opleggen, met dien verstande dat de geldboete van € 200,- en de hechtenis voor de duur van 2 weken voor het rijden zonder rijbewijs als voorwaardelijke straf zullen worden opgelegd, met daaraan gekoppeld een proeftijd van 2 jaren.
Inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de personenauto verbeurd dient te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen auto geen standpunt ingenomen.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto, [kenteken]
(Omschrijving: G41543, Grijs, merk: Seat, met sleutels) vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder parketnummer 18-107292-20 1, 2 en 3 bewezen verklaarde hiermee is begaan.
Benadeelde partijen
Parketnummer 18-191100-20
[benadeelde partij 2]
(feit 1) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.003,06 ter vergoeding van materiële schade en
€ 750,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsvrouw ten aanzien van de schadeposten ‘schoenen’ en ‘broek’ aangevoerd dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd en afgewezen dienen te worden. Ten aanzien van de schadeposten ‘medische kosten Urgent Care Aruba’ en ‘chiropractor’ heeft de raadsvrouw primair verzocht deze posten niet-ontvankelijk te verklaren. Indien de gestelde schade toch wordt toegewezen, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht om de hoogte van de schadevergoeding te matigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de hoogte van de gevorderde immateriële schade te matigen gelet op de onderbouwing van de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Gelet op de onderbouwing van de vordering zal de rechtbank de immateriële schade matigen en toewijzen tot een bedrag van € 500-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juli 2020. Voor het overige zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen
Ten aanzien van de gestelde materiële schade beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven mogelijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 3]
(feit 1) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 12.602,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de schadepost ‘offerte vervangingskosten ramen, kozijnen, windscherm, bloempotten en deur’ heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en de opgevoerde schade.
Met betrekking tot de schadepost ‘eigen risico reparatiekosten auto’ heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit deel van de vordering niet door de rechtspersoon ( [naam hotel] .) is ingediend terwijl de auto’s op naam van voornoemde rechtspersoon staan.
Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouw verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Met betrekking tot de schadepost ‘offerte vervangingskosten ramen, kozijnen, windscherm, bloempotten en deur’ beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade aan de overkapping van het zwembad te kunnen beoordelen.
Daarnaast is de schadepost ‘eigen risico reparatiekosten auto’ niet ingediend door de rechtspersoon [naam hotel] . terwijl de auto’s wel op naam van voornoemde rechtspersoon staan en de bijgevoegde factuur is gericht aan [naam hotel]. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in deze delen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank komt dan tot toewijzing van een bedrag van € 9.152,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 juli 2020. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven mogelijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 4]
(feit 2) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 478,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij een klap tegen de plaat heeft gegeven, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat op grond van het proces-verbaal niet kan worden vastgesteld dat er door de klap van verdachte schade is ontstaan. Nu er geen causaal verband is tussen de gedragingen van verdachte en de schade is primair verzocht om de vordering af te wijzen. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 juli 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven mogelijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 36f, 57, 60, 62, 180, 311, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 107, 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 83 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder parketnummer 18-264343-19 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-107292-20 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18-159861-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-191100-20 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van parketnummer 18-264343-19, parketnummer 18-159861-20 en parketnummer 18-191100-20 feiten 1, 2 en 3
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering (VNN reclassering), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Verdachte dient ervoor te zorgen dat hij bereikbaar is voor de reclassering;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de oproep voor eerste afspraak. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 18-107292-20 onder 1
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Ten aanzien van parketnummer 18-107292-20 onder 2
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 200,-(zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 18-107292-20 onder 3
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 maanden.
hechtenis voor de tijd van 2 weken
Bepaalt dat deze hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.