ECLI:NL:RBNNE:2021:4566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
18/930041-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan witwassen en valse aangifte in het kader van internetoplichting

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen en het doen van een valse aangifte. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 20 uur met een proeftijd van 1 jaar. De zaak betreft een periode van maart en april 2016, waarin de verdachte zijn bankpas en pincode ter beschikking heeft gesteld aan anderen, die deze hebben gebruikt voor het plegen van oplichting. De verdachte heeft in totaal ongeveer 4439 euro verworven, afkomstig van misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gefaciliteerd dat anderen zich schuldig maakten aan witwassen, en dat hij ook betrokken was bij het doen van een valse aangifte van identiteitsfraude. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische situatie en het ontbreken van een vaste verblijfplaats. De rechtbank legde een taakstraf op, maar oordeelde dat er geen aanleiding was voor een zwaardere straf, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930041-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats],
thans gedetineerd uit andere hoofde in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2021 en 14 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 maart tot en met 3 april 2016, althans in of omstreeks maart en/of april 2016, te Emmen en/of Hoogeveen en/of Oosterwolde en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 4439 euro (als aankoopbetalingen), in elk geval een hoeveelheid geld,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of die ander(en) (meermalen) dat/die geldbedrag(en) met behulp van de bankpas van verdachte en/of het (bijbehorende) bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte ontvangen en/of opgenomen en/of ter beschikking gesteld en/of gekregen,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer (onbekend gebleven) ander(en) (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 maart tot en met 3 april 2016, althans in of omstreeks maart en/of april 2016, te Emmen en/of Hoogeveen en/of Oosterwolde en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 4439 euro (als aankoopbetalingen), in elk geval een hoeveelheid geld,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en) (meermalen) dat/die geldbedrag(en) met behulp van de bankpas van verdachte en/of het (bijbehorende) rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte ontvangen en/of opgenomen en/of ter beschikking gehad en/of gekregen,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk zijn bankpas (met pincode) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en) verstrekt of doen toekomen, althans ter beschikking gesteld, en/of toegestaan dat zijn bankpas en/of bijbehorende rekeningnummer werd gebruikt door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en);
2.
hij op of omstreeks 07 april 2016 te Coevorden aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, door aan te geven en te verklaren dat er sprake zou zijn van identiteitsfraude en/of fraude met betaalproducten en/of (door)dat verdachtes (bank- en/of (persoons)gegevens door een ander(en) zouden zijn misbruikt voor internetoplichting door het zonder toestemming of instemming of medeweten van verdachte gebruikmaken van verdachtes bankpas (met pincode) en/of (bijbehorende) bankrekening [rekeningnummer] op naam van verdachte door een of meer ander(en), wetende dat dat strafbare feit niet was gepleegd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair (in de variant van het medeplegen van (opzet)witwassen) en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1, omdat verdachte het feit heeft ontkend. Er is onvoldoende wettig bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Voorts is er onvoldoende bewijs voor het opzet van verdachte op witwassen.
Feit 2.
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak van feit 2 bepleit, aangezien er geen bewijs is dat de telefoon van verdachte nog in zijn bezit was toen hij aangifte deed van de diefstal.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1.
Voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf.
Door [benadeelde partij 1] [2] , [benadeelde partij 2] [3] , [benadeelde partij 3] [4] , [benadeelde partij 4] [5] , [benadeelde partij 5] [6] , [benadeelde partij 6] [7] , [benadeelde partij 7] [8] , [benadeelde partij 8] [9] , [benadeelde partij 9] [10] , [benadeelde partij 10] [11] , [benadeelde partij 11] [12] , [benadeelde partij 12] [13] , [benadeelde partij 13] [14] , [benadeelde partij 14] [15] , [benadeelde partij 15] [16] , [benadeelde partij 16] [17] , [benadeelde partij 17] [18] , [benadeelde partij 18] [19] , [benadeelde partij 19] [20] , [benadeelde partij 20] [21] , [benadeelde partij 21] [22] , [benadeelde partij 22] [23] , [benadeelde partij 23] [24] , [benadeelde partij 24] [25] , [benadeelde partij 25] [26] , [benadeelde partij 26] [27] , [benadeelde partij 27] [28] , [benadeelde partij 28] [29] , [benadeelde partij 29] [30] , [benadeelde partij 30] [31] , [benadeelde partij 31] [32] , [benadeelde partij 32] [33] en [benadeelde partij 33] [34] is aangifte gedaan van oplichting, telkens in maart dan wel april 2016. Uit de gedane aangifte blijkt telkens dat er via Marktplaats een goed is gekocht, maar dat het goed nooit is geleverd. Wel hebben de aangevers telkens geld overgemaakt op bankrekeningnummer [rekeningnummer], voor in totaal (ongeveer) € 4439,-.
