ECLI:NL:RBNNE:2021:4495

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
17/080108-02 verl. TBS
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar in een strafzaak

Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd om de termijn met twee jaar te verlengen, maar de rechtbank heeft besloten om van dit uitgangspunt af te wijken op basis van de adviezen van externe deskundigen. De behandeling van de zaak vond plaats op 13 augustus en 8 oktober 2021, waarbij de veroordeelde en deskundigen via videoconferentie aanwezig waren. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, in overweging genomen, die wezen op de problematiek van de veroordeelde, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, maar heeft ook de kliniek in overweging gegeven om alternatieven voor de longcarevoorziening te onderzoeken. De rechtbank heeft het verzoek om opname en observatie in het Pieter Baancentrum afgewezen, omdat er geen discrepanties waren in de diagnostische conclusies van de deskundigen. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/080108-02
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2021 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [instelling],
hierna te noemen veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 augustus 2021 en is voorgezet op de zitting van 8 oktober 2021. Veroordeelde en de deskundige I. Maksimovic, psychiater, waren per videoconferentie, waarbij sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank, aanwezig. In de zittingzaal waren aanwezig de officier van justitie, mr. R. Janssens, de raadsvrouw van veroordeelde, mr. C.M. Peeperkorn en de deskundige A. de Jong, GZ-psycholoog en behandelcoördinator.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het mede door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 1 juli 2021 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, het aanvullende rapport van 6 oktober 2021, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de adviezen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Bedoelde adviezen zijn opgemaakt door P.E. Geurkink, forensisch psycholoog (rapport van 5 augustus 2021) en I. Maksimovic, psychiater (rapport van 18 juni 2021 en aanvullend op 30 september 2021, beiden niet verbonden aan de instelling waar de veroordeelde wordt verpleegd.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 2 februari 2004 heeft het gerechtshof te Leeuwarden veroordeelde wegens onder meer verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 16 augustus 2005 en laatstelijk op 13 augustus 2020 verlengd met een jaar.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies van de kliniek van 1 juli 2021 en het aanvullende briefrapport van de kliniek van 6 oktober 2021 is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is gediagnosticeerd met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en obsessief compulsieve kenmerken, een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne). Veroordeelde functioneert op een (zeer) zwakbegaafd niveau. Op 2 mei 2019 is de machtiging transmuraal verlof (TMV) verleend. Om overvraging te voorkomen had het behandelteam de voorkeur voor een stapsgewijs traject middels het wonen in de TMV. Veroordeelde wilde echter zelfstandig wonen en de stap naar het verblijf in een TMV overslaan. De overplaatsing naar de TMV is daarop enige tijd uitgesteld. Een verzoek van het behandelteam om een verblijf in de TMV over te slaan is in juli 2020 afgewezen. Daarop is veroordeelde in een aan de kliniek gelegen woning van de transmurale voorziening geplaatst. In de periode voor de overplaatsing naar de TMV functioneerde veroordeelde stabiel. Ook in de TMV leek hij stabiel te functioneren. Er was sprake van een overgang naar een eigen woning. Op zijn werk ging het, op één incident na, goed en per mei 2021 kreeg hij een vast contract. Op zaterdag 19 juni 2021 kreeg de kliniek een telefoontje van de ex-partner van veroordeelde, tevens slachtoffer van het indexdelict, dat het niet goed ging met veroordeelde. Veroordeelde is vervolgens in verwarde toestand in de stad aangetroffen, waar hij uiteindelijk na enig verzet door de politie naar de kliniek is gebracht. Volgens de ex-partner zou het sinds januari 2021 bergafwaarts gaan met veroordeelde. Hij zou betrokken zijn bij handel in en het gebruik van drugs, zich met criminele zaken bezighouden en zich niet aan de voorwaarden houden. Veroordeelde is wisselend in zijn verklaringen. Eerst erkende hij dat hij eerder contact had moeten zoeken om hulp te vragen en bekende hij de overtredingen. Op andere momenten was hij ontkennend, dreigend en boos. Uit controles blijkt dat er gesprekken zijn gewist op zijn telefoon. Veroordeelde heeft contact gehad met niet ondersteunende of gescreende personen, waaronder vrouwen. Er is een boete voor het overtreden van de avondklok en er zijn spullen gevonden om urinecontroles te manipuleren. Veroordeelde heeft zich niet aan de afspraken gehouden en er is sprake is van delictgerelateerd gedrag. De kliniek verwacht niet dat veroordeelde nog kan profiteren van een derde behandelpoging. Op 29 juni 2021 is besloten in te zetten op een langdurig zorgtraject en veroordeelde aan te melden voor longcare-voorziening. Op dinsdag 12 oktober 2021 vindt een intakegesprek plaats voor [instelling]. De kliniek adviseert de maatregel met twee jaar te verlengen.
