ECLI:NL:RBNNE:2021:4573

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/037312-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing tijdens boerenprotest tegen stikstofbeleid

Op 14 oktober 2019 heeft de verdachte, samen met een ander, een groep boeren opgeroepen tot geweld tijdens een protest tegen het stikstofbeleid bij het provinciehuis in Groningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, omdat hij via een megafoon opruiende uitspraken deed die de gemoederen onder de demonstranten verhitten. De verdachte stond in de laadbak van een tractor en riep onder andere dat de deuren van het provinciehuis open geramd moesten worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van in het openbaar mondeling opruien tot enig strafbaar feit. De rechtbank heeft de ernst van de situatie en de gevolgen van de oproep tot geweld meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geprobeerd de besluitvorming van de overheid te beïnvloeden door het stellen van een ultimatum, wat leidde tot een dreigende situatie en uiteindelijk het binnendringen van het provinciehuis door demonstranten. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als minder prominent dan die van zijn medeverdachte beoordeeld, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd, rekening houdend met het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/037312-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 oktober 2021, dat is gesloten op 14 oktober 2021. De verdachte is op 7 oktober 2021 verschenen, bijgestaan door mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Veendam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door tegenover een groep personen, op/in de opgeheven laadbak van een trekker/shovel te gaan staan en één of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en/of
- " het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit" en/of
- " we geven ze nog 3 minuten" en/of
- “ nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit" en/of
- " nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit" en/of of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat datgene wat verdachte heeft gezegd en de manier waarop hij dat heeft gezegd op geen enkele manier kan worden gekwalificeerd als strafbare opruiing. De uitspraak ‘nog 5 minuten en dan gaat de deur eruit’ is veel te weinig om 1500 boeren te bewerken, aan te hitsen of aan te sporen en om die menigte daarmee aan te zetten tot het plegen van een strafbaar feit. Bovendien heeft geen enkele verbalisant die aanwezig was bij de demonstratie, verdachte aangewezen als een opruiend persoon. Ook van medeplegen is geen sprake omdat er geen samenwerking was tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 1] en [naam] anderzijds.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 14 oktober 2019 stond ik, samen met onder meer [medeverdachte 1], in de laadbak van een shovel bij het provinciehuis in Groningen. Ik had een geluidsinstallatie geregeld. Ik heb door de microfoon geroepen: “Nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit.” Ook heb ik geroepen: “Over 5 minuten gaat de deur eruit.” De sfeer was grimmig. De aanwezige boeren zaten vol emotie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
3 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019293179, PL0100-2019273668 van 18 november 2019 en PL0100-2020330809 van 23 december 2020 (aanvulling), inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1]:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
Ik heb een prominente rol gespeeld bij het eerste boerenprotest op 1 oktober. Dus ik liep op
14 oktober 2019 niet als anoniem persoon rond bij dit protest. Veel mensen kennen je dus en je hebt dan veel contacten.
V: Voor het Provinciehuis werd gesproken door verschillende mensen via een megafoon en een geluidsinstallatie. Als ik het goed heb was jij daar één van. Hoe is dat zo gekomen?
A: [naam] en ik hebben gebruik gemaakt van mijn megafoon. [verdachte] had gezorgd voor een geluidsinstallatie en daarvan kreeg ik ook zo nu en dan de microfoon van. Een geluidsinstallatie werkt beter dan een megafoon, daarmee ben je duidelijker verstaanbaar.
Er is vooral gebruik gemaakt van de microfoon. Ik heb via de microfoon gezegd dat de deur in zou gaan en ik heb ook afgeteld.
V: Op een later moment kom jij in een shovelbak terecht, met nog een aantal mensen en een geluidsinstallatie. Dat klopt?
A: Ja, [verdachte] stond ernaast.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben gisteren op de tractor naar Groningen gegaan. Ik ben naar het provinciehuis gereden omdat er werd gevraagd dat er meer tractoren in het zicht moesten staan bij het provinciehuis. Dit verzoek kwam onder andere van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] liep min of meer de zaak een beetje op te jutten. Op den duur kwam [medeverdachte 1] bij mij en zei dat er een tractor dichter bij het provinciehuis moest komen te staan. Ik heb mijn tractor toen verplaatst tot een meter of twee voor de toegangsdeur van het provinciehuis.
