ECLI:NL:RBNNE:2021:4546
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen door gebrek aan bewijs
In de zaak met parketnummer 18/930013-20 heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om te concluderen dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat zijn bankrekening werd gebruikt voor een misdrijf. De zaak werd behandeld op tegenspraak en de verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Jeeninga. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.
De tenlastelegging betrof het verwerven en/of voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer 1883 euro, dat mogelijk afkomstig was uit een misdrijf. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar verzocht wel om veroordeling voor medeplichtigheid aan witwassen. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was dat het geldbedrag op de rekening van de verdachte van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte aannemelijk was, waarin hij aangaf dat hij geen idee had dat zijn bankrekening zou worden gebruikt voor een strafbaar feit. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor medeplegen of medeplichtigheid aan witwassen, en dat er ook geen sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.