ECLI:NL:RBNNE:2021:4549

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
18/930019-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan witwassen door verstrekking van bankpas en pincode

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen. De verdachte heeft in augustus 2017 zijn bankpas en pincode ter beschikking gesteld aan een ander, wat heeft geleid tot het verwerven en omzetten van een bedrag van ongeveer 270 euro, dat afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar dat zijn raadsman, mr. J.B.A. Kalk, wel aanwezig was. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens het ontbreken van de vereiste samenwerking voor medeplegen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan opzetwitwassen, maar niet aan medeplegen. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte opzettelijk zijn bankpas heeft afgegeven, waardoor hij het witwassen van de geldbedragen op zijn rekening heeft gefaciliteerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, in overeenstemming met artikel 9a Sr. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en het subsidiaire feit is bewezen verklaard, maar er is geen straf opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930019-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2021 en 14 oktober 2021.
Verdachte is niet verschenen, maar wel zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 tot en met 31 augustus 2017, althans augustus 2017, te Assen en/of Almelo en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 270 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of die ander(en) (meermalen) dat/die geldbedrag(en) op verdachtes bankrekening [rekeningnummer] ontvangen en/of ter beschikking gekregen,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer (andere) persoon/personen (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 tot en met 31 augustus 2017, althans augustus 2017, te Assen en/of Almelo en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 270 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personenen (meermalen) dat/die geldbedrag(en) op verdachte bankrekening [rekeningnummer] ontvangen en/of ter beschikking gekregen,
terwijl die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk zijn bankpas (met pincode) aan die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen verstrekt of doen toekomen, althans ter beschikking gesteld, en/of toegestaan dat zijn bankpas en/of bijbehorende rekeningnummer werd gebruikt door die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde in de variant van het medeplegen van (opzet)witwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking. Ten aanzien van het subsidiaire heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, te weten medeplichtigheid aan opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat op de rekening van verdachte meermalen geld is gestort door personen die het slachtoffer zijn geworden van oplichting. Het geld is vervolgens op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode opgenomen. Aldus is sprake geweest van witwassen, in die zin dat geld dat onmiddellijk van misdrijf afkomstig was is verworven, voorhanden gehad en omgezet van giraal naar contant geld.
De bijdrage van verdachte heeft hieruit bestaan dat hij op verzoek van een ander zijn pinpas met pincode heeft afgegeven. Bij de witwashandelingen zelf is hij niet betrokken geweest en dat kon ook niet, omdat hij niet langer de beschikking had over zijn bankrekening. Nu zijn bijdrage ook overigens van onvoldoende materieel of intellectueel gewicht is geweest, kan zijn handelen niet worden gekwalificeerd als medeplegen. Wel is sprake geweest van medeplichtigheid, nu hij het witwassen van de geldbedragen op zijn rekening opzettelijk heeft gefaciliteerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte onder de gegeven omstandigheden – het tegen een vergoeding afstaan van de beschikkingsmacht over zijn bankrekening – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam zou zijn bij een financieel delict, zoals witwassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] en/of een of meer (andere) persoon/personen in de periode van 30 tot en met 31 augustus 2017, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen,
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, zijnde in totaal (ongeveer) 270 euro, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen (meermalen) dat/die geldbedrag(en) op verdachte bankrekening [rekeningnummer] ontvangen en/of ter beschikking gekregen,
terwijl die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen (telkens) wist(en), dat die voorwerpen geheel – onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte opzettelijk zijn bankpas met pincode aan die [medeverdachte] verstrekt of doen toekomen, en/of toegestaan dat zijn bankpas en/of bijbehorende rekeningnummer werd gebruikt door die [medeverdachte] en/of (andere) persoon/personen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Subsidiair. Medeplichtigheid aan medeplegen van witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit toepassing te geven aan artikel 9a Sr.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van VNN van 23 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen, door een bankpas en pincode aan een ander ter beschikking te stellen. Zodoende is hij behulpzaam geweest bij het aan het zicht van justitie onttrekken van opbrengsten van misdrijven. Hierdoor wordt de integriteit van het financiëele en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Ad informandum.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
Documentatie en persoon van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 5 augustus 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld. Artikel 63 Sr is meermalen van toepassing.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat niet met verdachte is gesproken. Wel is bekend dat verdachte woont in een pension in [woonplaats], maar de wens heeft om weer beschermd/begeleid te wonen. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding. Er is sprake van bewindvoering. Verdachte is in behandeling bij de methadonpost en is makkelijk beïnvloedbaar voor een criminele levensstijl. De reclassering heeft het risico op recidive ingeschat als hoog.
Overschrijding redelijke termijn.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het eerste verhoor van verdachte op 6 januari 2018, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
Straf.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat met het opleggen van een straf of maatregel thans geen redelijk strafdoel meer is gediend. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.