ECLI:NL:RBNNE:2021:4578

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/930018-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens verwerving van geld afkomstig uit misdrijf

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verwerven en/of voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer 885 euro, dat mogelijk afkomstig was uit een misdrijf. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich zouden hebben voorgedaan in de periode van 6 tot en met 8 oktober 2016, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben gehandeld. De officier van justitie en de verdediging waren van mening dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Tijdens de zitting op 16 september 2021 is de verdachte verschenen, en de zaak is inhoudelijk behandeld. De rechtbank heeft, na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. S. Timmersmans, en de rechters mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, met ondersteuning van griffier mr. R.G. Bakker-Dees.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930018-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2021.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 tot en met 8 oktober 2016, althans oktober 2016, te Hoogeveen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 885 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of die ander(en) (meermalen) dat/die geldbedrag(en) op verdachtes bankrekening [rekeningnummer] ontvangen en/of ter beschikking gekregen,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer (andere) persoon/personen (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 tot en met 8 oktober 2016, althans oktober 2016, te Hoogeveen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 885 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen (meermalen) dat/die geldbedrag(en) op verdachtes bankrekening [rekeningnummer] ontvangen en/of ter beschikking gekregen,
terwijl die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk zijn bankpas (met pincode) aan die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen verstrekt of doen toekomen, althans ter beschikking gesteld, en/of toegestaan dat zijn bankpas en/of bijbehorende rekeningnummer werd gebruikt door die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen.

Beoordeling van het bewijs

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmersmans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2021.