ECLI:NL:RBNNE:2021:4582

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/030108-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit en hennepteelt door verdachte in Groningen

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van elektriciteit en hennepteelt. De verdachte, geboren in 1981 en woonachtig in Groningen, werd bijgestaan door haar advocaat mr. P.C. Schutte. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De zaak kwam ter terechtzitting op 14 oktober 2021 aan de orde, waar de verdachte aanwezig was.

De tenlastelegging omvatte twee punten: ten eerste het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 januari 2019 tot 9 oktober 2019, en ten tweede het wegnemen van elektriciteit die toebehoorde aan een bedrijf, waarbij gebruik werd gemaakt van een illegale aansluiting. De officier van justitie stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het eerste punt, maar dat het tweede punt wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen, met de argumentatie dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de hennepteelt en sprak de verdachte hiervan vrij. Echter, voor de diefstal van elektriciteit oordeelde de rechtbank dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte, haar echtgenoot, die de illegale elektriciteitsafname had geregeld. De rechtbank achtte het medeplegen van diefstal wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat vervangende hechtenis zou worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit mr. S. Timmermans, mr. J. van Bruggen en mr. J.V. Nolta, en werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/030108-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. Schutte, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 t/m 9 oktober 2019 te
[pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, op het perceel/adres [straatnaam] te [pleegplaats] ,
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
165 hennepplanten en/of delen daarvan, althans een hoeveelheid hennep,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 t/m 9 oktober 2019 te
[pleegplaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit de woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] ,
een hoeveelheid electriciteit, althans enig goed, geheel of deels toebehorende
aan het bedrijf [benadeelde partij] , althans een ander dan verdachte,
heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, waarbij
verdachte en/of haar medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrij dient te worden gesproken van hetgeen aan haar onder 1 ten laste is gelegd. Ten aanzien van hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan haar ten laste is gelegd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij hiertoe aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte ervan op de hoogte was dat de elektriciteit in haar woning op illegale wijze werd afgenomen en het feit dat zij degene was die de meterstanden doorgaf aan [benadeelde partij] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen haar onder 1 ten laste is gelegd en spreekt verdachte hiervan vrij.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober 2021:
Ik wist dat mijn echtgenoot had gerommeld met de elektriciteit in onze gezamenlijke woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] en dat wij daardoor op illegale wijze stroom afnamen van [benadeelde partij] . Dit had hij mij verteld. Op deze manier konden we de elektriciteitskosten drukken.
Ik wist dat dit diefstal was. [medeverdachte] schreef de meterstanden altijd op een briefje en ik was degene die deze meterstanden vervolgens online doorgaf aan [benadeelde partij] .
2. een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 16 december 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019021342 d.d. 14 januari 2021, inhoudende als verklaring van [naam 1] en [naam 2] namens [benadeelde partij] :
Ik, [naam 1] , ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij netwerkbedrijf [benadeelde partij] , gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadeel van genoemd bedrijf. Ik, [naam 2] , ben ik in mijn hoedanigheid van Regionaal ketenmanager fraudebestrijding bij netwerkbedrijf [benadeelde partij] , gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadeel van genoemd bedrijf. [benadeelde partij] transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de
contractant van pand [straatnaam] , [woonplaats] . Op 9 oktober 2019 werd door de politie te Noord-Nederland een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen
op het adres [straatnaam] te [pleegplaats] . Door onze, ter plaatse gekomen fraude-inspecteur is geconstateerd dat de elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeter om werd weg genomen. Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij] Netbeheer verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde partij] Netbeheer aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Verdachte heeft de aansluiting van [benadeelde partij] in zijn geheel verplaatst. Hij heeft de hoofdzekering, de meter en daaropvolgende groepenkast verplaatst. De hoofdleiding is door de verdachte gesplitst en door een eigen geplaatste groepenkast geleid richting de hennepkwekerij. De andere tak is naar de verplaatste hoofdzekering en meter geleid. Niet alle stroomafname van het huis is via de meter gegaan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen, dient vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn of haar medeverdachte(n).
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Verdachte was er vanaf het begin af aan van op de hoogte dat haar echtgenoot (medeverdachte) er door een technische ingreep voor had gezorgd dat de elektriciteit op hun gezamenlijke woonadres op illegale wijze werd afgenomen. Verdachte is niettemin gebruik blijven maken van de stroom in de woning, wetende dat deze stroomafname onjuist werd geregistreerd en dus niet in rekening werd gebracht bij [benadeelde partij] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar echtgenoot. Ook zij heeft de stroom in hun gezamenlijke woning immers steeds weer opnieuw illegaal weggenomen. Overigens was zij ook degene die de onjuiste meterstanden doorgaf aan [benadeelde partij] . Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van de diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2019 t/m 9 oktober 2019 te [pleegplaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
in de woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] ,
een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij] ,
heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij
verdachte en haar medeverdachte het weg te nemen goed onder hun bereik hebben
gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er, indien de rechtbank toch tot enige bewezenverklaring mocht komen, primair voor gepleit om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft hij ervoor gepleit om verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent haar opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer tien maanden schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft zich hierbij louter laten leiden door haar eigen financiële gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van de overlast en ergernis die een dergelijk feit bij de gedupeerde – in dit geval [benadeelde partij] – veroorzaakt. Het behoeft daarnaast bovendien geen betoog dat het gebruikmaken van een illegale stroomvoorziening ook grote veiligheidsrisico’s met zich mee kan brengen.
De rechtbank rekent dit verdachte aan, maar houdt er bij het bepalen van de strafmaat wel rekening mee dat de rol die verdachte heeft gespeeld bij het plegen van het strafbare feit relatief beperkt is geweest.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 31 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte haar leven op dit moment redelijk op orde heeft. De relatie tussen verdachte en haar echtgenoot is verbroken en zij woont op dit moment alleen met haar kinderen. Verder vindt de reclassering het positief dat verdachte zich onlangs uit zichzelf heeft aangemeld bij het maatschappelijk werk van [stichting], onder andere om hulp te krijgen bij het op orde brengen van haar financiën. Op dit moment ziet de reclassering dan ook geen noodzaak om hulpverlening op te starten binnen een gedwongen kader en zij adviseert de rechtbank derhalve om verdachte, bij enige bewezenverklaring, te veroordelen tot een straf zonder bijzondere voorwaarden. De oplegging van een gevangenisstraf, dan wel een geldboete acht de reclassering gecontra-indiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, zoals bepleit door de verdediging en acht een geheel voorwaardelijke taakstraf de aangewezen strafmodaliteit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd voor de duur van 80 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank wijkt met haar straf af van de eis van de officier van justitie, nu zij van oordeel is dat met voornoemde straf voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.