ECLI:NL:RBNNE:2021:4572

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/037313-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en opruiing tijdens boerenprotest in Groningen

Op 14 oktober 2019 heeft de verdachte in Groningen, tijdens een boerenprotest tegen het stikstofbeleid, openlijk geweld gepleegd door met een tractor door bouwhekken te rijden. Tevens heeft hij, samen met een ander, de aanwezige boeren opgeroepen tot geweld tegen het provinciehuis. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat de veroordeling wegens opruiing in strijd is met artikel 10 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld en opruiing, en legt een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een taakstraf van 100 uren, met vervangende hechtenis van 50 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/037313-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2021, dat is gesloten op 14 oktober 2021. De verdachte is op 7 oktober 2021 verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 7 oktober 2021 vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Groningen, althans in Nederland, openlijk, te weten, op de Vismarkt en/of de Guldenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren), te weten bouwhekken en/of gevel/pui van een gebouw door met een trekker meermalen, althans eenmaal tegen deze bouwhekken aan te rijden;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door tegenover een groep personen, op/in de opgeheven laadbak van een trekker/shovel te gaan staan en één of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en/of
- " het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit" en/of
- " we geven ze nog 3 minuten" en/of
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en/of
- “ nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit" en/of
- " nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit" en/of of woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte is op de tractor gaan zitten als bijrijder en heeft de bestuurder ontmoedigd om door het eerste hek te rijden. Er was ook geen reden om door het hek te rijden, omdat er mensen bezig waren met het openen van het hek. Verdachte was dan ook verrast, toen de bestuurder van de tractor ineens een dot gas gaf. Op dat moment kon verdachte de tractor niet meer verlaten en heeft hij geprobeerd de schade te beperken door op de toeter te drukken en de bestuurder aan te sporen om vooral rustig te rijden. Het is een eenmansactie van de bestuurder geweest, waaraan verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het vereiste opzet ontbreekt. De uitlatingen van verdachte waren bedoeld om de druk op te voeren. Druk, bluf en overdrijving passen bij een demonstratie om iets gedaan te krijgen, om invloed te kunnen uitoefenen op het voorgenomen beleid. Ook het aftellen door verdachte moet in dat licht worden bezien. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat een veroordeling wegens opruiing in strijd zou zijn met de bescherming die artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) biedt. De uitlatingen van verdachte waren niet opruiend, omdat deze kunnen worden gezien als bijdrage aan het publieke debat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 14 oktober 2019 was ik op de Vismarkt in Groningen. Ik ben daar bij een onbekende in de tractor gestapt. Hij reed door de hekken heen. Ik zei tegen hem: “Als je door het hek rijdt, doe het rustig.” Hij reed eerst zachtjes tegen het tweede hek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019273679 van 4 februari 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
[medeverdachte 1] zei '[verdachte], aan de zijkant van het provinciehuis zijn te weinig trekkers... wil jij trekkers regelen'. Ik heb daarop wat jongens met trekkers uitgezocht. Ik zei nog tegen [medeverdachte 1] dat ik niet wist of het was afgezegd (de rechtbank leest: afgezet) maar [medeverdachte 1] zei ‘een hekkie is geen probleem’. Alles stond vast en die trekkers moesten naar de zijkant van het provinciehuis. Die jongen zei ’dan moeten we door dat hek heen’. Ik zei tegen die jongen ‘als je dat doet moet je het rustig doen’. We hebben nog even gekeken en ik heb nog tegen hem gezegd dat het niet hoefde maar dat als hij het zou doen, dat hij het rustig moest doen. Hij gaf toen ineens een hoop gas en toen klapte hij door de hekken heen. Ik heb toen nog tegen hem gezegd ‘je rijdt nu rustig door het hek heen’. Dus hij begon heel rustig aan het tweede hek. Ik was niet de bestuurder maar ik zat helaas wel naast die mongool. Ik had de
verantwoordelijkheid om de trekkers aan de zijkant van het provinciehuis te krijgen. Ik moest best lachen toen we door het hek zouden gaan. Ik vond het wel mooi dat het eerste hek om was, maar ik besefte bij het eerste hek al dat het niet handig was dat ik hier bij in zat.