De deskundige A. de Jong heeft tijdens de terechtzitting van 8 oktober 2021 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Er zijn nu twee langdurige resocialisatietrajecten mislukt. Er is overeenstemming over de vastgestelde stoornissen en de kliniek heeft een helder beeld van zijn antisociale dynamiek. Hij is niet open en eerlijk tegen zijn begeleiders en kiest telkens zijn eigen pad. Een normale resocialisatie in Groningen is niet langer een optie. De kliniek stuurt daarom aan op een langdurig zorgtraject via een longcarevoorziening elders in het land. De kliniek verwacht niet veel van een door de psychiater voorgestelde gedragsobservatie in een andere kliniek of in het Pieter Baancentrum.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
In het door de deskundige P.E. Geurkink op 5 augustus 2021 opgemaakte rapport wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, verbale zwakbegaafdheid, een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne), licht van ernst. In de huidige klinische setting schat de deskundige het recidiverisico in als laag als het gaat om ernstige geweldsdelicten. Als veroordeelde uit zorg raakt zal dat oplopen naar matig tot hoog. Er is geen sprake van een seksuele stoornis en veroordeelde ontkent de zedendelicten. Door dat gegeven kan de deskundige geen inschatting maken van de kans op een recidive van een zedendelict als veroordeelde uit zorg raakt. De deskundige is geen voorstander van de hervatting van hetzelfde traject naar zelfstandig wonen met begeleiding en toezicht. Dat lijkt te hoog gegrepen voor veroordeelde, zeker met op de achtergrond zijn rol als vader in het gezin, die ook spanningen met zich meebrengt. Anderzijds zou ook kunnen worden betoogd dat de situatie van veroordeelde voor terugplaatsing naar de kliniek ook stressvol was omdat hij geen eigen woning had. Het is hem desondanks wel gelukt om werk te vinden en te behouden, wat een positieve factor is. Bij het, in overleg met veroordeelde, opnieuw vormgeven van een vervolgtraject moet er misschien meer nadruk komen op zijn beperkingen. Vanwege de huidige onduidelijke situatie adviseert de deskundige een verlenging met één jaar en in dat jaar een nieuw vervolgtraject op te zetten gericht op transmuralisering uit de Van Mesdagkliniek.
In het door de deskundige I. Maksimovic op 30 september 2021 opgemaakte aanvullende rapport wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en dwangmatige kenmerken, zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van cocaïne, licht, in remissie in een gereguleerde omgeving. Binnen het huidige klinische kader schat de deskundige het risico op het plegen van een zedendelict in als laag. Bij beëindiging van tbs-maatregel vindt de deskundige het moeilijk om een klinische inschatting te geven. Statistisch gezien valt veroordeelde in de risicocategorie matig tot hoog, aldus de gecombineerde score van Static-99R en STABLE-2007. Veroordeelde is in wezen al enige tijd uitbehandeld. Het huidige traject staat vooral in het teken van resocialisatie. Dat gaat met vallen en opstaan, omdat veroordeelde incidenteel nog komt tot problematisch gedrag, maar niet tot agressief gedrag zoals in het verleden het geval is geweest. Het risico op toekomstig geweld in bredere zin wordt door de deskundige als laag ingeschat binnen het huidige klinische kader en als matig in de context zonder de tbs-maatregel. De deskundige komt tot een lagere inschatting van het risico op ernstig geweld in de context zonder de tbs-maatregel dan de kliniek. In grote lijnen is er sprake van overeenstemming tussen deskundige en de kliniek, maar de deskundige is niet goed in staat om de koers van de kliniek te toetsen. De deskundige is van mening dat een gedragsobservatie in het Pieterbaan Centrum (PBC) of een andere tbs-kliniek nodig is, omdat dat hij binnen het kader van een ambulant onderzoek niet in staat is om het helder te krijgen wat het onderliggende is van veroordeeldes keuzes en beslissingen die hebben geleid tot de huidige situatie. Zonder antwoord op deze vraag kan hij het beleid van de kliniek niet goed toetsen en kan hij niet aangeven of er een alternatief is voor de longcare plaatsing. De deskundige vindt het daarom moeilijk om in te schatten wat de nodige duur van het traject is en wat een reëel advies is ten aanzien van verlenging van de maatregel. De deskundige adviseert de terbeschikkingstelling daarom met één jaar te verlengen en na dat jaar te toetsen wat de stand van zaken is in het licht van de gegeven adviezen.