Uit onderzoek blijkt dat het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam staat van verdachte. [35]
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat de geldbedragen (zijnde in elk geval 4439 euro) die op de rekening van verdachte zijn gestort onmiddellijk van misdrijf (oplichting) afkomstig zijn.
Overige bewijsmiddelen.
Uit de rekeningafschriften blijkt dat er in totaal 59 betalingen op voornoemde rekening van verdachte zijn binnengekomen voor een totaalbedrag van € 8.373,37. Van deze 59 betalingen zijn er 58 verricht in de periode van 30 maart 2016 en 1 april 2016. In diezelfde periode zijn er ook 44 pintransacties uitgevoerd voor een totaalbedrag van € 8.296,33. [36] Er is onder meer een aantal keren gepind door [medeverdachte 2]. [37]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpas met pincode aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] heeft gegeven. [38]
[medeverdachte 2] heeft bekend dat hij de beschikking had over de pinpas met pincode van verdachte. [39]
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat verdachte in januari of februari 2016 bij hem logeerde in Almelo. Verdachte heeft toen zijn bankpas van de ING met pincode, gebruikersnaam en wachtwoord aan [medeverdachte 1] en ene [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2])gegeven. Hiervoor kreeg verdachte betaald. [40]
Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door verdachte in contact met [naam 1] is gebracht. [41]
Ook uit de verklaringen van [naam 2] [42] en [naam 3] [43] volgt dat verdachte telkens de persoon is geweest die hen heeft benaderd om geld te verdienen met het, kort gezegd, uitlenen van hun bankpas, pincode en bankrekeningnummer. Zij hebben valse aangiftes gedaan conform de aan hen gegeven instructies.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420 bis Sr en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat op de rekening van verdachte meermalen geld is gestort door personen die het slachtoffer zijn geworden van oplichting. Het geld is vervolgens op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode opgenomen. Aldus is sprake geweest van witwassen, in die zin dat geld dat onmiddellijk van misdrijf afkomstig was is verworven, voorhanden gehad en omgezet van giraal naar contant geld.
De bijdrage van verdachte heeft hieruit bestaan dat hij op verzoek van een ander zijn pinpas met pincode heeft afgegeven. Bij de witwashandelingen zelf is hij niet betrokken geweest en dat kon ook niet, omdat hij niet langer de beschikking had over zijn bankrekening. Nu zijn bijdrage ook overigens van onvoldoende materieel of intellectueel gewicht is geweest, kan zijn handelen niet worden gekwalificeerd als medeplegen. Wel is sprake geweest van medeplichtigheid, nu hij het witwassen van de geldbedragen op zijn rekening opzettelijk heeft gefaciliteerd. Uit de hierboven aangehaalde getuigenverklaringen van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] blijkt immers dat verdachte anderen voorspiegelde dat er geld verdiend kon worden met het ter beschikking stellen van bankpassen met pincodes.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die drie getuigenverklaringen. Daar komt bij dat verdachte zelf ook een vergoeding in het vooruitzicht is gesteld.
Feit 2.
Verdachte heeft op 7 april 2016 te Coevorden aangifte gedaan van identiteitsfraude en fraude met betaalproducten, waarbij zijn persoonsgegevens en bankrekeningnummer zijn gebruikt voor internetoplichting. [44]
Uit hetgeen hiervoor onder feit 1 als bewijsmiddel is opgenomen en overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medeplichtige opzettelijk heeft bijgedragen aan witwassen. Uit verschillende verklaringen blijkt dat hij bewust anderen in contact heeft gebracht met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Het verhaal is telkens dat er een manier is om geld te verdienen door het ter beschikking stellen van de bankpas en bijbehorende pincode van een bankrekeningnummer. [naam 3] en [naam 2] hebben daarbij verklaard dat zij zijn geïnstrueerd een valse aangifte te doen.
De aangifte van verdachte op 7 april 2016 volgt kort op het einde van de fraude op 3 april 2016. De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat de verklaring van verdachte over wat er met zijn pinpas zou zijn gebeurd ongeloofwaardig is en dat verdachte in vergelijkbare vorm als [naam 3] en [naam 2] een valse aangifte heeft gedaan om te bemantelen dat hij zich aan een strafbaar feit, i.c. feit 1, had schuldig gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 subsidiair.