3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 7 oktober 2021, voor zover van belang inhoudende:
De rechtbank neemt op het in het dossier gevoegde ‘filmpje 2’ waar dat enkele mannen kennelijk proberen de bouwhekken los te maken. Op een gegeven moment opent verdachte de deur van de tractor en roept iets naar de mannen, waarop zij opzij gaan. Direct daarop rijdt de tractor door het eerste bouwhek. Op ‘filmpje 1’ neemt de rechtbank waar dat de tractor vervolgens zonder te stoppen over de Vismarkt rijdt en door de bouwhekken weer verlaat.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft gesteld dat verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld tegen de bouwhekken. De rechtbank is van oordeel dat dit op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen wel kan worden vastgesteld. Verdachte heeft de taak op zich genomen om meer tractoren bij het provinciehuis te krijgen. Hij heeft zelf verklaard dat hij zich hiervoor verantwoordelijk voelde. Verdachte is bij iemand in een tractor gestapt en vermoedde toen al dat de route was afgezet. Toen dit inderdaad het geval bleek te zijn, is door de bestuurder van de tractor gezegd dat ze door het hek moesten. Verdachte heeft toen gezegd dat hij dat rustig moest doen als hij dat zou doen. Verdachte heeft echter geen moeite gedaan om een alternatieve route te zoeken en is in de tractor blijven zitten. Op een gegeven moment heeft verdachte contact gehad met de mannen die hebben geprobeerd de hekken los te maken. Meteen daarna zijn de mannen aan de kant gestapt/gesprongen en is de bestuurder van de tractor door de eerste hekken heen gereden. Vervolgens heeft de tractor de andere kant van de Vismarkt verlaten door wederom door bouwhekken heen te rijden. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen bouwhekken, ook al is hij niet zelf degene geweest die door de hekken is gereden. Hij heeft zich wel verenigd met het geweld en daaraan – gelet op bovenstaande vaststellingen – een voldoende significante bijdrage geleverd.
Dat er geweld is gepleegd tegen een gevel/pui van een gebouw acht de rechtbank op grond van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen. Zo is hiervan geen aangifte gedaan. Dit betekent dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken moet worden.
De rechtbank past ten aanzien van feit 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 14 oktober 2019 naar de demonstratie bij het provinciehuis te Groningen gegaan. Ik had een megafoon. Ik heb de hele dag geroepen: “De deur gaat in.” Velen waren emotioneel. De sfeer sloeg om omdat het in het provinciehuis te lang heeft geduurd. Ik heb afgeteld. Ik stond onder meer met [medeverdachte 1] in de laadbak.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
3 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019293179, PL0100-2019273668 van 18 november 2019 en PL0100-
2020330809 van 23 december 2020 (aanvulling), inhoudend als verklaring van verdachte:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
Ik heb een prominente rol gespeeld bij het eerste boerenprotest op 1 oktober. Dus ik liep op
14 oktober 2019 niet als anoniem persoon rond bij dit protest. Veel mensen kennen je dus en je hebt dan veel contacten.
V: Voor het provinciehuis werd gesproken door verschillende mensen via een megafoon en een geluidsinstallatie. Als ik het goed heb was jij daar één van. Hoe is dat zo gekomen?
A: [naam] en ik hebben gebruik gemaakt van mijn megafoon. [medeverdachte 1] had gezorgd voor een geluidsinstallatie en daarvan kreeg ik ook zo nu en dan de microfoon van. Een geluidsinstallatie werkt beter dan een megafoon, daarmee ben je duidelijker verstaanbaar.