De deskundige I. Maksimovic heeft tijdens de terechtzitting van 8 oktober 2021 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De kliniek heeft een begrijpelijk en consistent beleid. Ik kan dat beleid niet toetsen in een ambulant kader. Drie factoren spelen een rol bij het mislukken van de resocialisatie. Er is sprake van antisociale kenmerken, verder wordt hij door zijn zwakbegaafdheid snel overvraagd en als laatste is het niet duidelijk of zijn drugsgebruik coping is of juist de oorzaak van zijn gedrag. Een gedragsonderzoek in het PBC zou helderheid kunnen verschaffen. Als er werkelijk sprake is van een ernstige antisociale persoonlijkheidsproblematiek, dan is de door de kliniek geadviseerde longcarevoorziening [instelling] niet geschikt voor hem.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Primair onderschrijft de officier van justitie het advies van de kliniek en persisteert hij bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar. Subsidiair kan de officier van justitie zich vinden in het advies van psychiater om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen en opdracht te geven tot opname en observatie in het PBC.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw onderschrijft het advies van de psychiater. Veroordeelde was ver gevorderd in zijn resocialisatietraject. Hij voelde zich noch op de TMV, noch in de woning van zijn ex-vrouw thuis. Het is niet verwonderlijk dat dit hem veel stress heeft opgeleverd en dat dit heeft geleid tot een situatie waarin hij zich niet aan alle regels heeft gehouden. Ondanks de stress heeft veroordeelde heel knap zelf een vaste baan geregeld. Het mislukken van het traject lijkt voor een groot deel samen te hangen met het niet krijgen van een eigen woning. De raadsvrouw pleit ervoor om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen en opdracht te geven tot opname en observatie in het PBC teneinde een helder beeld te krijgen van de factoren die tot de huidige situatie hebben geleid.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het verlengingsadvies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De terbeschikkingstelling van veroordeelde is in 2005 aangevangen en sinds 2019 bevond veroordeelde zich in de transmurale fase. Ondanks een geleidelijke en stapsgewijze resocialisatie is veroordeelde toch teruggevallen in delictgerelateerd gedrag. De kliniek ziet geen heil in een derde behandelpoging en zet in op een langdurig zorgtraject en een verlenging van de termijn met twee jaar. De externe deskundigen adviseren daarentegen eerst te onderzoeken welke onderliggende factoren hebben geleid tot het mislukken van het resocialisatietraject en of er alternatieven zijn voor een opname in een longcarevoorziening. Zij adviseren tegen die achtergrond om de terbeschikkingstelling en de dwangverpleging met een jaar te verlengen.
In beginsel is het uitgangspunt dat de termijn van de terbeschikkingstelling met het bevel tot dwangverpleging wordt verlengd met twee jaar indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar. Gelet echter op de adviezen van de externe deskundigen ziet de rechtbank reden om van dit uitgangpunt af te wijken. De rechtbank kan en wil niet treden in het behandelbeleid van de kliniek, maar veroordeelde is van ver gekomen en in de transmurale fase leek hij voor langere tijd stabiel te blijven. Gelet op de adviezen van de externe deskundigen geeft de rechtbank de kliniek in overweging om toch te onderzoeken of er alternatieven zijn voor een opname in een longcarevoorziening. De rechtbank is van oordeel dat er zicht moet worden gehouden op de behandeling en de situatie van veroordeelde en de (on)mogelijkheden. Zij zal daarom de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengen.
De rechtbank wijst het verzoek af om opdracht te geven tot opname en observatie in het PBC, nu er geen discrepanties bestaan tussen de diagnostische conclusies van de externe deskundigen en de kliniek inzake de psychische stoornissen van veroordeelde.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2021.
Mr. Krijger is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.