ECLI:NL:RBNNE:2021:4567
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Medeplichtigheid aan witwassen en valse aangifte met overschrijding van redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen en het doen van een valse aangifte. De verdachte heeft in september 2016 een bankpas en pincode ter beschikking gesteld aan een ander, waarmee een bedrag van ongeveer 2250 euro en 3340 euro is verworven, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. Daarnaast heeft hij op 23 september 2016 aangifte gedaan van diefstal van zijn bankpas, wetende dat deze aangifte vals was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de termijn van twee jaar is overschreden sinds het eerste verhoor van de verdachte op 8 augustus 2017. Gezien deze overschrijding heeft de rechtbank besloten geen straf of maatregel op te leggen, conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit en de valse aangifte zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, de persoon van de verdachte en het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat het risico op recidive laag is ingeschat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen redelijk strafdoel meer gediend is met het opleggen van een straf of maatregel.