Er is vooral gebruik gemaakt van de microfoon. Ik heb via de microfoon gezegd dat de deur in zou gaan en ik heb ook afgeteld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
22 december 2020, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1]:
Op een gegeven moment gingen de boeren in de stoet naar de stad en dan komen ze via de snelweg bij ons bedrijf langs. Toen ben ik met de vrachtwagen aangesloten. Zo zijn we naar de Grote Markt gegaan. Omdat de mensen van LTO geen goede installatie hadden en ik dat hoorde, heb ik aangeboden een installatie te regelen. Deze is toen opgehaald bij mij thuis en is van de Grote Markt naar het Provinciehuis gebracht. Het laatste stuk is met de shovel gegaan, omdat er grote boxen bij waren. Deze shovel is toen met de installatie in de bak rustig naar het Provinciehuis gereden. De installatie werd ook gebruikt voor praatjes van de mensen van bijvoorbeeld LTO. Die gebruikten dan de microfoon.
De stemming werd grimmiger en de boeren werden ongeduldig. Ook werd geroepen dat de deur eruit moest. Ik heb toen gezegd: “Nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit.”
V: [verdachte] zat op een gegeven moment ook in die bak. Hoe is dat zo gekomen?
A: Die wou ook de microfoon hebben.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben gisteren op de tractor naar Groningen gegaan. Ik ben naar het provinciehuis gereden omdat er werd gevraagd dat er meer tractoren in het zicht moesten staan bij het provinciehuis. Dit verzoek kwam onder andere van [verdachte]. [verdachte] liep min of meer de zaak een beetje op te jutten. Op den duur kwam [verdachte] bij mij en zei dat er een tractor dichter bij het provinciehuis moest komen te staan. Ik heb mijn tractor toen verplaatst tot een meter of twee voor de toegangsdeur van het provinciehuis.
De sfeer werd steeds grimmiger. Er werd geschreeuwd. Je zag boze gezichten om je heen. Vanaf 16.00 uur werd er geroepen: "Het heeft lang genoeg geduurd, de deur moet eruit”. Dit werd door [verdachte] geroepen. Door meerdere aanwezige boeren werd dit overgenomen. Als het aan [verdachte] had gelegen had de deur er volgens mij allang uit gelegen. Ik hoorde op den duur dat er door de megafoons werd geroepen: "We geven ze nog 3 minuten". Iedereen zat in een bepaalde emotie. Ik ging zelf ook in deze emotie mee. Ik wilde ook graag duidelijkheid. Op een gegeven moment werd er afgeteld. Omdat de tijd was
afgelopen en het ultimatum was verstreken werd besloten de deur van het provinciehuis te openen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen. Op het moment dat ik naar buiten keek zag ik een soort heftruck, dan wel tractor met kiepbak staan. Ik zag dat er in deze bak telkens in ieder geval vier personen zaten. Ik zag dat zij een grote muziekinstallatie met geluidsboxen in de bak hadden staan waarbij ook een draadloze microfoon hoorde. Ik zag dat deze microfoon regelmatig in gebruik was bij iemand van de vakbond van de boeren. Tevens was deze microfoon in gebruik bij een blanke jongen. Ik zag later op RTV Noord staan dat hij vermoedelijk [verdachte] heet. Ik heb hem meerdere malen horen roepen door de microfoon dat zij de deur van het provinciehuis gaan rammen met de tractor. Ik heb hem daadwerkelijk door de microfoon horen roepen dat de tractor gestart moest worden en dat deze het provinciehuis in moest. De muziekinstallatie stond zo hard dat het gehele Martinikerkhof dit kon horen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 stond ik bij de toegangsdeur van het provinciehuis. Ik zag een blanke man. Later bleek dit te zijn: [verdachte]. Ik zag dat deze man de aanwezige personen 'boeren' toesprak met de megafoon. Ik hoorde dat de blanke man op een gegeven moment riep: "We gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open", of woorden van gelijke strekking.