ECLI:NL:RBNNE:2021:4569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/920064-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in de zaak met parketnummer 18/920064-18 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had op 28 juli 2021 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 945,59 zou vaststellen, dat volgens hem door de veroordeelde was verkregen uit een strafbaar feit. De behandeling van de zaak vond plaats op 16 september en 14 oktober 2021.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeelde, die in 1984 is geboren en op het moment van de overboeking in detentie zat, mogelijk niet zelf de beschikking heeft gehad over het geld. De overboeking van het bedrag vond plaats op 12 januari 2018, terwijl de bankpas van de rekening op 8 januari 2018 bij een derde is aangetroffen. Hierdoor is het onduidelijk of de veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten van het bedrag dat door de officier van justitie werd gevorderd.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De vordering van de officier van justitie is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. S. Timmermans, en de rechters mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, met mr. R.G. Bakker-Dees als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/920064-18
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 oktober 2021 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 28 juli 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 945,59 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/920064-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 16 september 2021 en 14 oktober 2021.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 28 oktober 2021 in de zaak met parketnummer 18/920064-18 veroordeeld ter zake medeplichtigheid aan witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van het bewezenverklaarde of uit de baten van het bewezenverklaarde.
Het bedrag van € 945,59 waarop de vordering ziet is overgeboekt op 12 januari 2018, te weten op een moment dat veroordeelde zich in detentie bevond en ook nadat de bankpas van de rekening op 8 januari 2018 bij B.H. Grave is aangetroffen. Het is daardoor onduidelijk of veroordeelde daadwerkelijk zelf de beschikking heeft gekregen over dit geld, zodat niet vast staat dat hij voordeel heeft genoten.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.