[medeverdachte 2] en/of een of meer (onbekend gebleven) ander(en) op verschillende tijdstippen in de periode van 30 maart tot en met 3 april 2016, te Emmen en Hoogeveen en Oosterwolde en elders in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer ander(en),
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 4439 euro (als aankoopbetalingen),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of ander(en) (meermalen) dat/die geldbedrag(en) met behulp van de bankpas van verdachte en het bijbehorende rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte ontvangen en/of opgenomen en/of ter beschikking gehad en/of gekregen,
terwijl die [medeverdachte 2] en/of ander(en) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte opzettelijk zijn bankpas met pincode aan die /of [medeverdachte 2] ter beschikking gesteld, en toegestaan dat zijn bankpas en bijbehorende rekeningnummer werd gebruikt door die [medeverdachte 2] en/of ander(en);
2.
hij op 07 april 2016 te Coevorden aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, door aan te geven en te verklaren dat er sprake zou zijn van identiteitsfraude en fraude met betaalproducten en doordat verdachtes bank- en/of persoonsgegevens door een ander(en) zouden zijn misbruikt voor internetoplichting door het zonder toestemming of instemming of medeweten van verdachte gebruikmaken van verdachtes bankpas met pincode en bijbehorende bankrekening [rekeningnummer] op naam van verdachte door een of meer ander(en), wetende dat dat strafbare feit niet was gepleegd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. medeplichtigheid aan witwassen
2. aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 25 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, toepassing van artikel 9a Sr. Bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 31 augustus 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen, door een bankpas en pincode aan een ander ter beschikking te stellen. Zodoende is hij behulpzaam geweest bij het aan het zicht van justitie onttrekken van opbrengsten van misdrijven. Hierdoor wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het doen van een valse aangifte. Daardoor heeft hij de politie misleid en nodeloos beslag gelegd op opsporingscapaciteit.
Documentatie en persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 5 augustus 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld, maar wel dat artikel 63 Sr meermalen van toepassing is.
Uit het reclasseringsadvies blijkt, kort gezegd, dat er op meerdere leefgebieden problemen zijn geconstateerd die voornamelijk samenhangen met het sociale netwerk in combinatie met middelengebruik en het psychosociaal functioneren. Verdachte is niet in staat om zijn leven zelfstandig te organiseren, maar hij laat zich hierin niet begeleiden. Hij wil zelf regie houden over zijn leven, maar het ontbreekt hem aan vaardigheden. Verdachte heeft geen dagbesteding en geen vaste verblijfplaats.
Overschrijding redelijke termijn.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het eerste verhoor van verdachte op 9 januari 2018, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr omdat verdachte ook anderen heeft betrokken bij fraude door hen ook te bewegen zich schuldig te maken aan medeplichtigheid aan witwassen. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, artikel 63 Sr. de hoogte van het benadelingsbedrag en de valse aangifte is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van 20 uur met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden is en zal dit ook opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 49, 57, 63, 188 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 20 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 20180256655, bestaande uit het eindproces-verbaal van 10 (genummerde) mappen. In de voetnoten zal telkens worden aangegeven uit welke map/deel van het dossier de aangehaalde pagina komt.
2.Map 5, pagina 1545 e.v.
3.Map 5, pagina 1554 e.v.
4.Map 5, pagina 1558 e.v.
5.Map 5, pagina 1561 e.v.
6.Map 5, pagina 1567 e.v.
7.Map 5, pagina 1575 e.v.
8.Map 5, pagina 1580 e.v.
9.Map 5, pagina 1590 e.v.
10.Map 5, pagina 1602 e.v.
11.Map 5, pagina 1606 e.v.
12.Map 5, pagina 1611 e.v.
13.Map 5, pagina 1637 e.v.
14.Map 5, pagina 1644 e.v.
15.Map 5, pagina 1653 e.v.
16.Map 5, pagina 1668 e.v.
17.Map 5, pagina 1680 e.v.
18.Map 5, pagina 1687 e.v.
19.Map 5, pagina 1690 e.v.
20.Map 5, pagina 1697 e.v.
21.Map 5, pagina 1700 e.v.
22.Map 5, pagina 1709 e.v.
23.Map 5, pagina 1718 e.v.
24.Map 5, pagina 1728 e.v.
25.Map 5, pagina 1735 e.v.
26.Map 5, pagina 1745 e.v.
27.Map 5, pagina 1752 e.v.
28.Map 5, pagina 1759 e.v.
29.Map 5, pagina 1767 e.v.
30.Map 5, pagina 1774 e.v.
31.Map 5, pagina 1784 e.v.
32.Map 5, pagina 1791 e.v.
33.Map 5, pagina 1794 e.v.
34.Map 5, pagina 1797 e.v.
35.Map, pagina 1434.
36.Map 5, pagina’s 1435, 1452-1458.
37.Map 5, pagina’s 1459 e.v.
38.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2021.
39.Map 5, pagina 1533.
40.Map 5, pagina 1501.
41.Map 5, pagina 1537.
42.Map 5, pagina’s 1480 e.v.
43.Map 5, pagina’s 1491 e.v.
44.Map 5, pagina’s 1437 e.v.