ECLI:NL:RBNNE:2021:4660

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
18/820283-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring voor diefstal in vereniging met braak en poging tot diefstal

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak en poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2019 in Meeden, samen met een of meer anderen, een inbraak heeft gepleegd in een supermarkt, waarbij rookwaren zijn weggenomen. De verdachte is op heterdaad betrapt en aangetroffen in een auto met de gestolen goederen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd, omdat de zaak gelijktijdig is behandeld met andere zaken die in een ander administratief systeem zijn geregistreerd. De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de gelijktijdige behandeling van andere zaken, aanleiding gaven om geen straf op te leggen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering van [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820283-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/205056-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
19 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Meeden, in de gemeente
Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, in/uit een pand (gelegen aan de [straatnaam] aldaar), een hoeveelheid
rookwaren, althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of
[benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Winschoten, in de gemeente Oldambt,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een pand
(gelegen aan de [straatnaam] aldaar) enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
immers heeft hij, verdachte:
- een raam van voornoemd pand ingeslagen en/of forcerende en/of brekende
handeling(en) aan voornoemd raam verricht en/of
- door voornoemd verbroken raam het pand betreden en/of
- in voornoemd pand (een) forcerende en/of brekende handeling(en) aan een kast
(met kluissleutels) verricht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de inbraak heeft gepleegd. Ook blijkt niet dat verdachte het oogmerk had om zich de goederen toe te eigenen. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak, heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat uit het dossier kan worden afgeleid dat [medeverdachte] in het pand is geweest. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat een tweede persoon voor het pand bleef staan. De raadsvrouw heeft betoogd dat deze gedragingen duiden op medeplichtigheid zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er sprake is van vrijwillige terugtred zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt als volgt. Uit onderstaande bewijsmiddelen volgt dat er is ingebroken bij de [benadeelde partij 1] in Meeden waarbij rookartikelen zijn weggenomen. Op de camerabeelden die zijn gemaakt rond het moment van de inbraak zijn twee personen te zien die de supermarkt binnenlopen en samen weer wegrennen. [benadeelde partij 1] na de inbraak wordt verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen in een auto. Achterin de auto heeft de politie een flinke hoeveelheid pakjes sigaretten gevonden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij betrokken is geweest bij de inbraak. In zijn telefoon is het telefoonnummer van [naam 2] ( [telefoonnummer] ) gevonden. De politie heeft binnen, op de plaats delict een telefoon aangetroffen zonder batterij. Achter de bijrijdersstoel van de auto waarin verdachte is aangetroffen is een batterij gevonden die past bij de telefoon die op de plaats delict is gevonden. Uit het onderzoek naar voornoemde telefoon en de zich daarin bevindende simkaart is het nummer [telefoonnummer] naar voren gekomen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte – dat hij door medeverdachte [medeverdachte] is opgehaald na de inbraak – totaal ongeloofwaardig. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat er twee personen aanwezig zijn geweest in de supermarkt is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2019324392 d.d. 6 november 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Ik ben eigenaar van de [benadeelde partij 1] aan de [straatnaam] te Meeden. Op 12 november 2019 om 00.00 uur lag ik in bed toen ik een raar geluid hoorde, het klonk als gebeuk ergens op. Ik hoorde ook glasgerinkel. Ik deed vervolgens de toegangsdeur naar de winkel open en op dat moment hoorde ik uit de gang die voor het kantoor ligt iemand zeggen: ‘He [benadeelde partij 1] .’ Ik zag dat de man met de bivakmuts langs mij heen rende door het gangetje de winkel in de richting van de hoofdingang. Ik zag dat bij de kassa op de goederenband een blauwe koevoet lag. Ik zag diverse rookwaren her en der bij de kassa op de grond liggen. Ik heb gezien dat er een aantal rookartikelen zijn weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 november 2019 reed ik verbalisant omstreeks 00.05 uur in vrije tijd over de [straatnaam] in Meeden. (…) Ik kwam hoogstens een minuut nadat de melding werd gegeven ter plaatse bij de supermarkt. Ik zag dat gezien van de [straatnaam] , de schuifdeur aan de voorzijde van het
winkelpand was beschadigd. Ik zag dat het bovenste gedeelte van het raam van de
linkerzijde van de schuifdeuren volledig was geforceerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 12 november 2019 waren wij verbalisanten belast met het uitkijken van de camerabeelden naar aanleiding van een winkelinbraak, gepleegd op 12 november 2019 tussen 00.00 uur en 00.15 uur in de [benadeelde partij 1] te Meeden.
Op 12 november te 00:13:00 zagen wij in beeld een voertuig aankomen.
Op 00:13:18 zagen wij het voertuig links de Badweg inslaan. Het voertuig leek voor ons op een Opel, type Corsa.
Op 00:13:21 zagen wij het voertuig het beeld uitrijden. Tussen 00:17:30 en 00:19:30 zagen wij twee personen vanuit de Badweg lopen in de richting van de [straatnaam] . Wij zien dat zij hier rechtsaf slaan in de richting van Westerlee. Ter hoogte van de [benadeelde partij 1] stoppen beide personen. Wij zagen dat een van de personen een boodschappentas type bigshopper in de hand heeft. Wij zagen dat beide personen aan de voorzijde van de supermarkt, naar de meest linkerkant lopen. Wij zagen vervolgens dat zij de supermarkt naar binnen liepen.
Op 00:20:40 zagen wij twee personen aan de linkerzijde van de supermarkt uitkomen.
Wij zagen de beide personen rennen in de richting van Veendam en sloegen toen linksaf
de Badweg in. Wij zagen dat een van de personen, zoals hierboven staat beschreven, nog steeds een witte boodschappentas in zijn hand.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 12 november 2019 waren wij, verbalisanten, belast met noodhulpsurveillance voor de eenheid Groningen-Zuid. Op bovengenoemde dag en datum, omstreeks 00:05 uur hoorden wij dat er een inbraak had plaatsgevonden bij een supermarkt aan de [straatnaam] te Meeden. Een collega gaf via de portofoon door dat hij via de Beneden Veensloot zou gaan aanrijden. Direct daarna verklaarde hij dat er uit tegengestelde richting een groene Opel Corsa was gepasseerd. Ter plaatse zagen wij twee in het zwart geklede personen in het voertuig zitten welke overeen kwam met het genoemde signalement. Tevens zagen wij achterin het voertuig allemaal pakjes sigaretten liggen van diverse merken. Tevens zagen wij een gele big shopper van de Jumbo liggen waarin diverse doosjes met sigaretten liggen. Wij hebben deze personen ( [medeverdachte] en verdachte) aangehouden ter zake diefstal middels braak in vereniging.
5. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:

Inbeslagneming

Plaats [straatnaam] Hoogezand, binnen de gemeente
Midden-Groningen
Datum en tijd 12 november 2019
Omstandigheden Toestel word aangetroffen door de fo op het pd.
Goednummer PL0100-2019300594-1205465
Object Telefoon
Merk/type Samsung Sm-G903f
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 november 2019 heb ik samen met een collega een batterij, bestemd voor een Samsung telefoon, in beslag genomen. Deze batterij lag in de groene Opel Corsa voorzien van het kenteken: [kenteken] . In deze groene Opel Corsa zaten de twee verdachten die zijn aangehouden op verdenking van de inbraak in de [benadeelde partij 1] te Meeden. Dit zijn verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . Na onderzoek door de forensische opsporing in de [benadeelde partij 1] te Meeden werd een Samsung s5 Neo aangetroffen. Deze telefoon werd aangetroffen zonder batterij. Ook het kapje wat achter op de telefoon hoort te zitten was niet meer aanwezig.
Na onderzoek in de auto werd er een batterij aangetroffen. Deze batterij heeft als type-nummer: EB-BG903BBE. Als ik dit type batterij opzoek via Google, krijg ik er uit dat de batterij bestemd is voor een Samsung s5 Neo. Dus voor de telefoon die werd aangetroffen in de [benadeelde partij 1] te Meeden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2019, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Vervolgens vroeg ik, verbalisant, aan verdachte [medeverdachte] of ik in zijn telefoon mocht kijken of hij in contact stond met verdachte [verdachte] . Vervolgens zijn wij verbalisanten op zoek gegaan naar de gegevens van [verdachte] , en troffen in de contacten ene [naam 2] aan. Hierop hebben wij, verbalisanten gekeken naar het telefoonnummer van deze [naam 2] , te weten [telefoonnummer] . Door de afdeling digitale expertise is een onderzoek gedaan naar de aangetroffen telefoon en simkaart in de supermarkt te Meeden en daaruit is het bovenstaand telefoonnummer, te weten [telefoonnummer] naar voren gekomen. Dit is het telefoontoestel en simkaart, welke uit de broekzak van de verdachte is gevallen welke is overlopen door de eigenaar van het winkelbedrijf. Op basis van deze informatie is het ons, verbalisanten, duidelijk geworden dat verdachte [medeverdachte] contact heeft met de verdachte die is overlopen in het winkelbedrijf en in het telefoontoestel van verdachte [medeverdachte] als [naam 2] staat vermeld.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[medeverdachte] :
We werden aangetroffen met pakjes sigaretten. Ik heb ingebroken. Bij Meeden, bij de supermarkt. Dat deed ik met een breekijzer. Daarmee sloeg ik een raam in, bij de deur aan de voorkant. Toen ging ik naar binnen. Binnen heb ik sigaretten gepakt en in een tas gedaan.
Ik had een grote en een kleine tas bij me. Ik ben daar gekomen met de auto waarin ik werd aangehouden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat is ingebroken in het pand van [benadeelde partij 4] te Winschoten doordat er een raam is ingeslagen. Aan de binnenzijde van de sluitzijde van het raam is een bloedspoor gevonden. Dit spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard. De rechtbank acht dit bloedspoor een duidelijk daderspoor. De verklaring van verdachte - dat hij een raam heeft ingegooid, in het pand is geweest en vervolgens is weggegaan omdat hij bedacht dat hij toch niets wilde stelen- acht de rechtbank gelet op voornoemde feiten en omstandigheden totaal ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat op grond van onderstaande bewijsmiddelen het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 14 oktober 2019 een raam ingegooid bij het pand aan de [straatnaam] te Winschoten. Ik ben daarna in dit pand geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 173 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Ik ben eigenaar van [benadeelde partij 4] gevestigd aan de [straatnaam] , te
Winschoten. Op 14 oktober omstreeks 18.30 uur heb ik mijn bedrijf afgesloten. Op maandag 14 oktober omstreeks 23.27 uur kreeg ik een telefoon van het beveiligingsbedrijf. Het pand aan de [straatnaam] te Winschoten is voorzien van een alarm en camera's. Ik kreeg een telefoontje dat het alarm afging in mijn bedrijf. Toen ik om mijn pand heen liep zag ik dat aan de linker zijde het raam van de kantine was vernield. Zowel binnen als buiten lagen glasscherven. In de kantine staan twee kasten en één metalen kast. In de metalen kast hangen de sleutels van de voertuigen. Ik zag dat de twee kasten open stonden. Op de metalen kast zag ik beschadigingen. Ik zag dat er mogelijk met een schroevendraaier de kast was proberen te open maken. Hierbij zijn witte sporen achter gelaten. Het kozijn waar via de verdachte(n) is binnen gekomen is ook wit.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [straatnaam] ) d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 187 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 oktober 2019 kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit bedrijf/kantoor, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] , te Winschoten. Aan de linkerzijde van het pand was een draairaam van de kantine gepoogd te forceren. Ik zag dat er forse braaksporen zichtbaar waren. Het raam stond nu op
kierstand maar ik voelde dat deze niet verder open ging. Ik zag dat er een groot gat in de ruit van het raam zat. Vermoedelijk heeft de dader het raam ingeslagen toen bleek dat hij het middels verbreking niet verder open kon krijgen.
Ook zag ik aan de binnenzijde aan sluitzijde bloed op het raam. Dit bloed heb ik bemonsterd en de bemonstering veiliggesteld ten behoeve van nader biologisch sporenonderzoek.
Spoornummer : PL0100-2019273877-57213
SIN : AAMD5547NL
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.10.25.065, d.d. 8 november 2019, opgenomen op pagina 182 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door H.J. Paassen, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/ haar verklaring:
SIN en omschrijving Beschrijving DNA-profiel Celmateriaal Matchkans
kan afkomstig
zijn van
AAMD5547NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan één op één
miljard