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik hoorde [verdachte] zeggen ‘als [naam] binnen vijf minuten niet naar buiten komt gaat de deur er uit’. Deze tekst heeft hij de rest van de middag en avond geroepen. Ik hoorde [verdachte] ook tegen Sander [medeverdachte 2] zeggen ‘rij hem maar open’.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2019 bevond ik mij in het provinciehuis van Groningen. Ik zag een tractor staan voor de ingang van het provinciehuis, de afstand tussen de voorzijde van de tractor en de genoemde groene deuren was nog geen 50 centimeter. Links van deze tractor zag ik nog een tractor staan. Deze tractor had een schepbak bevestigd aan de voorzijde. In deze schepbak stond een geluidinstallatie voorzien van een versterker, boxen en een microfoon. Op één van deze boxen zag ik een man zitten, later bleek dit te zijn [verdachte]. Ik zag en hoorde dat [verdachte] geëmotioneerd was, hij was boos. Ik zag en hoorde [verdachte] meerdere keren roepen in de microfoon dat de deuren van het provinciehuis er uit moesten en dat wij, daarmee doelde hij op de boeren, het provinciehuis in moesten. Ik zag hem wijzen naar de groene toegangsdeuren en hij keek naar de bestuurder van de tractor. Het volume van de muziekinstallatie stond dusdanig hard dat het gehele Martinikerkhof de opruiende woorden van [verdachte] kon horen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan opruiing. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte daartoe geen opzet had. De rechtbank heeft daarbij de context waarin het een en ander zich afspeelde, meegewogen. Verdachte heeft, samen met [medeverdachte 1], een boze groep boeren toegeroepen door een megafoon en microfoon, staande in de laadbak van een tractor. Verdachte was daardoor prominent aanwezig als voortrekker en goed zichtbaar en hoorbaar voor de menigte die zich bij het provinciehuis in Groningen had verzameld. Verdachte heeft gezien dat de sfeer steeds grimmiger werd en dat er een tractor tot een meter of twee voor de toegangsdeur van het provinciehuis werd gereden. Door vanuit zijn positie te blijven roepen dat de deur eruit zou gaan, heeft verdachte de emoties bij de boeren verder opgestookt. Hiermee heeft hij opgeroepen tot geweld. Het kan gelet op de gebruikte bewoordingen niet anders dan dat verdachte dat opzettelijk heeft gedaan.
Met betrekking tot het beroep op artikel 10 EVRM overweegt de rechtbank het volgende.
Het recht op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in het eerste lid van artikel
10 van het EVRM, kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien, die strekken tot het verwezenlijken van één van de in artikel 10 EVRM genoemde doeleinden en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van - onder meer - het voorkomen van strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een beperking van de vrijheid van meningsuiting die is voorzien bij wet en die strekt tot het verwezenlijken van één van de doeleinden, genoemd in artikel 10 EVRM. Opruiing is immers strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht en de strafbaarstelling van dit feit is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten. Dan resteert de vraag of die bij wet voorziene beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. Verdachte heeft met zijn uitlatingen anderen aangezet tot het plegen van geweld en daarom kunnen deze uitlatingen niet worden beschouwd als bijdrage aan het publieke debat. Voor de rechtbank staat daarmee afdoende vast dat de bij wet voorziene inbreuk op de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de inbreuk op verdachtes recht op vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is en dat deze inbreuk niet in strijd is met artikel 10 EVRM.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 oktober 2019 te Groningen openlijk, te weten op de Vismarkt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten bouwhekken, door met een trekker meermalen tegen deze bouwhekken aan te rijden;
2.
