ECLI:NL:RBNNE:2021:4622

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
18/149893-21 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandel en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 126.802,00 bedraagt. De officier van justitie had eerder gevorderd dat dit bedrag vastgesteld zou worden op € 131.921,00, maar de rechtbank heeft dit bedrag gematigd. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van voordeel, omdat het openbaar ministerie niet had aangetoond dat de witwashandelingen daadwerkelijk tot voordeel hadden geleid. De rechtbank oordeelde echter dat, gezien het gebrek aan legale inkomsten en de omstandigheden van de zaak, het aannemelijk was dat de veroordeelde zijn uitgaven had gedaan met geld dat hij door middel van strafbare feiten had verkregen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van de officier van justitie en heeft enkele correcties aangebracht in de berekening. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de veroordeelde verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/149893-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2021 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te [instelling],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 7 oktober 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 131.921,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/149893-21 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 15 oktober 2021, waarbij zijn gehoord de officier van justitie mr. M.H.G. Scharenborg, veroordeelde en zijn raadsman
mr. R.P. Eefting.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moet worden op het geldbedrag dat door verdachte is witgewassen
(€ 175.741,00) met aftrek van de waarde van de inbeslaggenomen drugs (€ 43.820,00). De officier van justitie heeft aangegeven dat volgens vaste jurisprudentie de aanschaf van criminele goederen niet afgetrokken hoort te worden van het wederrechtelijk verkregen voordeel, maar dat hij dat in het voordeel van veroordeelde toch heeft gedaan.

Het standpunt van de verdediging

Ook bij veroordeling voor witwassen heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, nu er geen sprake is van voordeel. De enkele omstandigheid dat een goed, zoals een geldbedrag, voorwerp is van het bewezenverklaarde misdrijf witwassen, brengt niet met zich mee dat alleen al daarom dat goed wederrechtelijk verkregen voordeel vormt. Het openbaar ministerie moet aantonen dat het verrichten van witwashandelingen daadwerkelijk tot voordeel voor veroordeelde heeft geleid. Het enkele feit dat veroordeelde geldbedragen op zijn rekening heeft gestort en uitgegeven, houdt geen vermogensvermeerdering in. Het openbaar ministerie heeft niet aannemelijk gemaakt op welke andere manier het witwassen tot voordeel voor veroordeelde heeft geleid. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde zich gedurende de witwasperiode bezig heeft gehouden met de handel in drugs.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd dient te worden. De geldlening van € 45.889,00 uit Zwitserland moet bij dit bedrag in mindering worden gebracht. De Rolex, de merkkleding en het meubilair moeten bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel buiten beschouwing worden gelaten.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 29 oktober 2021 in de onderliggende strafzaak opgenomen bewijsmiddelen;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 23 augustus 2021.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 29 oktober 2021 in de zaak met parketnummer 18/149893-21 veroordeeld ter zake onder meer opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en witwassen.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat vermogensbestanddelen die het voorwerp van het misdrijf ‘witwassen’ vormen, niet reeds daardoor (geheel of ten dele) wederrechtelijk verkregen voordeel zijn. In artikel 36e, derde lid, Sr is echter bepaald dat wederrechtelijk verkregen voordeel ook kan worden ontnomen indien aannemelijk is dat andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Artikel 36e, derde lid, Sr stelt geen eisen aan de aard of de ernst van deze andere strafbare feiten die tot het voordeel hebben geleid.
Bij gebrek aan aantoonbare legale inkomsten en bij gebrek aan enig andersluidende verklaring van veroordeelde, acht de rechtbank het aannemelijk dat hij zijn uitgaven enkel heeft kunnen doen met geld dat hij door middel van strafbare feiten tot zijn beschikking had. De rechtbank zal het voordeel schatten op grond van het bepaalde in artikel 36e, vijfde lid, Sr.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, zal de rechtbank de geldlening van € 45.889,00 uit Zwitserland niet in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook zal de rechtbank de Rolex en de merkkleding niet buiten beschouwing laten. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring gegeven voor het bestaan van deze lening en voor de herkomst van deze goederen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank gebaseerd op het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art. 36e Wetboek van Strafrecht” van 23 augustus 2021, opgemaakt door de officier van justitie. De berekeningsmethode van het wederrechtelijk verkregen voordeel richt zich op de contante uitgaven/bestedingen die door veroordeelde zijn gedaan in relatie tot zijn legale inkomsten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel in deze zaak is berekend aan de hand van een kasopstelling. De rechtbank zal enige correcties aanbrengen op het daar berekende bedrag.
Ten eerste zal de rechtbank het bedrag met betrekking tot de eetset en bank matigen tot een bedrag van € 1.100,00. Op de bij verdachte inbeslaggenomen factuur staat dat er slechts een aanbetaling is gedaan en niet dat het volledige bedrag al is voldaan. Tot slot zal de rechtbank het tv-meubel (€ 1.120,00) niet meenemen in de berekening aangezien deze tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte niet is aangetroffen.
Dit levert de volgende berekening op:
Bron 1: contanten
beginsaldo contanten
opname contanten
storting contanten
eindsaldo contanten
€ -
€ 20.215,00
€ 116.050,00
€ 1.509,00
€ 97.344,00
Bron 3: excessieve contante uitgaven
CBD-olie
eetset + bank
kleding, schoenen, accessoires
Rolex
€ 3.258,00
€ 1.100,00
€ 11.804,00
€ 13.295,00
€ 29.457,00
onverklaarbaar contant aanwezig geweest
€ 126.802,00
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 126.802,00 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 126.802,00.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 126.802,00 (zegge: honderd zesentwintigduizend achthonderd twee euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze beslissing is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 oktober 2021.