De sfeer werd steeds grimmiger. Er werd geschreeuwd. Je zag boze gezichten om je heen. Vanaf 16.00 uur werd er geroepen: "Het heeft lang genoeg geduurd, de deur moet eruit”. Dit werd door [medeverdachte 1] geroepen. Door meerdere aanwezige boeren werd dit overgenomen. Als het aan [medeverdachte 1] had gelegen had de deur er volgens mij allang uit gelegen. Ik hoorde op den duur dat er door de megafoons werd geroepen: "We geven ze nog 3 minuten". Iedereen zat in een bepaalde emotie. Ik ging zelf ook in deze emotie mee. Ik wilde ook graag duidelijkheid. Op een gegeven moment werd er afgeteld. Omdat de tijd was afgelopen en het ultimatum was verstreken werd besloten de deur van het provinciehuis te openen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen. Op het moment dat ik naar buiten keek zag ik een soort heftruck, dan wel tractor met kiepbak staan. Ik zag dat er in deze bak telkens in ieder geval vier personen zaten. Ik zag dat zij een grote muziekinstallatie met geluidsboxen in de bak hadden staan waarbij ook een draadloze microfoon hoorde. Ik zag dat deze microfoon regelmatig in gebruik was bij iemand van de vakbond van de boeren. Tevens was deze microfoon in gebruik bij een blanke jongen. Ik zag later op RTV Noord staan dat hij vermoedelijk [medeverdachte 1] heet. Ik heb hem meerdere malen horen roepen door de microfoon dat zij de deur van het provinciehuis gaan rammen met de tractor. Ik heb hem daadwerkelijk door de microfoon horen roepen dat de tractor gestart moest worden en dat deze het provinciehuis in moest. De muziekinstallatie stond zo hard dat het gehele Martinikerkhof dit kon horen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 stond ik bij de toegangsdeur van het provinciehuis. Ik zag een blanke man. Later bleek dit te zijn: [medeverdachte 1]. Ik zag dat deze man de aanwezige personen 'boeren' toesprak met de megafoon. Ik hoorde dat de blanke man op een gegeven moment riep: "We gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open", of woorden van gelijke strekking.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen ‘als [naam] binnen vijf minuten niet naar buiten komt gaat de deur er uit’. Deze tekst heeft hij de rest van de middag en avond geroepen. Ik hoorde [medeverdachte 1] ook tegen Sander [medeverdachte 2] zeggen ‘rij hem maar open’.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen. Ik zag een tractor staan voor de ingang van het provinciehuis, de afstand tussen de voorzijde van de tractor en de genoemde groene deuren was nog geen 50 centimeter. Links van deze tractor zag ik nog een tractor staan. Deze tractor had een schepbak bevestigd aan de voorzijde. In deze schepbak stond een geluidinstallatie voorzien van een versterker, boxen en een microfoon. Op één van deze boxen zag ik een man zitten, later bleek dit te zijn [medeverdachte 1]. Ik zag en hoorde dat [medeverdachte 1] geëmotioneerd was, hij was boos. Ik zag en hoorde [medeverdachte 1] meerdere keren roepen in de microfoon dat de deuren van het provinciehuis er uit moesten en dat wij, daarmee doelde hij op de boeren, het provinciehuis in moesten. Ik zag hem wijzen naar de groene toegangsdeuren en hij keek naar de bestuurder van de tractor. Het volume van de muziekinstallatie stond dusdanig hard dat het gehele Martinikerkhof de opruiende woorden van [medeverdachte 1] kon horen.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan opruiing. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er een nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Beide verdachten hebben met hun uitspraken een groep boze boeren opgeroepen tot geweld tegen de afgesloten deur van het Provinciehuis. Zij maakten daarbij onder meer gebruik van een door verdachte geregelde geluidsinstallatie en zij stonden samen in een opgeheven laadbak van een tractor/shovel. Hierdoor hadden zij voor de betogers een zicht- en hoorbaar prominente positie en voortrekkersrol ingenomen en hadden zij tevens een goed bereik over de menigte die zich had verzameld voor het provinciehuis.
Verdachte heeft verklaard dat hij tijd probeerde te winnen en de uitspraken juist heeft gedaan om te voorkomen dat de deur van het provinciehuis eruit zou gaan. De rechtbank acht dat, gelet op de gebezigde woorden en de context waarin deze zijn geroepen, namelijk op een moment dat er een tractor vlak voor de deur van het Provinciehuis was neergezet, niet aannemelijk. Als verdachte werkelijk de gemoederen had willen bedaren, dan had hij moeten kiezen voor andere bewoordingen. Door zijn uitlatingen heeft hij alleen maar meer olie op het vuur gegooid en daarmee heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn uitlatingen derden zouden kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door tegenover een groep personen, in de opgeheven laadbak van een tractor/shovel te gaan staan en één of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en
- " het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit" en
- " we geven ze nog 3 minuten" en
- “ nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit" en
- " nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit" of woorden van gelijke aard en/of strekking en
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in het openbaar mondeling opruien tot enig strafbaar feit.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de ernst van het feit. Het opruien van de demonstranten rondom het provinciehuis heeft tot vernieling en vervolgens ook binnendringen van het provinciehuis geleid. Dit heeft er naast de ontstane materiële schade toe geleid dat aldaar werkzame ambtenaren het gebouw moesten verlaten en dat de politie het gebouw moest overnemen. Er is op deze wijze getracht op ontoelaatbare wijze druk uit te oefenen op de provincie om de nieuwe regels van tafel te krijgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geringe taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 14 oktober 2019, samen met een ander, een groep boeren die naar het provinciehuis te Groningen was gekomen om te protesteren tegen het stikstofbeleid, opgeroepen tot het plegen van geweld. Er werd een ultimatum gesteld, waarbinnen een voor de demonstranten gewenste beslissing zou moeten worden genomen door de provincie, bij gebreke waarvan de deur van het provinciehuis zou worden geopend. Toen die gewenste beslissing uitbleef en het ultimatum was verstreken, is de deur inderdaad met een tractor opengedrukt, waarna een aantal demonstranten het provinciehuis is binnengedrongen en een dreigende situatie is ontstaan.
De rechtbank stelt voorop dat het recht op vrije meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten zijn die essentieel zijn in een democratische samenleving. Verdachte heeft met zijn handelen de wettelijke grenzen echter overschreden. In feite heeft verdachte immers door oproeping tot geweld geprobeerd de besluitvorming van de overheid te beïnvloeden. De rechtbank rekent verdachte dit aan en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van enige duur een passende straf is. Bij het bepalen van de duur van deze straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de rol van verdachte kleiner is dan die van medeverdachte [medeverdachte 1]. Als strafverminderende omstandigheid weegt de rechtbank mee het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 60 uren passend en geboden is. Indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, zal deze worden vervangen door 30 dagen hechtenis.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.