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2019 te Meeden tezamen en in vereniging met een ander uit een pand gelegen aan de [straatnaam] aldaar een hoeveelheid rookwaren dat geheel toebehoorde aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 14 oktober 2019 te Winschoten in de gemeente Oldambt ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een pand gelegen aan de [straatnaam] aldaar enig goed dat toebehoorde aan [benadeelde partij 3] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en inklimming immers heeft hij, verdachte:
- een raam van voornoemd pand ingeslagen en forcerende handelingen aan voornoemd raam verricht en
- door voornoemd verbroken raam het pand betreden en
- in voornoemd pand forcerende handelingen aan een kast verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren waaraan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de reclassering van 13 oktober 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest indien de rechtbank tot een veroordeling van één of meerdere feiten komt. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 13 oktober 2021 heeft geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van 25 februari 2021 en 13 oktober 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een supermarkt waarbij een hoeveelheid rookwaren is weggenomen en een poging tot inbraak. Door zijn brutale manier van handelen heeft verdachte de gedupeerden schade en overlast bezorgd. Verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank overweegt dat de onderhavige zaken gelijktijdig zijn behandeld met de zaken onder de parketnummers 18-264343-19, 18-107292-20, 18-159861-20 en 18-191100-20.
Voornoemde zaken zijn geregistreerd in een ander administratief systeem (GPS) dan de onderhavige zaken (Compas). De zaken die in GPS staan geregistreerd kunnen hierdoor niet gevoegd worden bij de onderhavige Compas-zaken. Gelet op voornoemde specifieke omstandigheden zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank zal bij de strafoplegging van de GSP-zaken onderhavige Compas-zaken meewegen.

Benadeelde partijen

[benadeelde partij 2]
(feit 1) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.066,23 ter vergoeding van materiële schade en
€ 300,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat ze vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen omdat onduidelijk is of de gevorderde schade aan verdachte kan worden toegerekend omdat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de schade heeft toegebracht.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Nu de benadeelde partij tweemaal de schadepost ‘braakschade’ heeft opgevoerd omdat er twee keer bij de benadeelde partij is ingebroken, zal de rechtbank de schadepost ‘braakschade’ eenmaal toewijzen. De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank ook toewijzen. De rechtbank komt dan tot toewijzing van een bedrag van € 3.116,23, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 november 2019. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 3]
(feit 2) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,- ter vergoeding van materiële schade,
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering niet is onderbouwd. Nu er wel schade is vastgesteld kan de rechtbank op grond van redelijkheid en billijkheid een deel van de gevorderde schade toewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Aanhouden en wachten op onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces zijn

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 13 augustus 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 augustus 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 september 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.116,23 (zegge: drieduizend honderdzestien euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van € 3.116,23 (zegge: drieduizend honderdzestien euro en drieëntwintig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2019. Dit bedrag bestaat uit € 2.816,23 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 41 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-205056-18:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 18 oktober 2019, te weten: een gevangenisstraf van 8 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2021.
Mr. H.M. Lenting is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.