hij op 14 oktober 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door tegenover een groep personen, in de opgeheven laadbak van een trekker/shovel te gaan staan en één of meermalen via een megafoon/microfoon tegenover voornoemde groep personen te roepen:
- " we gaan met de tractor naar binnen, we rammen de deuren open" en
- " het heeft lang genoeg geduurd. De deur moet eruit" en
- " we geven ze nog 3 minuten" en
- “ nog 10 minuten en dan gaat de deur eruit" en
- " nog vijf minuten en dan gaat de deur eruit" of woorden van gelijke aard en/of strekking en
- via de microfoon te zeggen dat de deur in zou gaan en daarbij af te tellen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
2. medeplegen van in het openbaar mondeling opruien tot enig strafbaar feit.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten. De openlijke geweldpleging op de Vismarkt gebeurde op een dusdanige wijze dat het tot forse verontwaardiging in de samenleving heeft geleid. Verdachte heeft daarover weliswaar verklaard dat hij ook is geschrokken van de onbesuisde wijze waarop de bestuurder van de tractor door de bouwhekken reed en de gevaarlijke situatie die dit ook voor omstanders opleverde, maar door zijn handelen heeft hij dit risico wel mede op de koop toe genomen. Het opruien van de demonstranten rondom het provinciehuis heeft tot vernieling en vervolgens ook binnendringen van het provinciehuis geleid. Dit heeft er naast de ontstane materiële schade toe geleid dat aldaar werkzame ambtenaren het gebouw moesten verlaten en dat de politie het gebouw moest overnemen. Er is op deze wijze getracht op ontoelaatbare wijze druk uit te oefenen op de provincie om de nieuwe regels van tafel te krijgen. In strafmatigende zin heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop en met de omstandigheid dat verdachte de menigte heeft opgeroepen om het netjes te houden in het provinciehuis en daar geen vernielingen te plegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geringe taakstraf. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat is opgeruid tot een strafbaar feit van een betrekkelijk geringe ernst. Bovendien kan de actie niet los worden gezien van de demonstratie waarbij de boeren met de rug tegen de muur stonden. Onder die druk, in die context, kan tot op zekere hoogte begrip worden opgebracht voor de actie als daarbij grenzen zijn overschreden. Daar komt bij dat verdachte verantwoor-delijkheid voor zijn daden heeft genomen. Eerst al op de Vismarkt door schadebeperkend te handelen en de schade nadien te vergoeden, en later die dag door op het Martinikerkhof via de geluidsinstallatie te roepen dat er niks kapot mag gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 14 oktober 2019 in vereniging openlijk geweld gepleegd door met een tractor door een afzetting met bouwhekken te rijden. Hierdoor is niet alleen schade aan de hekken ontstaan, maar ook een gevaarlijke situatie voor omstanders. Zo is een passerende fietser bijna door een rondvliegend hek geraakt.
Daarnaast heeft verdachte, samen met een ander, een groep boeren die naar het provinciehuis te Groningen was gekomen om te protesteren tegen het stikstofbeleid, opgeroepen tot het plegen van geweld. Er werd een ultimatum gesteld, waarbinnen een voor de demonstranten gewenste beslissing zou moeten worden genomen door de provincie, bij gebreke waarvan de deur van het provinciehuis zou worden geopend. Toen die gewenste beslissing uitbleef en het ultimatum was verstreken, is de deur inderdaad met een tractor opengedrukt, waarna een aantal demonstranten het provinciehuis is binnengedrongen en een dreigende situatie is ontstaan.
De rechtbank stelt voorop dat het recht op vrije meningsuiting en het recht op betoging fundamentele rechten zijn die essentieel zijn in een democratische samenleving. Verdachte heeft met zijn handelen de wettelijke grenzen echter fors overschreden. In feite heeft verdachte immers door geweld en oproeping daartoe geprobeerd de besluitvorming van de overheid te beïnvloeden. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan en is van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Aan de andere kant houdt de rechtbank ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank is daarom van oordeel dat qua onvoorwaardelijk strafdeel kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 100 uren. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank daarnaast evenwel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand opleggen. Aan deze voorwaardelijke straf zal een proeftijd van twee jaren worden verbonden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 131 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van een maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

Een taakstraf, voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.