ECLI:NL:RBNNE:2021:4568

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/930195-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen door gebrek aan bewijs en twijfel over herkenning

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 18/930195-18, betreft een incident dat plaatsvond op 14 januari 2016 in Hoogeveen, waar de verdachte zou hebben deelgenomen aan het opnemen van geld met een bankpas die niet op zijn naam stond. De officier van justitie eiste een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Tijdens de zittingen op 14 september en 14 oktober 2021 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. P.C. van Diest, was wel aanwezig. De verdediging betwistte de herkenning van de verdachte op beelden van de ABN AMRO, waarbij werd aangevoerd dat de verbalisanten mogelijk een van de broers van de verdachte voor hem hebben aangezien, gezien de gelijkenis tussen hen. De rechtbank oordeelde dat het proces-verbaal van herkenning het enige bewijsmiddel was dat direct op de betrokkenheid van de verdachte wees, maar dat de verdediging deze herkenning gemotiveerd had betwist.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De herkenning door de verbalisanten was niet voldoende onderbouwd, en er bestond gerede twijfel of de verdachte daadwerkelijk op de beelden stond of dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930195-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2021 en 14 oktober 2021.
Verdachte is niet verschenen, maar wel zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2016, te Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten 500 euro, althans een hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
via een geldautomaat aan of nabij de Schutstraat te Hoogeveen dat geld opgenomen, met behulp van een bankpas op naam van [naam] en/of bijbehorend rekeningnummer [rekeningnummer],
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde in de variant van het medeplegen van (opzet)witwassen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, aangezien verdachte heeft ontkend dat hij te zien is op de foto’s van de ABN AMRO terwijl er geld van de rekening van de katvanger wordt gepind. Het is niet uitgesloten dat verbalisanten een van de broers van verdachte voor verdachte hebben aangezien, temeer nu zij allemaal erg op elkaar lijken en de broers in het dossier ook in beeld zijn gekomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van herkenning het enige bewijsmiddel is dat direct wijst op de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.
Deze herkenning is door de verdediging gemotiveerd betwist, waarbij tevens is gewezen op een aan het dossier voorafgaand aan de regiezitting van 2 november 2020 toegevoegde foto van verdachte en zijn twee broers.
De rechtbank heeft evenals de verdediging geconstateerd dat de twee broers gelijkenissen vertonen met verdachte en allen in het dossier kennelijk als verdachte in beeld zijn geweest. Daarbij blijkt uit het proces-verbaal van herkenning niet voldoende duidelijk op basis van welke feiten en omstandigheden de verbalisanten tot de herkenning van deze verdachte zijn gekomen. Gelet hierop bestaat er gerede twijfel of het daadwerkelijk verdachte is die op de beelden staat of dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling (een onjuiste herkenning door de politie van verdachte als pinner).
De rechtbank concludeert daarom dat zij door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte zal om die reden worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.